Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De goddelijke bondstrouw aan Zijn verlaten Tion toegezegd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De goddelijke bondstrouw aan Zijn verlaten Tion toegezegd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want dat zal Mij zijn ah de wateren Noachs, toen Ik zwoer, dat de xmteren Noaclis niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal. Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankeien, zegt de Heere, uw Ontfermer. Jesaja 54 : 9, 10

Alzo spreekt de Heere, om daardoor het onveranderlijke van Zijn liefde en trouw jegens Zijn volk uit te drukken. Welk een bange tijd, welk een ontzaggelijk oordeel in de dagen van Noach. God twistte alstoen in grote toom en verdelgde het menselijk geslacht door de wateren van de zondvloed. Maar God gedacht aan Noach. Toen Hij de wateren van de zondvloed had weggenomen van de ganse aarde, deed de Heere een belofte en verbond Zichzelf door een plechtig verbond, dat Hij de aarde nooit meer zou verderven door de wateren. Tot een teken van Zijn getrouwheid gaf de Heere Zijn boog in de wolken. En om deszelfs zekerheid en gewisheid wordt dit een eedzweren genaamd.

En nu zegt de Heere tot Zijn volk: „Heb Ik dit gezworen met dezelfde onverbreekbare vastigheid, dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal". Wat diepe nederbuiging des Heeren. Welk een vastigheid van Zijn trouwverbond. Welk een onwankelbaarheid van Zijn eeuwige liefde. Neen, nooit zal Hij tot verdervens toe op Zijn volk toornen.

Hoe bijzonder valt de nadruk op schelden, dat is: en toornige en richterlijke bestraffing ten verderve. Hoort maar in Psalm 9: Gij hebt de heidenen gescholden, de goddeloze verdaan". Maar zo zal Hij nooit Zijn volk schelden. Hij is met een eed daartussen gekomen, om met de apostel te spreken, Hebr. 6 : 11, om aan de erfgenamen der belofte overvloediger te bewijzen de onveranderlijkheid Zijns raads, opdat wij door twee onveranderlijke dingen (Zijn eed en verbond), in welke het onmogelijk is, dat God liege, een sterke vertroosting zouden höbben. En alsof dit niet genoeg ware, geeft de Heere nog een bewijs, hoe vast Zijn Goddelijke verbondstrouw staat, zeggende: Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer".

Hoe vast zijn de bergen en de heuvelen der aarde. En toch, die zullen wijken en die zullen wankelen. Die zullen vergaan. Maar vaster staat de goedertierenheid des Heeren tot Zijn voUc. Goedertierenheid, wat is zij? Het is Gods genegenheid en welwillen om schuldigen te verlossen en ellendigen wel te doen. O, hoe groot is die goedertierenheid, als vidj haar mogen opmerken.

Die goedertierenheid is van eeuwigheid tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen. En die goedertierenheid kunnen we alleen kennen, ak we onszelf kennen als diep schuldig, de eeuwige straf waardig, en daartegenover de openbaring van Gods genade in Zijn trouwverbond, dat staat in Christus Jezus. Want toch de goedertierenheid des Heeren tot Zijn volk heeft haar bijzonder opzicht op Gods trouwverbond, dat God met Christus en in Hem met al Zijn volk heeft gemaakt. Daarom is die goedertierenheid de springbron van alle zegeningen, van de gewisse weldadigheden Davids. Daarin schittert de heerlijldieid van 's Heeren genade en vrije liefde, hoe genade zal heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven door Jezus Christus, onze Heere. Want Deze is het, Die voor Sions schuld betaalde en de losprijs opwoog in Zijns Vaders hand. En op dit Fimdament is het, dat de goedertierenheid des Heeren vaster is dan de bergen der aarde. Dan zingt de grijze Ethan in Psalm 89, dat zij eeuwiglijk zal gebouwd worden. Zij is in Gods trouw zeker, door eedzwering bevestigd en verzegeld door het bloed des Lams. Daarom zullen de gunstgenoten des Heeren eeuwiglijk delen in die goedertierenheid of zalige verbondsgunst, gelijk de Heere zegt, dat het verbond Zijns vredes niet zal wankelen.

