Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik geloof de wederopstanding des vleses

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik geloof de wederopstanding des vleses

De Apostolische Geloofsbelijdenis (19)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het stoffelijk overschot
Wanneer we via de media op de hoogte gesteld worden van een dodelijk ongeval, spreekt de nieuwslezer in het bericht over het 'stoffelijk overschot' van degene die verongelukt is. Wanneer een mens gestorven is, rest immers slechts het stoffelijk lichaam, dat in zekere zin niet meer van belang is.
Hoewel we in een tijd leven, waarin het lichamelijke een grote rol speelt, denk aan de fitness-centra, de nadruk op gezondheid, blijft dit kennelijk tot het leven beperkt.
Waar de dood is ingetreden, is het lichaam nauwelijks of niet meer van waarde.
In de christelijke gemeente wordt door velen gesproken over het lichaam als het stoffelijk omhulsel, terwijl daarbij het woord 'slechts' gebezigd wordt.
Hoewel in het spreken over het 'omhulsel' de gedachte wordt weergegeven, dat er iets van hogere waarde is, dat door het lichaam omhuld wordt, komt toch de visie op en de waardering van het lichaam overeen.
Het is slechts stoffelijk. Uiteindelijk niet meer van belang.
Waar iemand gestorven is, rest slechts een stoffelijk overschot of omhulsel, dat aan de groeve of zoals helaas tegenwoordig in ons land ook meer en meer geschiedt, aan het vuur wordt prijsgegeven.
Staat deze onderwaardering van het lichaam en lichamelijke niet op gespannen voet met wat, in overeenstemming met de bijbel, in de apostolische geloofsbelijdenis beleden wordt?

Dualisme
Eeuwenlang heeft het zogenaamde dualisme een rol gespeeld.
We komen het onder andere tegen in het Griekse denken. Dit dualisme kent een sterke tegenstelling tussen het lichamelijke en geestelijke. Het geestelijke is het hogere, het meer verhevene, het stoffelijke, het lichamelijke is het lagere, het minderwaardige. Dit dualisme doet en deed ook opgeld in de oosterse godsdiensten en filosofieën. Het lagere, het lichaam, kan daarom in die gedachtenwereld na het overlijden worden overgegeven aan het vuur.
Dat is zelfs beter, opdat de ziel zo snel mogelijk in een andere lichamelijke gestalte kan reïncarneren. De invloed van het dualisme op het christelijk geloof is van oudsher groot geweest. Vanuit dit dualisme waren er in de kerk zelfs mensen, die ontkenden, dat Jezus een echt lichaam gehad zou hebben. Dat was immers minderwaardig. Het hebben van een stoffelijk lichaam zou afbreuk doen aan de hoogheid van God. Hoewel het te waarderen is, dat deze gelovigen de hoogheid van de Heere Jezus benadrukten en daarom meenden Hem zijn lichamelijkheid te moeten ontzeggen, is deze visie als dwaling afgewezen. Ook in de tijd van het Nieuwe Testament en daarna heerste dit dualisme.
Het bijbels getuigenis gaat daar tegenin. In de bijbel is immers sprake van het woord dat vlees geworden is. Het dualisme blijkt echter tot op de dag van vandaag enorm sterk te zijn. Tegen deze achtergrond is het uiterst opmerkelijk, dat de kerk belijdt te geloven in de wederopstanding des vleses. Er zijn zelfs enkele oude geloofsbelijdenissen die het nog wat aanscherpen door te spreken over 'dit' vlees. Hoewel het tegendraads was en is, is het toch geheel in overeenstemming met de schriften om dit te belijden.

Het apostolicum
Hoewel de bijbel nergens spreekt over de wederopstanding des vleses, wordt dit toch beleden in de apostolische geloofsbelijdenis. Wel wordt gesproken over de opstanding zonder meer of de opstanding van het lichaam. Het is wellicht om deze reden, dat waar het apostolicum klinkt in de gemeente, in plaats van de wederopstanding des vleses soms gesproken wordt over de wederopstanding van het lichaam. De reden daarvan kan ook liggen in het feit, dat men meent door deze wijze van uitdrukken het voor de moderne mens verstaanbaarder te maken.
Er kan echter ook meer achter zitten. Staat de belijdenis van de wederopstanding des vleses niet haaks op het woord uit de Schrift, dat vlees en bloed het koninkrijk Gods niet kunnen beërven, terwijl Paulus wel spreekt over een, geestelijk lichaam.
Zo beschouwd zou het belijden van de wederopstanding van het lichaam bijbelser zijn, dan het belijden van de wederopstanding des vleses.
De vraag is echter, wat Paulus met een geestelijk lichaam bedoelt.
Staat dit inderdaad op gespannen voet met een stoffelijk lichaam?
Mijns inziens is dit niet het geval. We kunnen daarom naar het bijbels getuigenis spreken van de wederopstanding des vleses. We zullen daarbij natuurlijk het bijbels spreken nader aan de orde moeten stellen.

