Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlandse Geschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De voltrekking van het vonnis. Zo zou deze dan voortgang vinden. De nacht voor de executie had men het schavot opgeslagen. Nadat de advocaat bij het morgenkrieken nog een afscheidsbriefje aan zijn familie had geschreven, werd hem tegen acht uur aangezegd, dat het tijd was. Hij begaf zich naar de zaal der rechters, maar deze waren nog niet gereed. Om half negen kwam hij terug en werd de sententie (= het vonnis) voorgelezen, wat hij zittend aanhoorde. Ilij was zeer verontwaardigd en zei na de voorlezing: , , De rechters zetten veel in mijn sententie, dat zij uit mijn confessie (= bekentenis) niet zullen trekken." Ook protesteerde hij tegen de verbeurdverklaring van zijn goederen. „Is dat het loon", zo vroeg hij, „voor 43 jaar dienst den lande bewezen? " Maar een der rechters riep hem toe: „Uw sententie is gelezen! Voort! Voort!" Circa negen uur begaf hij zich, leunend op zijn „stokske" en gesteund door de arm van zijn dienaar, naar het schavot. Een grote menigte had zich op het Binnenhof verzameld. Maar Maurits had gelast, dat alle vensters en luiken van zijn woning gesloten moesten worden. Ook mochten zijn dienaren zich niet buiten vertonen en de Prins kwam niet vóór etenstijd uit zijn kabinet. Pas toen vernam hij van een kamerdienaar, dat de executie geschied was.

Toen hij op het schavot kwam zei hij: „O, God, wat komt er van de mens." En zich tot het volk richtend, sprak hij: „Mannen, gelooft niet, dat ik een landverrader ben. ik heb oprecht en vroom gehandeld als een goed patriot en die sterf ik. Jezus Christus zal mijn Leidsman zijn." Zijn laatste woorden waren: Heere God, hemelse Vader, ontferm U mijner."

De beul had hij verzocht het „kort te maken." Bevens van ergernis ging hij de dood in, onverzettelijk zijn stuk vasthoudend, tot het laatste ogenblik.

De schuldvraag van Oldenbarnevelt. Hieraan wijdt Groen (begrijpelijk: hij was rechtsgeleerde) enige regelen. Tot op de huidige dag worden toch de toen voorgevallen feiten zo verschillend beoordeeld. Dikwijls speelt de gevoelsfactor bij vóór-en tegenstanders een grote rol. Maar, nietwaaif, Themis hanteert haar weegschaal geblinddoekt!

Oldenbarnevelt zei: (zie Groen). „Ik wil de rechters niet beschuldigen; maar ik kom in een tijd, waarin men andere regelen van regering volgt dan men placht (n.1. voorheen L) te doen."

Maurits zei daartegen in: „De advocaat heeft die nieuwe regelen in de staat niet gevonden, maar trachten in te voeren."

Groen beschouwt deze tegengestelde uitspraken èn als eenzijdig èn te goeder trouw, d.w.z. beiden waanden dat zij het bij het rechte eind hadden.

Hij constateert dan verder, dat men vóór Oldenbarnevelt nooit aan zo ver gedreven onafhankelijkheid en oppermacht van provinciën en steden had gedacht, als later onder invloed en leiding van de advocaat tot regel was gesteld. Zeker, hij vond reeds vóór de opstand een krachtig streven naar gewestelijke en stedelijke zelfstandigheid en het werd door de opstand gesterkt.

Natuurlijk was in zo'n geval van een centraal bestuur, zoals de Unie van Utrecht bedoelde (de Staten Generaal het souvereine orgaan) geen sprake.

Groen wijst er voorts op, dat in de dagen van de felle strijd tegen de landsheer, dat plegen van gewestelijke souvereiniteit nog te begrijpen was (waar niet alle gewesten aanvankelijk één lijn trokken), maar dat gaf aan Oldenbarnevelt c.s. niet het recht van de begrijpelijke uitzondering een systeem te maken.

De advocaat had kennelijk gjestreefd naar een oligargische regeringsvorm (d.i. de regering in handen van regentenfamilies) en zich daarin veilig gevoeld. Maurits zag het aan. Maar toen die heren hun macht gingen gebruiken tegen een onmondig gehouden bevolking tegen de godsdienst van het aanzienlijk calvinistisch deel der bevolking, toonde dit zijn taaie weerstand, nu het ging om de dierbaarste goederen; en dat onder leiding van Oranje. Zie verder Groen, pag. 215.

Het vonnis over de medegenoten van Oldenbarnevelt. Nog in zijn laatste nacht had de advocaat zich zeer bekommerd over het lot van deze, vooral over de jonge Hugo de Groot.

Zoals bekend had Ledenberg zich van het leven beroofd. In dezelfde zitting, waarin de sententie van Oldenbarnevelt was gelezen, was ook een vonnis geveld, waarin het lichaam van Ledenberg ter galg werd verwezen en zijn goederen verbeurd verklaard. Zijn lichaam werd enige dagen later aan de familie teruggegeven, om begraven te worden.

Met de Groot, Hogerbeets en een zekere Moersbergen, een utrechts edelman, liep het zeer eigenaardig. Niet aanstonds werden zij veroordeeld. De rechters hoopten, dat zij pardon zouden vragen. Het schavot bleef zelfs nog een paar dagen staan! Maar pardon vroegen zij niet. Mevrouw de Groot, de welbekende Maria van Reigersbergen, weerhield haar

man. Ook cle anderen dachten er niet aan.

Zo werd het vonnis geveld: voor de Groot en Hogerbeets levenslang op Loevestein plus verbeurdverklaring van goederen. Op 5 Juni 1619 gingen zij onder de kasteelpoort door in gezelschap van Maria Reigersbergen en hun dienstbode Elsje. De kastelein van Deventer moest nu maar zorgen, dat de vogels niet gingen vliegen.

Maar de „eeuwige gevangenis" heeft, althans voor de Groot niet lang geduurd. (1621). Dat had hij te danken aan vrouwe Maria en de dienstbode. Het is een vermakelijke geschiedenis geworden.

De Groot bracht zijn dagen door met studeren en spelen met zijn kinderen. Een leidse vriend zorgde telkens voor een kist met boeken. Die kist zou het middel van ontvluchting worden: het idee was natuurlijk van vrouwe Maria en Elsje zou voor transportgeleide zorgen. Toen de slotvoogd op zekere dag voor zaken afwezig was, had de ontvluchting plaats. De Groot kwam veilig in Gorcum en vertrok vandaar direct buitenslands. Wat was de kastelein boos. Maar vrouwe Maria kon niet nalaten hem ondeugend toe te voegen: „Het kooitje is er nog, maar het vogeltje is gevlogen!"

De Groot vestigde zich te Parijs en werd er het volgend jaar (1622) gezant van koningin Christina van Zweden. Dit ambt heeft hij tot 1642 bekleed. Hij stierf te Rostock in 1645.

Hogerbeets werd in 1652, toen Frederik Hendrik stadhoudezl werd, losgelaten. Ook de Groot heeft nog getracht weer terug te keren. Hij kreeg echter geen verlof.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1955

Daniel | 8 Pagina's

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1955

Daniel | 8 Pagina's