Verbond Zijns vredes, zo genaamd omdat het de vrede aanbrengt tussen God en Zijn uitverkoren volk door Hem, Die de enige Inhoud des verbonds is en van Wie Paulus zo voortreffelijk schrijft in de brief aan de Colossensen: „En dat Hij door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelf, hetzij de dingen, die op de aarde, hetzij de dingen, die in de hemelen zijn". Daarom wordt van Christus gezegd, dat Hij is gegeven tot een Verbond des volks, en nog elders, dat Hij is onze vrede. Die deze beide één gemaakt heeft. Daarom wordt het Evangehe of de bediening van het verbond genaamd een Evangelie des vredes, waar het vrede verkondigt hun, di© nabij, en hun, die verre zijn. Zo is dit dat eeuvng vreeverbond, dat zijn oorsprong niet heeft in voorgezien geloof en goede werken, maar in het eeuwig en onveranderlijk welbehagen van een God van goedertierenheid. Waar dit verbond verheerlijkt wordt in het hart, en de bediening van dit vreeverbond waar gemaakt wordt in het binnenste, daar wordt die vrede aangebracht, 'die alle verstand te boven gaat, die het hart vervult en de ziel beheerst. Daar mag Gods gunstgej/ti noot delen in zalige verbondsvrede, als de wezenHjke vrucht der genadige rechtvaardigmaking.

En zou dat verbond des vredes nu wankelbaar kunnen zijn? Xmmers neen. Al wankelen alle fundamenten der aarde, het verbond des vredes zal niet wankelen. Zelfs eens mensen verbond, dat bevestigd is, doet niemand teniet, hoeveel te min zal dan het verbond van vrede en zaligheid kunnen teniet gaan. Neen, de Heere gedenkt Zijns verbonds tot in eeuwigheid, des Woords, het Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten. Hoe mocht David op zijn sterfbed zich in dat verbond des vredes verlustigen. Of was het niet zijn zwanenzang: „Alhoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles welgeordineerd en bewaard is. Voorzeiker is daarin al mijn lust en al mijn heil, alhoewel Hij het nog niet doet uitspruiten". Deelgenoot was hij gemaakt van dat vreeverbond. God had Davids verlx)nd met de dood en zijn voorzichtig verdrag met de hel verbraken, hem bekend gemaakt aan zijn vloek-en doemwaardige staat, maar hem in Christus door de Heilige Geest op-en aangenorien in Zijn verbond en Hem vrede gemaakt. Zo kende David zich bondeling. Dat was niet in een hoek geschied. Welk een waardij had dat verbond des vredes voor hem. Daaruit leefde hij, daaruit sprak hij, wist hij zich verzekerd, dat de Heere dit Zijn verbond niet zou doen wankelen. O, wat is het toch een groot verschil, of iemand leeft en spreekt uit dit vefbond, of dat hij niets meer heeft dan enige zogenaamde dogmatische beschouwingen van een verduisterd verstand over het verbond. O, dat laatste doet alle troost van Gods vreeverbond missen.

O zondaar, indien de bediening van dit verbond niet verheerlijkt wordt in u, gij zult in uw zonden sterven, en derven alle vrede tot in eeuwigheid. Ach, zoek nog onder de krachtige bediening van hetzelve te komen, dat de Geest der heerlijkheid, de Geest der waarheid en van een gezonde zin uw verbond verbreke, u afroepe van de stomme afgoden, om de levende God te dienen, gelijk Abraham werd gebracht onder de zalige bediening van hetzelve, als de God der heerlijkheid hem verscheen in Mesopotamië en Zich in zalige verbondsbetrekking aan hem openbaarde. Weet het: men moge nog zo redeneren over dit verbond des vredes, maar buiten dit verbond des vredes is geen zaligheid. Maar waar dit verheerlijkt wordt in ons, hoezeer zuilen we het dan waarderen; hoe dan inleven, dat Christus het één en het al is van dit verbond, de Alpha en de Omega, het begin en het einde, en dat onze zaligheid alleen geworteld is, maar ook eeuwig zijn zal in hetzelve.

Dat is de troost voor Gods volk. Hun sterkte als zij door droefheid kwijnen. De Heere treedt Zijn volk er mede tegemoet om hen o^ te beuren. Missen ze de troost er van voor een wijle, schijnt de hemel soms donker, is hun ziel soms de verkwijning nabij, schijnt alles soms hun tegen te zijn, toch geen nood, het is maar voor een ogenblik. Alle dingen moeten medewerken ten goede van 's Heeren kinderen. In een weg van beproeving en loutering neemt de Heere gelegenheid om maar meer en meer plaats te maken voor het verbond Zijns vredes, en hun ziel toe te bereiden, dat ze zich door het geloof verliezen mag in die eeuvwge vastigheden van Gods vreeverbond, want de Heere is en blijft de Ontfermer Zijns volks. Die het ook doen zal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1955

De Banier | 8 Pagina's

De goddelijke bondstrouw aan Zijn verlaten Tion toegezegd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1955

De Banier | 8 Pagina's