Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geloofsleer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geloofsleer

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De roeping

Alles wat God werkt is volmaakt, want Hij is volmaakt in Zijn wezen en in Zijn werken. Tot deze volmaaktheid behoort ook de orde en de harmonie in Gods werken. Deze orde blonk uit in de wijsheid waarmee God de werken in de schepping tot stand bracht.

Eerst schiep Hij de levenloze schepping, daarna de bezielde schepping. De schepping van de bezielde schepselen werd voltooid met de schepping van het redelijke schepsel, de mens. Met deze beelddrager Gods was het scheppingswerk in een volmaakte orde van zes dagen volvoerd.

Zoals God volmaakt is in de werken van de schepping, zo is Hij ook volmaakt in de orde van de werken in de herschepping.

We noemen dit de orde des heils. Zo genoemd omdat het de orde is waarin de heilsweldaden uit het genadeverbond worden meegedeeld en uitgewerkt. Al deze heilsweldaden zijn door Christus als de Verbondsmiddelaar verdiend. Als Middelaar van toepassing deelt Hij ze ook door de Heilige Geest mee. Deze meedeling door de Heilige Geest is aan al degenen, voor wie Christus deze weldaden verworven heeft. Dat zijn de uitverkorenen Gods. De plaats waar deze mededeling geschiedt, is in de uitwendige kerk op aarde, maar ook in de triumferende kerk in de hemel. Want er zijn heilsweldaden die Christus verworven heeft voor het tijdelijke leven. Dit zijn: roeping, wedergeboorte, geloof, rechtvaardigmaking, heiligmaking, volharding en genademiddelen.

Er zijn ook heilsweldaden die Christus verworven heeft voor na dit leven. Dit zijn: opstanding van het vlees, het laatste oordeel en het eeuwige leven.

Deze heilsorde is geen systeem waaraan de mens God zou binden. Het is een heilige orde naar de vrije wil Gods, waaraan Hij de mens bindt.

God roept de dingen die niet zijn alsof ze waren. Dat deed Hij in de schepping, dat doet Hij ook in de herschepping. Door Zijn almachtig spreken richt Hij op en doet Hij wederkeren diegenen die van Hem afgevallen zijn. Het gaat in dit gedeelte om de roeping tot zaligheid en niet om bijvoorbeeld de roeping van het volk Israël of om de roeping tot een ambt.

Deze roeping wordt bijzonder aan God toegeschreven. Gegrond op de verdienste van Christus roept God door de Heilige Geest tot de zaligheid.

De noodzaak om geroepen te worden veronderstelt het veraf zijn van degene die geroepen wordt. Zo bevindt zich de zondaar die geroepen wordt in de staat van de drievoudige dood. Hij bevindt zich gescheiden van God en van de verbonden der belofte.

De natuur laat deze roeping tot de zaligheid niet uitgaan. In de natuur betoont God wel Zijn almacht en Zijn voorzienigheid. Er is geen schepsel tot wie de sprake Gods in de werken van de natuur niet komt. Nochtans leert niemand hieruit de kennis van de drieënige God en van de Zaligmaker Christus.

De roeping die God doet uitgaan door Zijn Woord komt niet tot alle schepselen, maar tot allen tot wie Hij Zijn Woord zendt.

Het is echter de opdracht aan de kerk om het evangelie aan alle kreaturen te prediken.

Zo kwam de oud-testamentische roeping krachtens de verbondsbedeling alleen tot de Joden.

In de nieuw-testamentische verbondsbedeling moet de roeping ook tot alle heidenen zonder onderscheid uitgaan.

Tweeërlei roeping

We moeten hier onderscheid maken tussen de uitwendige en de inwendige roeping.

De uitwendige roeping

Christus heeft bevolen om het evangelie zonder onderscheid aan alle kreaturen te prediken. Dit woord komt zowel tot de uitverkorenen als tot de verworpenen. De predikers weten niet wie het zijn die verkoren zijn. Als gezanten van Christus bidden zij van Godswege om zich met God te laten verzoenen. Deze uitwendige roeping houdt niet in dat Christus voor allen gestorven is. Christus verwierf niet alleen een mogelijkheid van zaligworden, maar de volkomen zaligheid, ook de toepassing ervan.

Door de prediking van het Evangelie wordt de zondaar Christus aangeboden onder bevel van bekering en geloof Welmenend betuigt de Heere geen lust te hebben in de dood van de goddeloze. Maar Hij heeft er lust in dat de zondaar zich bekeert en leeft.

