Christus zitten ter rechterhand Gods

Meditatie

Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Kol. 3:1

Zo ligt weer de Hemelvaartsdag achter ons en begint Pinksteren zo zachtjes aan in het zicht te komen. De Heere Jezus is als Sions zalige Koning op die doorluchte Hemelvaartsdag ten hemel gestegen. Het was de tweede trap van Zijn verhoging, die direct bij Zijn komst in de hemel naar de menselijke natuur gevolgd is door de derde, Zijn zitten aan de rechterhand des Vaders. De apostel wijst er hier op, in verband ook met zijn vorige waarschuwing tegen de valse lering en praktijk, die er ook toen al waren.

”Indien gij dan", zo zegt hij, en hij spreekt de levende Kerk aan, "indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn."

Met Christus opgewekt te zijn wil mede zeggen met Christus gestorven te zijn, één plant met Hem geworden te zijn in Zijn dood en opstanding.

Ja, wat is dat een onuitsprekelijk voorrecht, met Christus opgewekt te zijn uit de doden, dat is met Hem gestorven te zijn, en met Hem uit de macht van dood en hel in het onvergankelijk en eeuwig geestelijk leven overgebracht te zijn. Met Hem als hun plaatsbekledend, leven verwervend en leven gevend Hoofd in levende gemeenschap gesteld, als de leden van Zijn lichaam, nog wel niet naar het lichaam, maar toch naar de ziel. Nog niet in de volmaaktheid van de hemel, maar toch wel wat betreft het dierbare recht in en op en door Hem. Ja, het geldt ook ten opzichte van het allereerste begin van die gemeenschap aan Hem, in dit aardse tranendal en de levende hoop op Hem, dat Hij, Die het werk in hun ziel begonnen is, het ook voort zal zetten tot hun eeuwige zaligheid in het hemelse vaderland.

Met Hem opgewekt, als hun dierbare Borg en Middelaar, Die door Zijn lijden en sterven de smarten van de dood heeft ontbonden. Hij heeft de hemel weer voor hen ontsloten, zodat ze als dierbare vrucht van Zijn opstanding met Zijn hemelvaart, mede met Hem gezet zijn in de hemel. Hij met Zijn verheerlijkte menselijke natuur, en Gods volk zolang ze hier op aarde zijn met de band der genade en het zielzaligend geloof Dat geloof is immers het door God Zelf verordende en geschonken middel, om met Hem in levende gemeenschap te zijn.

Waar dit nu zo is, wordt Gods volk vermaand te zoeken de dingen die boven zijn. Zoeken zullen ze. Want ze missen aan deze zijde van het graf nog het volmaakte. Ze zien nu nog slechts als door een spiegel in een duistere rede. Heilbegerig en biddend zullen ze zoeken. Met een uitgestrekt verlangen van de ziel zoeken ze naar deze parel van grote waarde, en dat met verachting en verlaten door genade van alles wat dit niet is.

Voortdurend zullen ze bij het zoeken weer in het standelijk gemis gezet worden, opdat ze recht uit het levend gebrek telkens naar Hem en het zalig hemels goed uitzien, opdat het zoeken vinden medebrenge.

Ze zullen dan zoeken. En waarnaar zal dat zijn? De dingen die boven zijn. Dat zijn de hemelse dingen. Van nature zoekt de mens de aardse dingen, die beneden zijn, de veelsoortige ijdelheden van deze wereld. Het volk van God krijgt echter door genade een andere levensweg.

Het burgerrecht is in de hemelen. De hemelse dingen zijn de geestelijke dingen, die geen oog gezien heeft en geen oor gehoord heeft en in geen mensenhart is opgeklommen. En dat om God daarin eeuwig te loven en te prijzen.

De dingen, die boven zijn, zijn ten eerste God Zelf in de uitstraling van Zijn lieve deugden en werken. God, Die de hemel heeft tot Zijn troon en de aarde tot de voetbank van Zijn voeten.

Dat zal vervolgens de Heere Jezus Zelf zijn, de Weg, de Waarheid en het Leven, zonder Wie niemand de Vader kan zien, in al Zijn lieve graveerselen, als Profeet, Priester en Koning, als de oudste Broeder en de gezegende Bruidegom, aan Wie alles gans begeerlijk is, en dat in het bijzonder aan de rechterhand des Vaders. Dat zal voorts de Heilige Geest zijn, zonder Wie niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn. Dat zullen voorts al de weldaden zijn, uitlopend in de eeuwige onvervreemdbare zaligheid.

Inzonderheid ziet alles hier op de heerlijkheid van de Heere Jezus, als verheerlijkte Sions Koning aan de rechterhand des Vaders, Wie alle macht in hemel en op aarde geschonken is tot verheerlijking van God en tot zaligheid van de Zijnen.

Ze zullen dat alles zoeken, hier op aarde door middel van Gods Woord en de zalige bediening des Geestes in de weg van de oefeningen van godzaligheid en met het afsterven van zonde, wereld en zichzelf Want waar de schat is, aldaar zal ook het hart zijn. Dat zoeken en bedenken van de dingen die boven zijn zal hemelse gedachten, een hemelse gezindheid, en een hemels zielsvermaak inhouden met een vaste afkeer van het zondige en ijdele van deze wereld. En dat dan in de weg van de dagelijkse bekering, zoals de Catechismus dat in Zondag 33 aanwijst, als het afsterven van de oude en de opstanding van de nieuwe mens, zich uitend in de ware praktijk van de godzaligheid, uit het geloof, naar de Wet en tot Gods eer in de verborgen omgang met de Heere, zoals de psalmdichter zegt:

Gods verborgen omgang vinden Zielen, daar Zijn vrees in woont; 't Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden. Naar Zijn vreêverbond, getoond. D'ogen houdt mijn stil gemoed Opwaarts, om op God te letten; Hij, Die trouw is, zal mijn voet Voeren uit der bozen netten.

Dat zal in het bijzonder ten opzichte van de Heere Jezus zijn, zoals Hij verheerlijkt is aan 's Vaders rechterhand, een oefenen van een voldierbare gemeenschap des geloofs aan Zijn Persoon, heerlijkheid en weldaden. Dat zal een geheiligde goedkeuring inhouden over al Zijn wegen, als het levend gesteld mag zijn in het hart. En in het bijzonder in zalige onderworpenheid aan de Heere, aan Christus, zal er een genegenheid en begeerte zijn, om slechts Hem te verheerlijken, en voor Hem alleen te leven met volle verzaking van alles wat daarbuiten is.

En zo moge het zijn voor Gods nog veelszins missend en zich schuldig wetend volk in dit alles:

Meditatie vervolg

Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet, Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven;

Nooddruftigen veracht Zijn goedheid niet; Nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven.

Neen, het is hier nog een uitwonen van de Heere. Dat zal eens ophouden. Dan zal al Gods volk dat aan deze zijde van het graf nog zo vaak bedrukt is, en dat nu nog maar als bij ogenblikken de heerlijkheid van dat dierbare Hoofd Christus krijgt in te leven voor eeuwig bij Hem in het

Vaderhuis daarboven zijn.

Dan zullen zij allen ook aan Gods rechterhand gesteld worden. Dan zullen ze niet meer uitwonen, maar eeuwig en altoos bij Hem inwonen. Dan zal de stok van de drijver niet meer nodig zijn, en geen weedoende doorn of stekende distel zal daar nog zijn, want God Zelf zal alles en in allen zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen