Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkeraadsverkiezingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkeraadsverkiezingen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

Nu we het vrouwenkiesrecht hebben besproken en daarmede het principieele vraagstuk wie bij de verkiezing der ambtsdragers stemgerechtigd zijn, afgehandeld hebben, kunnen we thans overgaan töt enkele meer practische vragen, die de wijse van stemming raken. Al zijn deze quaesties niet van zoo principieel belang, ze geven in ons kerkelijk leven toch vaak genoeg tot moeilijkheden aanleiding, en waar voor een deel zelfs de wettigheid der verkiezing ervan afhangt, is het toch goed oók daaromtrent eenige voorlichting aan onze lezers te geven.

Vóór we dit doen dient echter eerst kort in herinnering te worden gebracht, hoe volgens ons Gereformperd Kerkrecht de roeping tot het ambt geschieden moet. Drie dingen heeft men daarbij wel te onderscheiden : vooreerst de verkiezing, waardoor de personen voor het ambt worden aangewezen ; ten tweede de approbatie, waardoor de gekozenen aan de gemeente worden voorgesteld om door haar te worden goedgekeurd ; en ten derde de bevestiging, waardoor de aldus gekozenen en goedgekeurden in het ambt worden gesteld. Geschiedt de approbatie natuurlijk altijd doordegemeente, de verkiezing en de bevestiging der ambtsdragers zijn volgens onze Kerkenorde het werk van den Kerkenraad. Intusschen behoeft dit niet te beletten, dat de Kerkéraad ook bij de verkiezing der ambtsdragers in eigenlijken zin de medewerkingder gemeenteleden kan inroepen, en hoe deze medewerking dan geschieden moet, wordt in Art. 22 onzer Kerkenorde aangegeven. Deze medewerking der gemeenteleden kan volgens onze Kerkenorde' niet daarin bestaan, dat de Kerkéraad de gemeenteleden geheel vrij laat stemmen, wie zij als ambtsdragers begeeren. Zulk een geheel vrije stemming kan alleen plaats vinden, waar er nog geen georganiseerde gemeente en geen Kerkéraad is en deze nu voor 't eerst moet gekozen jvorden, maar zoodra er een Kerkéraad is, komt aan dezen ook de leidende macht, de potestas directiva, toe. Bij de verschillende voorbeelden van verkiezing in de Heilige Schrift, zooals Hand. 1, 6, 13 en 14, zien we, hoe de Apostelen de verkiezingen geleid hebben, en hetzelfde volgt evenzeer uit het bevel door' Paulus aan Titus gegeven (Tit. 1 : 5). Van een volkssouvereiniteit, zooals de Independenten die drijven, weet de Schrift niet, en onze Gereformeerde Kerken zijn steeds met kracht daartegen opgekomen. Maar al berust de leidende macht bij den Kerkeraad, daaruit volgt niet, dat de gemeenteleden bij de verkiezing geheel moeten buitengesloten worden. De Schrift zelf toom ons in de voorbeelden van de verkiezing van een nieuwen Apostel in de plaats van Judas en van de eerste diakenen, hoe de gemeenteleden wel degelijk aan de verkiezing zelf hebben deelgenomen. Hoe deze medewerking der gemeenteleden nu geschieden moet, is niet voor alle tijden en plaatsen aan te geven, aangezien de Schrift ons desaangaande geen bepaalde voorschriften heeft gegeven. In de Gereformeerde Kerken geschiedde dit' dan ook op verschillende wijze; anders in de Kerk van Genere, waar de Overheid de candidaten aanwees, dan in onze kruiskerken, waar de Overheid er geheel buiten stond; en wederom anders in de vluchtelingenkerken in Londen, waar de gemeenteleden' grooten invloed op de verkiezing hadden, dan bij de. Hugenotenkerken in Frankrijk, waar de Kerkéraad bij de verkiezing geheel buiten de gemeenteleden om handelde. Voor ons doel hebben we echter alleen te rekenen met hetgeen desaangaande in onze Kerkenorde, bepaald in Art. 22, is aangegeven. Deze regeling, die met groote voorzichtigheid is opgesteld, is als volgt. Vóórdat de Kerkéraad tat de verkiezing overgaat, kan hij eerst de gemeenteleden in de gelegenheid stellen, geschikte candidaten voor het ambt bij den Kerkéraad aan te bevelen. Wanneer deze aanbevelingen schriftelijk geschieden, behooren ze natuurlijk onderteekend te wezen. De Kerkéraad plaatst dan de namen dezer candidaten op een »groslijst" en gaat daarna tot de verkiezing der ambtsdragers over, waarbij hij echter niet in absoluten zin aan deze groslijst gebonden is. De verkiezing, die de beslissende daad is, waardoor iemand tot het ambt gekozen wordt, kan daarna óf dooT den Kerkéraad alleen geschieden, in welk geval de Kerkéraad voor elke' vaca-ture één persoon aanwijst en dezen dan ter approbatie aan de gemeente voorstelt, óf wel de Kerkéraad kan bij deze verkiezing de gemeente laten meewerken, doordat hij een dubbelgetal van candidaten stelt en de gemeenteleden oproept, om uit dit dubbelgetal met hem een keuze te doen. De medewerking der gemeente draagt dan een beslissend karakter in zooverre degenen, die de meeste stemmen hebben verkregen, wettig gekozen zijn, maar de Kerkéraad behoudt de leiding, aangezien de gemeenteleden niet vrij kunnen kiezen, maar gebonden zijn aap het dubbelgetal, dat door den Kerkéraad is voorgesteld.

De eerste vraag nu is, wat men onder dit dubbelgetal te. verstaan heeft? In verschillende Kerken wordt dit aldus opge­ vat, dat de Kerkei'aad voor elke vacature afzonderlijk een tweetal candidaten te stellen heeft, evenals dit bij de predikantsverkiezingen geschiedt, waaruit de gemeente dan één te kiezen heeft. Ook de bekende Concept-regeling in ons Kerkelijk Handboekje werkt deze opvatting wel eenigermate in de hand, aangezien hier staat, dat > de Kerkéraad voor elke vacature twee personen aanwijst en de gemeente in staat stelt, uit dit dubbelgetal een keuze te doen." Toch is dit stellig de bedoeling van onze Kerkenorde niet; het woord dubbelgetal zelf wijst dit uit, maar vooral wat er op volgt, dat de gemeente van dit dubbelgetal het halve deel zal verkiezen. De bedoeling is dus, dat de Kerkéraad dubbel zooveel personen zal aanwijzen, als er vacaturen zijn (en niet voor elke vacature afzonderlijk een tweetal) en dat de gemeente uit dit dubbeltal als geheel genomen dan de helft kiezen zal. Gesteld dus, dat. er twee ouderlingen moeten gekozen worden, dan moet de Kerkeraad niet voor de eerste vacature A en B tot candidaat stellen en voor de tweede vacature C en D. en dé gemeente dan uit deze tweetallen laten kiezen, maar de candidatenlijst moet wezen: A, B, C en D en de gemeente moet vrij zijn om uit dat viertal candidaten twee te kiezen. Van practisch belang is dit, omdat de keuze der gemeente daardoor minder gebonden is. Indien de .Kerkéraad voor elke vacature afzonderlijk een tweetal stelt, dan kan hij door tegenover elkander twee candidaten te plaatsen, , waarvan hij weet, dat de een door de gemeente minder begeerd is, in zekeren zin een ongeoorloofde pressie, op de stemming uitoefenen. En juist dat wil de Kerkenorde voorkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkeraadsverkiezingen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1918

De Heraut | 4 Pagina's