Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

II. Jesus door Johannes gedoopt.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

II. Jesus door Johannes gedoopt.

Tot verklaring van Ev. Matth. III. (Vervolg).

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot den doop van Johannes kwam ook de Heere Jesus.
Mattheüs schrijft: „toen", nl. als Johannes was predikende en doopende, „kwam Jesus van Galilea naar de Jordaan , lot Johannes, om van hem gedoopt te worden" (Vs. 13).
De Heere deed gelijk al het volk, dat van alle kanten tot den doop van Johannes kwam. Hij ging niet, om er slechts getuige van te zijn, maar „om van hem gedoopt te worden."
Maar hoe? mag men vragen, zal dan ook Jesus, de Vorst des levens, Die geene zonde gekend noch gedaan heeft, zonde belijden '? zal Hij ook, wat Hem aangaat, den dood erkennen, in welken alle Adamskinderen gebonden liggen ? zal niet deze doop voor Hem eene andere beteekenis hebben gehad, dan voor het volk? Ja, zoo kan men vragen en zich verwonderen. Johannes de Dooper was ook zeer verwonderd, toen Jesus tot hem kwam „om van hem gedoopt te worden"; en het was wel in de bewustheid en het gevoel van een zondig mensch, dat hij zulks afwees, zooals wij lezen : „doch Johannes iveigerde Hem zeer, zeggende: mij is noodig van U gedoopt te worden, en komt Gij lot mij?" (Ys. 14). Neen, dat begrijpt Johannes niet; vol ontzag voor de Majesteit Desgenen, van "NVien hij had getuigd: „Die na mij komt, is sterker dan ik", kan hij naar zijn menschelijk oordeel niet anders dan tegenwerpingen maken; hij heeft toch hier niet te doen met eenen zondaar, zooals hij en al het volk is, maar met den Rechtvaardige, Die gekomen is om van zonde te verlossen. Zijn afweren, zijne tegenwerpingen baten echter niet. „Maar Jesus antwoordende zeide tol hem : laat nu a f , " d. w. z. hinder Mij niet, laat het geschieden, „want aldus betaamt ons om alle gerechtigheid te vervullen" (Ys. 15). Daarmede zegt de Heere Jesus tot Johannes: al kunt gij dit nu nog niet verstaan, zóó is het de wet en de weg Mijns Vaders voor Mij, die gekomen ben om al Diens wil te volbrengen, Wiens Wet Ik in Mijn binnenste draag, — en voor die naar uw ambt moet doen wat het u oplegt. „ Toen liet Johannes van Hem. af"; hij onderwierp zich aan des Ileeren woord, gaf zijne eigene meening er aan, niet omdat hij dadelijk het „hoe" en „waarom" begreep, maar uit gehoorzaamheid. En „Jesus werd gedoopt." —
Welke beteekenis had nu deze doop voor den Heere Jesus ? eene andere dan voor Israël ? Laat ons zien. Was de doop van Johannes door den Heiligen Geest verordend, naar gerechtigheid , — Johannes kwam in den weg der gerechtigheid, zegt de Heere, Matth. 21 : 3 2 , — alzoo niet eene bloote ceremonie, maar eene handeling naar Geest en waarheid, dan kon Jesus volstrekt niet anders tot den doop van Johannes komen dan in den zin, zooals hij door God voorgansch Israël ingesteld was. Dit blijkt ook hieruit, dat de Heere Jesus Zich liet_ doopen in vereeniging met het volk, zooals vooral Lukas laat uitkomen (Luk. 3: 21), en daaruit d a t , terwijl Johannes de beteekenis van zijnen doop vasthoudt, en daarom weigert den Heere to doopen — Jesus deze beteekenis juist bevestigt door te zeggen: „aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen."
„Om alle gerechtigheid te vervullen", daarom liet Jesus Zich doopen, — doopen met dien doop, welke een doop was tot vergeving der zonden. Op dezelfde wijze én in vereeniging met het volk Zich latende doopen, — is er dus wel degelijk sprake bij den Heere Jesus van eene belijdenis van zonden.
Maar hoe? Alzoo, dat Hij toch eenigszins zondig u was? In geenerlei opzicht. Van Hem heet het uitdrukkelijk: Hij is „het Heilige Gods" (Luc. 1: 35); de Heere Jesus was niet in zonde ontvangen, niet in ongerechtigheid geboren, de zonde was aan Zijne natuur vreemd. Waar Hij nochtans, als ware Hij een in zonde en misdaden doode voor God, tot den doop van Johannes kwam, daar openbaart Iljj nadrukkelijk, dat Hij Zich erkend en gehouden heeft voor den „Zoon des menschen", Die als Adams Zoon (Luk. 3 : 38) de zonde der wereld droeg, gelijk de Apostel Paulus schrijft: „Dien, die geene zonde gekend heeft, heeft God zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem" (2 Cor. 5: 21).