Zowel de prediking van de profeten als van Johannes de Doper en de Heere Jezus en de apostelen is geweest: Bekeert u en gelooft het Evangelie.

Van deze roeping door het Evangelie wordt niemand uitgesloten. De veelheid en grootheid der zonde is geen verhindering. Want het offer van Christus is genoegzaam voor de grootste der zondaren.

Alleen zij die de zonde tegen de Heilige Geest bedreven hebben, worden buiten de evangelieprediking gesloten.

Daarbij doet God deze uitwendige roeping van algemene gaven en werkingen van de Heilige Geest vergezeld gaan.

Zo is er de weerhoudende kracht die bewaart van vele uitbrekende zonden en die de consciëntie bindt. Er is een algemene verlichting van het verstand aangaande Gods Woord en de dingen van Gods Koninkrijk.

Er zijn bekwaamheden waardoor een mens dienstbaar kan zijn in de kerk op aarde. Ja, zelfs bijzondere ambtelijke gaven die hem door de Heilige Geest verleend worden. We zien dit bij Bileam, Saul, Judas en Demas.

Nimmer gaat de roeping door het Evangelie tevergeefs uit. Dat Woord zal niet ledig tot God wederkeren, maar doen wat Hem behaagt. Wanneer het Woord vruchteloos blijft in het leven van de hoorder, dan ligt daarvan niet de schuld in het Woord, maar in de hoorder. Het is hem een reuke des doods ten dode en niet des levens ten leven. De na- tuurlijke mens begrijpt het niet, het is hem een dwaasheid. De mens in zijn doodstaat laat zich niet tot bekering en geloof raden of bewegen. In zijn hoogmoed en vijandschap verwerpt hij het aangeboden heil. Daardoor volvoert de mens moedwillig en om eigen schuld zijn verwerping. Het is opmerkelijk dat zowel Jesaja als de Heere Jezus en de apostel Paulus deze bedreiging op de verwerping van het Woord hebben uitgesproken.

Nooit zal de schuld bij de roeping gelegd kunnen worden. Ook is er geen schuld bij God. Want onder tranen worden de hoorders gebeden: Laat u met God verzoenen.

De verwerping van de weimenende roeping door het Evangelie wordt in Gods Woord met de allerzwaarste straf bedreigd. Dit wee heeft de Heere Jezus uitgesproken over de onboetvaardige steden, waar Hij het meest gepreekt heeft en de meeste wonderen verricht heeft.

De inwendige roeping

Is het verwerpen van het Evangelie en het daardoor verloren gaan eigen schuld, het behouden worden door datzelfde Woord is een souvereine genadedaad Gods. Het is noch hij die plant, noch hij die natmaakt, maar het is God Die de wasdom geeft.

In de inwendige roeping is het Woord niet anders, noch de gesteldheid van de hoorder. Maar door de Heilige Geest past God het Woord dadelijk toe aan het hart, waardoor het hart voor Gods Woord geopend wordt.

Zo werkt de inwendige roeping dadelijk de levensvernieuwing of wedergeboorte en brengt de dode zondaar almachtig tot het leven.

Deze daad wordt gewerkt door de vrijmacht en de almacht Gods.

Want God roept de uitverkorenen krachtdadig en inwendig.

Die Hij te voren gekend heeft, heeft Hij ook geroepen naar Zijn voornemen.

Zo roept God in het uur van Zijn welbehagen uit de duisternis van hun doodstaat tot Zijn wonderbaar licht.

Hij trekt ze, verlicht hun ogen en wekt ze op uit de dood.

Deze inwendige roeping neemt de doodstaat weg en overwint alle tegenstand en vijandschap. Ze is onwederstandelijk en wordt terstond gehoor gegeven. Door de inwendige roeping wordt onmiddellijk de wedergeboorte gewerkt en het geloof ingeplant.

Nimmer werkt God deze inwendige roeping zonder de uitwendige roeping.

Want het geloof is door het gehoor en het gehoor door de prediking. Daarom beveelt God de uitwendige roeping en schenkt de uitwendige roeping als het gezegende middel tot de inwendige roeping.

Daarmee is het de dure roeping van de kerk om de uitwendige roeping voortdurend uit te laten gaan. Zowel in het midden der gemeente als onder hen die de uitwendige roeping niet kennen.

Stolwijk,

ds. CA. van Dieren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994

De Saambinder | 12 Pagina's

De geloofsleer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994

De Saambinder | 12 Pagina's