Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vrijmaking II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrijmaking II

Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn. Johannes 8 : 36

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar niet alleen voor de Joden, ook voor ons, die van nature heidenen zijn, geldt het woord van de Heere Jezus: Indien de Zoon u zal vrijgemaakt hebben zo zult gij waarlijk vrij zijn. En dan doen zich vele vragen op, die ieder voor zichzelf zal hebben te beantwoorden. Allereerst is het de grote vraag of wij aan vrijmaking wezenlijke behoefte hebben, door inwendige zaligmakende overtuiging van de geestelijke slavernij, waarin wij van nature liggen. En de tweede vraag is, of wij die vrijmaking zoeken bij en vei-wachten van de Zoon en van Hem alleen, met verlating en verzaking van alles buiten Hem. En 'de derde vraag is, waarin die vrijmaking toch wel bestaat en hoe de vrijgemaakte zondaar zich bevindt. 

Om het hierbij maar te laten, gaat het dus eerst over de behoefte aan vrijmaking, welke bij de mens van nature geheel ontbreekt. Men gevoelt niet de" knellende banden der geestelijke slavernij, onder de macht van satan, wereld en zonde. Men ziet niet, dat men in zulk een ontzaglijk gevaar verkeert, om voor eeuwig om te komen. Men hoort niet de bedreiging van dé wet en de lieflijke nodigingen van het Evangelie, want het oor is zwaar om te horen. Men gevoelt niet, dat de zonde scheiding gemaakt heeft en nog steeds maakt en men beseft niet, wat het zal te zeggen zijn, om voor eeuwig verloren te gaan. Het hart is vervuld met hoogmoed en eigenliefde en dodelijke gerustheid. De dingen dezer tegenwoordige wereld nemen de hoogste plaats in, ondanks de soms zuivere belijdenis, die nimmer in praktijk gebracht wordt.

Hoe noodzakelijk is het dan toch, dat de mens ontdekt wordt aan zijn verloren staat en toestand, door Woord en Geest, om uitgedreven te worden uit alle toevluchten der leugenen, en om in wezen vrijgemaakt te worden van de heerschappij voeren de macht des satans, en dat Christus inkomt in het huis van de sterkgewapende, om hem zijn vaten te ontroven, teneinde zij zouden worden vaten der barmhartigheid.

Evenzeer is het nodig, dat men door een levendmakende daad Gods wordt vrijgemaakt van de machten der zonde en des doods en dat de kracht der vijandschap in ons gebroken wordt. Zolang de blindheid niet wordt weggenomen zal er geen behoefte aan geestelijke vrijmaking komen, maar als de mens zaligmakend geplaatst wordt voor de spiegel van Gods wet, en daarin de deugden leert kennen van de hoogste Wetgever en zijn eigen totale verdorvenheid en mismaaktheid door de zonde, als de schuldbrief maar eens recht thuisgestuurd wordt, en de breuk wordt opengelegd tussen God en de ziel, dan komt er een levendige behoefte aan verlossing en vrijmaking van de vloek der wet.

Hoe geheel anders wordt het dan in het hart van zulk één. Wat te voren slechts belijdenis der lippen was, wordt dan beleving van binnen en dat vooreerst in het verborgen tussen God en de ziel. Het diene ongeluk, waarin men zich bevindt, laat zich niet in woorden uitdrukken, en door innerlijke schaamte voor God, durft men zich tegen mensen niet te openbaren, en vooral niet tegen Gods volk, die men als heiligen van hoge plaatsen niet durft te benaderen. En temidden van al de beroeringen en slingeringen zijn er weleens zodanige trekkingen der Goddelijke liefde, dat er hoop geboren wordt, dat het nog eens gebeuren zal, en dat zij nog eens waarlijk bekeerd zullen zijn.

Evenwel blijft de weg der zaligheid soms lang verborgen, en dan zoekt men de vrijmaking bij de wet, hetgeen op steeds grotere teleurstelling uitloopt. Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God Zijn Zoon zendende, in de gelijkheid des zondigen vleses en dat vóór de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. De wet heeft geen vermogen om een schuldige zondaar vrij te maken, zij kan slechts eisen.

Hoe nodig is het, dat de men dóór de wet, aan de wet leert sterven, inlevende, dat uit ons in der eeuwigheid geen vrucht kan voortkomen, zodat we met al ons wettisch gewoel in de dood mogen vallen voor God. Maar als dan die weg in Christus ter verlossing ontsloten wordt en het licht er over opgaat, dat Hij de wet vervuld heeft, en van haar vloek ontwapend heeft, en de weg gebaand heeft, dat een schuldig en verdoemelijk Adamskind kan zalig worden met behoud van de aanbiddelijke deugden Gods, wat is dat een wonder en wat geeft dat een aanvankelijke ruimte in de ziel. Dan roept men wel uit: Nu kan ik nog zalig worden, ondanks al mijn schuld en zonde.

Dan komt er een andere gang in de werkzaamheden, men wendt zich af van de wet, zijnde die gestorven in beginsel en wendt zich heen met het toevluchtnemend geloof tot die Fontein, die er in Christus geopend is, tegen de zonde en tegen de onreinheid. Ja, als het geloof in oefening is, verloochent en verzaakt men alle werkzaamheid als grond voor de eeuwigheid, om alleen op Hem te zien en op Zijn volmaakte gerechtigheid. Die alleen redt van de dood. En toch blijft de volle vrijmaking nog achterwege, dewijl Gods recht niet ten volle is opgeluisterd en wel onderhandelingen, maar geen afhandelingen hebben plaats gehad.

Deze nadere en bijzondere weldaad, die aan slechts weinigen van Gods volk in deze donkere tijden ten deel valt, is de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, waarbij de zondaar zodanig verenigd wordt met Gods recht, dat geen zucht tot behoud overblijft, maar waarbij Christus als schuldovernemende Borg tussenbeide treedt, en de schuld overneemt en Zijn gereohtigheid toepast en het vrijsprekend vonnis van de Vader, als Rechter, in het hart wordt afgekondigd door de Heilige Geest. Dan wordt de vrijmaking eerst recht omhelsd door het geloof en staat de mens in de vrijheid, met welke hem Christus heeft vrijgemaakt.

Hoe grotelijks bevoorrecht zijn zodanige mensen, die vrij van de heerschappij der zonde en des doods, maar ook vrij van de vloek der wet, mogen staan in een verzoende betrekking met de Heere en evenwel die vrijheid niet gebruiken tot een oorzaak voor het vlees. Integendeel, juist doordat zij vrijgemaakt zijn van de zonde in haar kracht, zullen zij de Heere zoeken te behagen uit dankbaarheid voor Zijn onuitsprekelijke gave, door een nauwgezette wandel. Wel verre van met wettische dienstbaarheid wat te willen worden voor God, zullen zij, omdat God in Christus wat wilde worden voor hen. Zijn Naam er niet aan wagen, om gelasterd en gesmaad te worden.

En wordt hun vlees door het kwade licht verrast, hoe smartelijk valt hen dat telkens weer, en onrustig blijft het in hen, zolang de reiniging des gewetens niet opnieuw heeft plaats gehad in de geloofsgebruikmaking van Christus. En door alles heen voltrekt zich het proces van de afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens, met al de strijd en met al het kruis, dat er aan verbonden is. Het vlees begeert tegen de geest en omgekeerd en dat baart veel moeite en verdriet op aarde, alsmede de strijd van buiten met de wereld, en de strijd onder elkander als kinderen Gods.

Maar de zonde zal over hen niet heersen, want zij zijn niet onder de wet, maar onder de genade. En Christus zal hun zielen door de reinigende kracht van Zijn bloed en Geest meer en meer vrijmaken van de nog in hen overig zijnde verdorvenheden, indien zij slechts wakende en nuchteren zijn en van harte begeren Hem op aarde te mogen verheerlijken als leesbare brieven van vrije genade, en. hun eigen vlees te mogen kruisigen met al haar dwaze en schadelijke begeerlijkheden.

Hoe jammer is het, dat de praktijk helaas zo ver weg is in onze donkere tijden, en dat kan ieder bij zichzelf zoeken  en vinden Indien het zelfs maar beseft werd dat het zo ver weg is, doch dat besef is er haast ook al niet meer, gezien de zelfingenomenheid en geestelijke hoogmoed zelfs bij Gods volk. Dat de Heere er in genade om Christus' wil over op mocht staan, om ons allen waarlijk te vernederen voor Hem, voor het eerst of bij vernieuwing.

Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1956

De Saambinder | 4 Pagina's

De vrijmaking II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1956

De Saambinder | 4 Pagina's