Het bijbels getuigenis
Vaak is opgemerkt dat in het Oude Testament in tegenstelling tot het Nieuwe Testament het geloof in de wederopstanding en het eeuwige leven niet uitdrukkelijk aan de orde komt. Terwijl in de godsdiensten rond Israël gedacht werd aan het ongebroken voortleven van de geest of de ziel van de gestorvene, spreekt het Oude Testament met nadruk over dit aardse leven. In de psalmen wordt de Heere gebeden om een lang leven en het ervoor behoed te worden te moeten afdalen in het dodenrijk, waar de lof des Heeren niet klinkt. Men kan de indruk krijgen, dat het leven hier en nu centraal staat in het Oude Testament. Dit geeft de hoge waardering aan van het aardse leven. We zijn immers geschapen met lichaam en ziel. Het lichaam hoort tot Gods goede schepping. Als de Heere Adam uit het stof der aarde geformeerd heeft, ziet Hij dat het goed is. Het dualisme en het spiritualisme hebben altijd enige moeite gehad met het getuigenis van het Oude Testament. Behalve de hoge waardering voor het aardse leven klinkt in de nadruk op dit aardse leven ook het volkomen ernstig nemen van de dood door. De dood is een overmachtige en onherroepelijke werkelijkheid, die door de zonde in de wereld is gekomen. De dood geeft ook de scheiding aan tussen God en mens. In het dodenrijk klinkt de lof des Heeren niet. Van de mens uit is die diepe scheiding niet op te heffen en evenmin kunnen wij het onherroepelijke van de dood ongedaan maken. Dat er sprake mag zijn van leven door de dood heen, een ontkomen aan het onherroepelijke van de dood, is niet toe te schrijven aan iets in onszelf, maar alleen aan de macht en beloften van God. Hij kan en wil verlossen van de dood en uit de dood. Waar de zonde verzoend is, wordt de macht van de dood gebroken. Enerzijds wordt dus niets afgedaan van de ernst en de radicaliteit van het sterven, anderzijds richt het geloof en vertrouwen zich op de God des levens. In Jesaja 25 wordt zelfs gesproken van het voor eeuwig vernietigen van de dood als een eschatologische belofte.
In het Nieuwe Testament is dit niet anders. Ook daar wordt het onherroepelijke van de dood benadrukt, althans van de mens uit. Het leven hangt aan de macht en beloften van God. Bovendien komt in het Nieuwe Testament aan de orde, dat de opstanding niet een mogelijkheid van de levende God is, maar ook een werkelijkheid. Dit komt het duidelijkst aan het licht in de opstanding van Christus uit de doden. Hij is de eerstgeborene uit de doden. Christus' opstanding is het centrum van het bijbels getuigenis. Bovendien spreekt Paulus over Christus als eersteling.
In Zijn opstanding uit de doden is Christus niet een eenling, maar de eersteling. Er is een onlosmakelijk verband tussen Zijn en onze opstanding.

Continuïteit en discontinuïteit
Het goed verstaan van het Nieuwe Testament in deze is niet altijd eenvoudig. Enerzijds krijgen we de indruk, dat aan deze werkelijkheid een definitief einde komt, anderzijds zien we dat er sprake is van een voortgaan van dit bestaan.
In dit verband wordt gesproken over continuïteit en discontinuïteit. Dit komt onder andere daarin tot uiting, dat bijvoorbeeld de apostel Petrus spreekt over de aarde en de elementen, die brandende zullen vergaan, terwijl enkele verzen verder gewag gemaakt wordt van de verwachting van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. (2 Petrus 3 : 10-14) De schepping als zodanig gaat dus niet ten onder, maar ze zal door het gericht heen gereinigd aan het licht worden geheven. Deze zelfde continuïteit en discontinuïteit komen we tegen wat betreft het menselijk lichaam. De discontinuïteit wordt sterk onder woorden gebracht door 1 Corinthe 15 : 50, waar gezegd wordt, dat vlees en bloed het koninkrijk Gods niet kunnen beërven en het vergankelijke het onvergankelijke niet kan beërven. Aan de andere kant wordt gesproken over continuïteit. Paulus benadrukt ook, dat wij zullen veranderd worden.
Wij die het beeld van het stoffelijke gedragen hebben, zullen het beeld van het hemelse dragen. Ook over het lichaam wordt gesproken in verband met de continuïteit. Gesproken wordt zoals eerder werd opgemerkt over een geestelijk lichaam. Dit vormt niet een tegenstelling met een stoffelijk lichaam. Het geestelijk lichaam vormt een tegenstelling met het natuurlijk lichaam, waarvoor Paulus het woord 'psuchikos' gebruikt. Niet het aardse en geestelijke staan hierbij tegenover elkaar, maar het door Gods Geest geleide en het door de menselijke geest geleide lichaam.
Er is dus sprake van continuïteit en discontinuïteit.
Deze continuïteit ligt in de trouw van God aan het werk van Zijn handen. De trouw van Hem, Wiens eigendom we mogen zijn mett ziel en lichaam. De wederopstanding des vleses is niet een ongebroken voortgang van het leven vanuit de mens. Er is niet voor niets geen sprake van een voortleven, maar van een wederopstanding. De schakel tussen heden en toekomst ligt in beloften en de kracht Gods. De continuïteit ligt niet in de persoon of het geschapene zelf. De enige, die eeuwig en onsterfelijk is, is de Heere Zelf.

Een onsterfelijke ziel
Zoals u wellicht zult weten, is er ook in het christelijk geloof de gedachte aan de onsterfelijke ziel. Sommige theologen gaan ervan uit, dat dit samenhangt met een invloed van het Griekse denken. Het dualisme, waar eerder over gesproken werd, speelt hier weer een rol. In dat dualisme bestaat de tegenstelling tussen de onsterfelijke ziel en het sterfelijk lichaam. Je komt dit niet alleen tegen bij de kerkvaders, maar ook bij de reformatoren. Is dit nog een rest dualisme of is er vanuit de schriften aanleiding om over de onsterfelijkheid der ziel te spreken?
Vaak worden de geschiedenissen van Lazarus en de moordenaar aan het kruis aangehaald. Waar is de ziel van Lazarus geweest gedurende de tijd, dat hij in het graf lag? Is de ziel van de moordenaar op grond van Christus' belofte niet direct naar de hemel gegaan? Paulus spreekt over het ontbonden en met Christus zijn.
De vraag is of de bijbel de tegenstelling tussen onsterfelijkheid en opstanding kent. Over onsterfelijkheid wordt in verband met de mens in de bijbel niet gesproken, over opstanding en overwinning van de dood des te meer.
Slechts in en om Christus en Zijn werk is er sprake van leven door de dood heen. De Heidelbergse Catechismus spreekt van het van stonde aan opgenomen worden van de ziel tot Christus haar hoofd, terwijl het lichaam wacht op de wederopstanding.
De band tussen ziel en lichaam wordt daarin vastgehouden, hetgeen na zondag 1 niet verwonderlijk is. Ook in de Heidelberger ligt de nadruk op het feit, dat het leven, dwars door de dood heen staat of valt met de macht en trouw van de levende God. Zonder de levende God en Zijn kracht is er geen leven noch van het lichaam, noch van de ziel.

De relevantie van dit belijden
In de eerste plaats biedt het geloof in de wederopstanding des vleses een geweldige troost. De troost, dat God trouw houdt aan het werk van Zijn handen.
Ook dus aan het werk van de schepping van ons lichaam. Uiteindelijk komt de dag, waarop lichaam en ziel weer verenigd worden. Dan zal het heil volkomen zijn.
Ons unieke aardse bestaan wordt dus volkomen serieus genomen. Niet onze ziel komt steeds weer in een ander lichaam terug, maar onze ziel wordt eens verenigd met ons lichaam. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt bovendien heel concreet over het koninkrijk van God gesproken. Het zitten onder de wijnstok en de vijgeboom, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. De wederopstanding van het lichaam betekent ook, dat wij zorgvuldig met ons lichaam moeten omgaan. Het is een tempel van de Geest. In velerlei zin mag dit vandaag de dag benadrukt worden. Ook het zorgvuldig omgaan met de schepping. Niet als een verheerlijking van de natuur, maar als een bijbels zicht op het werk van Gods handen.
Waar een geliefde sterft, hebben wij mogelijk de neiging om te spreken over een stoffelijk omhulsel, dat we ter aarde bestellen en dat geen toekomst heeft. In het geloof mogen we echter uitzien naar de wederopstanding des vlezes. Hoe dit lichaam eruit zal zien, zal ons geopenbaard worden.
Voor meerdere elementen van het apostolicum geldt, dat hetgeen daarin beleden wordt, het van ons uit onmogelijk is en derhalve het geloven daarin moeilijk is. Daarom zal ons telkens weer verkondigd moeten worden, dat wat bij mensen onmogelijk is, mogelijk is bij God, opdat wij het door de kracht van de Geest geloven en daarin volharden.

D. M. van de Linde, Groningen

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1994

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Ik geloof de wederopstanding des vleses

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1994

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's