Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OPRECHTE BEDIENING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPRECHTE BEDIENING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want wij dragen niet, gelijk velen, het woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods. spreken wij het in Christus.

2 Corinthe 2:17.

De gezindheid, waaruit wij spreken

Dienaars van de kerk moeten zijn dienaars van het Woord Gods. Het prediken van het Evangelie, met de „aanklevende" bediening van de sacramenten en van de gebeden, is de enige opdracht van Christus geweest en het zal dat blijven.

Het vormt ook een volledige levenstaak en levensvulling. Een dienaar van het Evangelie, die vermindert in het preken, devalueert zijn naam, en een Evangeliedienaar, die ophoudt met prediken, verbeurt zijn ambt en zijn naam. Zelfs de kwalijke dienaars, waarvan Paulus spreekt in onze tekst, houden zich naarstig bezig met het prediken van het woord Gods. Zij dragen het woord Gods te koop en zijn dus niet als degenen, die eens een keer, of zo af en toe, iets te koop aanbieden, terwijl het doen van deze handel eigenlijk hun beroep niet zou zijn. De werkwoordsvorm duidt ook een gestadig bezig zijn aan. De devaluatie van de preek en van de predikdienst vindt dus zelfs in de zelfkant van de Nieuw-Testamentische kerk geen motief tot verdediging.

Wie de velen zijn, wie de predikers zijn, waarop de apostel doelt, is mij niet bekend. Zij zijn in elk geval mensen, die het woord Gods in het klein verkopen. Het werkwoord kap-èleuo kan ook betekenen versjacheren, knoeien met, bedriegelijk ontwijken. Zoveel is zeker, dat Paulus doelt op mensen, die de grootheid van het woord niet aankunnen en niet aandurven. Het hoeft nog niet altijd te zijn uit winstbejag of uit eerbejag, om Persoonlijk beter te worden of meer te zijn m et het prediken van het woord, maar o® het woord wat meer aan de man te brengen. Men kan het Evangelie trachten wat op te sieren, wat meer aannemelijk te m aken, wat meer te buigen, wat meer te jenden, wat meer te keren naar de rede-"jkheid der mensen, naar het bevattingsvermogen van de mensen, naar de vraag der mensen. Men kan dat volernstig doen, zoals een koopman zijn waren te koop aanbiedt, te koop draagt. Maar men komt in de kleinhandel terecht en men verliest de grootheid van het woord en mogelijk ook het woord zelf.

Wij dragen het woord Gods niet te koop, ook al doen dat velen wel, zo zegt Paulus. Men komt dan toch bij de vervalsing terecht. Men mag zelfs aan het woord Gods geen andere schijn, geen andere reuk, geen andere smaak geven, zoals het verband zegt. Het woord Gods is van eigen kwaliteit, heeft een eigen aannemelijkheid.

En nu spreken wij maar niet van die andere mogelijkheid, dat men met het prediken van het woord uit zou zijn op winstbejag. Christus heeft Zijn discipelen uitgezonden zonder buidel of male en dat doet Hij nog. De kerk is altijd een kerk geweest, die niet kon bogen op schatten van goud en van zilver en zij was toch een rijke kerk, voornaam in haar bezit van het woord Gods, van het geloof. De kerk heeft ook nooit kunnen bogen op schatten van eer, van aanzien, van roem: de smaadheid van Christus was haar roem, in zwakheid en in nederigheid haar eer.

Wie met de constantheid van het te koop „dragen" van het woord zijn leven lang bezig geweest is, die heeft in het eind niets. En wie even constant zijn leven dóór het Woord Gods geeft, geeft, geeft... die zal in het eind niet ledig staan, maar hebben dat rijke en eeuwige woord en... die hem ontvangen zullen in de eeuwige tabernakelen.