Zóó heeft het Johannes de Dooper ook leeren verstaan , waarom hij hierna zijne discipelen naar Jesus heenwees met dat bekende en troostvolle woord: „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt" (Joh. 1 : 29).
Dat was naar de gerechtigheid Gods, dat de Heere Jesus Zich als „Zoon des menschen" in onze verlorenheid begaf, om alzóó eeuwige redding voor al wat verloren was aan to brengen. Om die gerechtigheid te vervullen was Hij naar den eeuwigen vrederaad — Hij de eeuwige Zoon des eeuwigen Vaders — in deze wereld gekomen, wilde een in-vleesch-gekomene zijn, »den broederen in allc3 gelijk", „geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet"; nam, „Zich zeiven vernietigd hebbende, de gestalte eens dienstknechts aan" (Ilebr. 2 : 1 7 ; Gal. 4 : 4 ; Pil. 2 : 7), en is zoo getreden in onzo plaats, in onzen stand van zonde, dood , vloek en verdoemenis.
Zóó zoude Hij de eeuwige gerechtigheid aanbrengen, de eeuwige verzoening; zóó door Zijn geloof en Zijne gehoorzaamheid , door Zijn bloed en dood, do klove dempen, die de mensch door zijnen afval en opstand, door zijne zonde en schuld tusschen zich en zijnen God gemaakt had. Als zoodanig „zonde gemaakt voor ons", kwam Hij tot Johannes aan de Jordaan om gedoopt te worden, d. i. om, dragende onze zonde des afvals, der rebellie tegen don alleen heiligen God, onzen Schepper en Souverein, zo in onze plaatsen voor ons te erkennen, te belijden en te doen afwasschen, te doen ondergaan , weg te doen van voor het aangezicht Gods in het water des doops; om alzoo, niet met eigene zonde — deze had Hij niet — maar met do zonden Zijns volks in het water afgedaald zijnde, daaruit op te klimmen als een, die nu alles had afgelegd wat Hij was, om Zich geheel over te geven aan den Vader, verwachtende van Dezen, wat Hij voor Hem en voor het volk, voor hetwelk Hij Zich ten Borg had gesteld, naar Zijn welbehagen beschoren had. Hij legt Zich als 't ware met het volk, dat zich als „niet-volk" voor het aangezicht Gods plaatste, om van Zijne genade alléén alles te verwachten , neder voor het aangezicht Zijns Vaders — Hij, de Zono Gods, dio een Zoon des menschen wilde zijn, — en stelt Zich met de Zijnen in de handen van ontferming.
„Hoeveel de duizenden uit Israël bij den doop er van gevoeld mogen hebben wat zonde is, wat toorn is, wat vloek is en verdoemenis; — voor hoever zij er van doordrongen mogen geweest zijn, Jat de Naam Gods geëerd en geheiligd moest zjjn door volkomene gehoorzaamheid; — wat vleeech is en doet, en welk eene onoverkomelijke klove er is tusschen vloesch en Geest, — dat weten wij niet; maar dat Jesus hot geweten heeft, wat Hij deed, dat IIem de zonde een ontzettend zware, drukkende last is geweest, dat Hij het vloek- en doemwaardige der zonde, zooals dat bjj God is, in al zijnen omvang gevoeld heeft, dat weten wij uit het antwoord van den hemel. Ja, onze zonde, dat wij de Majesteits- rechten Gods snoodelijk geschonden hebben, ome aanmatiging, onze vermetelheid droeg Hij in Zijn vleesch als Zijne zonde, en nam ze als onze Broeder gewillig op Zich en droeg ze met Zich weg in de wateren der Jordaan in den dood. Het was Zijne gehoorzaamheid: Uw woord, Uw wil, Uwe ordening, o God! — die alléén moeten gelden, en al wat uit menschen komt van aanmatiging der vroomheid, gerechtigheid en des levens, enz. moet verzonken zijn in schuld, dood en vloek. — Daarvan hangt toch alles af, dat wij Jesus erkennen als Dengene, die van Godswege en naar Gods wil den last, onder welken wij eeuwig hadden moeten bezwijken, van ons af op Zich genomen heeft. Juist hierin bewijst Jesus Zich de Eeniggeborene des Yaders; want hoe ware het eenen mensch mogelijk, om in het afgescheiden-zijn *an God, in de sfeer van het blinde en zelfzuchtige vleesch den wille Gods naar zijnen innigsten zin en geest te erkennen, — ware niet deze mensch Diegene geweest, Die in den schoot des Vaders is, de eeuwig van den Vader Gegenereerde." (Wichelhaus, Akademische Vorlesungen, II. Das Evangelium Matthaei. 2. ed. pag. 115.)

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

II. Jesus door Johannes gedoopt.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's