Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schetsen uit Oostenrijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schetsen uit Oostenrijk.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.
Wie dit schoone land bezocht, wie eenige weken mocht doorbrengen in het Salzkammergut, in de Oostenrijksche Alpenlanden, wie Weenen, Praag, Pesth mocht zien, en dus ook de liefelijke streken van den Bülimer- of Wiener Wald doorstoomde, gewis, die is verrukt over het onbeschrijfelijk heerlijke dier natuur, die weet niet genoeg al het eigenaardige en merkwaardige dier hoofdsteden te prijzen, 't Lijkt alles zoo schoon, vooral voor den bewoner van noordelijker streken; de lucht is zoo rein en veerkrachtig; de zonnestralen verspreiden dubbel licht, alles, tot zelfs de vriendelijke, vrooljjke bewoners, stemt tot opgeruimdheid, zoodat elk vluchtig bezoeker wel zeggen moet: „Welk een God-gezegend land!" en noode terugkeert tot den eigen haard, vooral, als men thuis behoort in de Génestet's land „van kikkers en van overschoenen."
Zou de Génestet nog die „boutade" hebben neergeschreven, als hij een tiental jaren in het schoone Oostenrijk had doorgebracht? — Als hij zijn door God zoo rijk gezegend vaderland eens had moeten vaarwel zeggen en wisselen tegen een deiprachtige kroonlanden der Oostenrijkseh-Hongaarsche monarchie ?
Voorzeker neen! Hoe ras zonde hij gevoeld hebben, dat de schoonste natuur niet opweegt tegen den zegen, die, bewust of onbewust, nog rust op ons dierbaar Nederland! Wat onze vaderen hebben verworven in hunnen fleren tachtigjarigen strijd om de vrijheid van geweten en zuiverheid der leer, wat hunne nakomelingen nog bezitten door den onwillekeurigen invloed van Bijbel en Catechismus op volksleven en nationaal bestaan, dat leert men eerst kennen en op prijs stellen door de tegenstelling in het echoone Oostenrijk.
Thuis voelt men zich hier bij aankomst, in het begin van het verblijf; allengs wordt men hoe langer hoe meer een vreemde in het nieuwe vaderland, totdat eindelijk het isolement zoo volledig mogelijk is. Waarom ? Omdat dit zoo rijk bevoorrecht land onder den vloek gebukt gaat der contra-reformatie.
Anders kan men het raadsel van Oostenrijks volksbestaan niet oplossen, 't Is niet de Oostenrijksclie luchthartigheid, die op don duur afstoot; 't is de onverschilligheid, de stompheid en het wantrouwen van het volk, vooral van de landbewoners, wat zoo pijnlijk treft.
Men vierde in 1883 Weenen's tweehonderdjarig ontzet uit de hand der Turken. Men poogde belangstelling er voor te wekken, te vergeefs; een historische optocht moest achterwege blijven uit gemis aan geestdrift der bevolking, en behalve eenig nationaal gekibbel in de dagbladen, wie grooter rol speelde: de Polen-koning Sobieski of Maximiliaan van Beieren, Starhemberg of de Weensche burgerij, — is er van nationalen trots of nationale dankbaarheid geen sprake geweest.
In een artikel, waarin de talentvolle feuilletonist der „Wiener Presse" den schoonen Wiener Wald prijst als een der eerste factoren van Weenen's ontzet, merkt deze terecht op: „Het is bijna ongehoord en ongeloofelijk, hoe eene bevolking, die, in historischen zin, eene dei' meest belangrijke streken der wereld bewoont, zoo geheel ontbloot kan zijn van herinneringen uit het verleden. Men doortrekke vrij de bloeiende dorpen in de liefelijke dalen van den Wiener Wald; men spreke de wijnbouwers der Donauoevers en van het Tullnerveld, nergens ontmoet men een spoor van overlevering, eenig bewustzijn van hetgeen de vaders doorleefden. Dat de door rook zwart geworden balken der boerenhofsteden bijna allen de jaartallen 1685, 1686 en 1687 dragen, zegt hun niets, en niemand hunner vermoedt, dat de voorvaderen toen al de door de Turken in de asch gelegde dorpen weder opgebouwd hebben. Niemand denkt er aan, hoevele leden van hun geslacht in Turksche gevangenschap geraakten; niemand weet, hoe de voorouders in de wouden vluchtten en have en kudden trachtten te beveiligen tegen de Turksche horden, die terugdeinsden voor die ondoordringbare wildernis. Ons volk weet van dit alles even weinig, als dat het zich herinnert, hoe de voorouders 60 a 70 jaren voor de Turksche schrikperiode van Protestantsch weder Roomsch werden gemaakt."
Ziedaar de sleutel dier raadselachtige apathie, dier stompzinnigheid, van dat vegeteeren der Oostenrijksche natie.
Ziedaar, waarom het zoo miskende Boheemsche volk zoo ontevreden, wantrouwend en onoprecht is geworden. Men heeft hun een kleinood ontroofd; de godsdienstige overtuiging werd hun ontnomen door geweld, onderdrukking en dwangmiddelen , te erg om uit te spreken.
En sedert is het volksbestaan geknakt, is hot nationale gevoel van eigenwaarde gebroken.
Men wilde wel de ziel dooden om het lichaam te behouden, maar met het zieleleven werden ook de wortelen van het volksbestaan uitgerukt, er bleef niets, dan een schijnleven.
't Is niet te verwonderen, dat de Turksche schrikperiode spoorloos aan hen voorbijging; alle geestkracht was reeds van hen geweken.
Dat is de vrucht van de verkrachting van het geweten; de vrucht der bekeeringen uit vreeze en eigenbelang. En toch, al weet het volk niets meer van dit alles: er leeft een dof gevoel, dat er onrecht aan hen is gepleegd; er broedt wraakzucht, zonder dat men zich rekenschap geeft, waaarom.
Vandaar dat wantrouwen, dat kruipen, dat listige, dat men, helaas, bijna overal aantreft.
Men kan op niemand staat maken, er is geene loyaliteit, geene dankbaarheid.
Arm Oostenrijk! Gij boet zwaar, regeering en volk beide, de schuld, die gij op u hebt geladen!
Wat onderscheidt ons, Nederlanders, dat wij 1648 vrij en fier als overwinnaars uitgingen uit den hangen strijd, terwijl de vrede van Munster voor Oostenrijks kroonlanden niets anders was dan eene doodverklaring der Luthersche en Gereformeerde geloofsbelijdenis. O zeker, onze voorvaders streden bovenal om gewetensvrijheid, terwijl hier de dertigjarige krijg de treurigste tooneelen van politieke eerzucht van Roomsche en Protestantsche zijde ontvouwt. Maar toch is er reden te over, om ootmoedig alle eer te geven aan den almachtigen God en Hem te smeeken, dat Hij ons den verkregen zegen, den Bijbel en de Belijdenis, doe behouden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Schetsen uit Oostenrijk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's