De machtiging, waarmee wij spreken

De apostel zegt, dat hij als uit oprechtheid, als uit God, in de tegenwoordigheid Gods spreekt. De uitdrukking ex eilikrineias betekent: door het zonlicht gekeurd, zuiver, onbevlekt. Dit kon de apostel zeggen, omdat de zon hem beschenen had. Over wie het licht van de Zonne der gerechtigheid opgaat, die wordt getoetst, die wordt gezuiverd, die krijgt maar één doel: Christus: Hem toe te behoren, Hem te dienen, van Hem te getuigen, voor Hem te leven.

Zo is de evangeliebedienaar Paulus een eerlijke, een oprechte bedienaar van het woord van God geworden. Oprecht, tot op de bodem van zijn hart, is dat zijn begeerte, is dat zijn willen, is dat zijn bedoelen geworden. Nergens ontstaat de oprechtheid meer aan, dan aan de genade. Die oprechte eerlijkheid is zo nodig, als wij letten op wat wij prediken moeten. Het is geen kleine zaak, om een gemeente, maar ook privé de enkeling, de zonde aan te zeggen, en dat te moeilijker, wijl de prediker ook zelf zondaar is. Men kan Paulus op elke bestraffing van de zonde herinneren aan zijn eigen zondige verleden; men kan hem ook wijzen op zijn fouten in het heden. De oprechtheid, die eigen zonden niet verbloemt, geeft vrijheid om nochtans anderer zonden te prediken. Er is ook oprechtheid nodig, om de genade van de schuldvergeving te kunnen prediken. Wie zal dat van ons aannemen, dat God zo'n overgrote schuld van allerlei zonde ver-geeft? ! Dat zal men ook niet van ons aannemen, als men niet in ons en aan ons ziet, dat die genade ons ook zelf bewezen is. Wat zullen wij toch aanprijzen, wat wij zelf niet geloven? Wat zullen wij toch aanprijzen, wat wij zelf niet bezitten? De oprechtheid, het door de zon getoetst zijn, de zuiverheid van hart en van karakter is een levensvoorwaarde voor de Evangeliedienaar. Het geeft hem en zijn woord zo'n entree onder de mensen, onder welke mensen dan ook!

Paulus heeft meer. Hij spreekt als uit God en als in de tegenwoordigheid Gods. De kanttekenaren zeggen: uit Gods ingeven en van Godswege. God heeft hem niet alleen geroepen, maar heeft hem ook door Zijn Geest geleid en de roeping voortgezet in zijn preken, in zijn schrijven. Wij kunnen van deze bijbelschrijver zeggen, dat hij geïnspireerd is door de Heilige Geest. Het is maar een povere zaak, als iemand aan het begin van zijn dienst de roeping krijgt alleen maar als een aanstelling, maar het is een rijke zaak, als God met Zijn woord en met Zijn knecht

meegaat. Als God in Zijn woord met ons meegaat, dan scheiden wij God niet van Zijn woord en dan scheiden wij het woord niet van God. Dan is het woord in Hèm waar en bondig. Dan heeft het woord in Hem gezag. Dan vlucht alle bijbelkritiek. Dat is sterker dan elke inspiratietheorie. Dat geeft aan het prediken groot gezag. Het woord was van God, is van God en blijft van God. En het doet grote daden. Wie zo mag staan, die heeft God bóven zich, die heeft Hem achter zich, die heeft Hem vóór zich.

Dan is het ook niet angstwekkend te weten, dat men spreekt in Zijn tegenwoordigheid! Zeker, het heeft het element in zich van het Hem rekenschap moeten afleggen van al wat men predikt. Of wij nu groot gehoor hebben, of klein gehoor, dat doet er niet zoveel toe — Paulus heeft stellig doorgaans voor enkelen of enkele tientallen gepredikt — Troas uitgezonderd, maar God hoort dat. Zullen wij er voor de God der ere niet alle werk van maken, alle zorg aan besteden, het in welgekozen en lieflijke woorden uitspreken! Ons wachten voor allerlei invallen en uitvallen! Laat de prediking maar zijn een lofzegging voor Hem. Hij is dat waard. En als wij de grote en moeilijke dingen moeten bespreken van de leer des Heeren, van de hemelse leer: Hij is nabij. Als wij de gemeente mogen prediken die onzegbare troost van de verzoening door Zijn bloed, van de vergeving der schulden: Hij is nabij. Hij kan alleen dat waar maken voor de zielen. Hij kan alleen dat doen geloven. In de tegenwoordigheid Gods spreken wij het.

Ik zal oprecht van hart. Uw naam, o HEER', Gestaag de roem van Uwe grootheid geven, Als ik 't gezag en 't heilig oogmerk leer Van 't vlekk'loos recht, door Uwe hand [beschreven, 'k Zal Uw geboön bewaren tot Uw eer; Verlaat mij toch niet gans'lijk in dit leven.

Het woord Gods, dat wij spreken

Want wij dragen het woord Gods (niet te koop), wij spreken het in Christus. Het woord Gods wil gesproken zijn. Had de dienst der kerk onder het Oude Testament een sterk visueel karakter, niet meer alzo in het Nieuwe Verbond. Nu het voorhangsel gescheurd is en het volkomen offer door Christus gebracht is, heeft de zinnebeeldige schaduwendienst zijn tijd gehad. En Christus geeft de opdracht aan Zijn apostelen: , , Gaat heen, onderwijst alle volkeren, dezelve dopende in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen." Dit zet dus een punt achter heel de voorbeelden der schaduwendienst en zet voor alle tijden in de dienst der prediking. Nu behaagt het God door de prediking zalig te maken allen, die geloven. De prediking wordt het voertuig van het woord Gods en van de genade Gods naar de zielen. Het prediken krijgt niet minder kracht dan het scheppend spreken Gods in den beginne. Het wordt een herscheppend, reddend, zaligend spreken. Calvijn kan dan ook zeggen: , .Wie wezenlijk het woord Gods uit des dienaars mond gehoord heeft, die heeft Gods stem zeiven gehoord."

Nu is dat een heel ding om het Woord Gods te spreken. Dat is iets anders dan een serie teksten, eventueel verdeeld over de bijbelboeken, te behandelen. Het is iets anders dan het geven van een sociaal evangelie. Het is iets anders dan het methodistisch al maar beschrijven van de bekering. Het is iets anders dan het beurtelings afhandelen van de ordestukken des heils.

Het woord Gods spreken, dat is niet minder dan al de raad Gods prediken, wie God is, wat God doet, wat God voor een zondaar is. Goed doet elke kerkleraar, als hij in de rijen der kerk meespreekt, hoe de kerk het woord Gods heeft gehoord en nagesproken. Het dogma der kerk, weids en wijd, beslaat wel het hele woord Gods en is de beste commentaar op de bijbel. De lering der kerk is van zo hoge waarde, dat een Reformator haar noemde de hemelse leer. En de Schrift zelf spreekt van de leer des Hééren.

En wij spreken het..., zegt de apostel. En wij spreken het..., zegge nu uw ziel, prediker die bevestigd gaat worden.

Wij spreken het in Christus. Calvijn vertaalt: naar Christus. Het wil zeggen: Christus is het gehele doelwit en het gehele voorstel van ons Evangelie. Wij doen het voor Hem, Wiens dienstknechten wij zijn. Wij doen het zo, dat wij ons niet voornemen iets te prediken dan Jezus Christus en die gekruisigd, een Zaligmaker van zondaren, een Zaligmaker vóór zondaren. Zijn eer, Zijn Zaak, Zijn koninkrijk het doel van onze dienst. Zijn persoon, welke wij voorstellen in de rijkdom en de menigvuldigheid der Schriften, onze tekst.

Zw.

W. L. T.

(Bevestiging van kand. C. A. Tukker te Kinderdijk op 12 augustus 1966).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

OPRECHTE BEDIENING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's