Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Psalm 24 : 8.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psalm 24 : 8.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie is de Koning der eere? De Heere, sterk en geweldig; de Heere, geweldig in den strijd.

Nederland heeft eenen koning; een koning bij de gratie Gods, een koning door God over ons gesteld. Elk Nederlander, die dien koning niet gehoorzaamt, niet eert, stelt zich tegen de macht, door God over hem gesteld.
Hier is nochtans spraak van eenen anderen — van eenen eenigen — van den Koning. Deze wordt genaamd de Koning der eere.
Het is de Koning, "Wien de eer toekomt van al wat leeft en adem heeft, van koningen, vorsten en prinsen, gelijk van al hunne onderdanen. Zijn God heeft Hem die eer gegeven, nadat Hij Zich die verworven had; Hij heeft Hem de kroon op het hoofd gezet, als Hij voleindigd had op de aarde het werk, dat de Vader Hem gegeven had om te doen.
Wel is Hij van eeuwigheid tot Koning gezalfd: „Ik toch heb Mijnen Koning gezalfd over Zion, den berg Mijner heiligheid", en dat op Zijn bereidwillig antwoord op de vraag des Vaders: Wie zal met zijn hart borg worden? wie zal tot Mij opklimmen? wiens gerechtigheid zal tot Mij genaken? want zóó luidt Zijn antwoord: „Zie hier ben Ik. Ik heb lust, o Mijn God! om Uw welbehagen te doen, Uwe Wet is in het binnenste Mijns ingewands." Den wil des Vaders te doen was Zijn leven, de vreugde van Zijn innigste Ik.
God zag uit naar zulk eenen Koning, en Hij heeft Hem gevonden reeds van eeuwigheid; en omdat God zulk eenen Koning gezocht heeft, zoekt ook Zijne Kerk, Zijne Gemeente zulk eenen Koning, want zij, vol van dwaasheid en onvermogen, kan zichzelve niet regeeren, en vol van zonde en schuld, gansch ellendig, machteloos en dood, kan niet opklimmen tot God, den God harer blijdschap en verheuging.
Hij is heilig en geducht, wie zou Zijn aangezicht zien en ieven? Zij ziet tegen den berg van 's Heeren heiligheid op, wie zal dien beklimmen ?
David, de Koning lsraëls, doet de vraag eenmaal en andermaal: Wie is Hij? David, die wel is waar als Koning overvloedige eer en heerlijkheid van zijnen God ontvangen heeft, nadat Hij hem van achter de schapen genomen en op Israëls troon had gesteld, die ook door het volk Israëls grootelijks werd geacht en geëerd, — David, de koning , erkent, door die vraag te doen, dat hij de Koning der eere niet is. David wijst met die vraag van zich af, wijst hooger op, wijst op eenen troon, die onwankelbaar is en hier beneden niet staat, — op eenen Koning, op dien troon der heerlijkheid gezeten, die onverwinnelijk en van eeuwigheid tot eeuwigheid is.
Zulk eenen Koning had David en zijn volk, zulk eenen Koning hebben ook wij noodig. — Wie die Koning der eere is, zegt hij ons : Het is „de Heere, sterk en geweldig, de Heere, geweldig in den strijd" , en een weinig verder: „De Heere der heirscharen, Die is de Koning der eere!" Het is Dezelfde, van Wien hij op eene andere plaats zegt: „De Heere heeft gesproken tot mijnen Ileere: zit ter Mijner Rechterhand, totdat Ik Uwe vijanden gezet zal hebben tot eene voetbank Uwer voeten; de Heere zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Zion, zeggende: heersch in het midden Uwer vijanden. Het is Dezelfde, van wien Daniël zegt: „Verder zag ik in de nachtgezichten, en ziet, daar kwam Een met de wolken des hemels als eens menschen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij dedeu Hem voor Denzelven naderon. En Hem werd gegeven heerschappij en eer en het Koninkrijk; dat IIein alle volkeren, natiën en tongen eeren zouden; Zijne heerschappij is eene eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden."
Ja, deze Zoon des menschen is de Heere, de Heere, sterk en geweldig, de Heere, geweldig in den strijd. Deze Zoon des menschen is de Koning der eere! Hij is de Geweldige, de Overwinnaar in den strijd. Hij heeft dien strijd volstreden voor Zijne Gemeente, en is steeds aan de spits in den strijd, dien zij nog onder IIem te strijden heeft op deze aarde, ten allen tijde, ook in onzen tijd.
De Antichrist heeft zijne pijlen steeds op Hem en op Zijne Gemeente gericht; de Koning zelf is thans voor hem ongenaakbaar, Zijne Gemeente daarentegen niet. Al wie zelf koning wil zijn, jaagt de volken tegen de overheden en machten, tegen de koningen op, ondermijnt ook den troon van onzen koning, predikende hun voor, dat het volk koning is. Die strijd wordt steeds heftiger, en in dien strijd kan het der Gemeente bang worden; doch koning en onderdaan, God vreezende, met allen, die tot des Heeren Gemeente behooren, heffen hunne hoofden op tot den Koning der eere, tot den Heere, geweldig in den strijd. Hij is de Overwinnaar, Zijns is. de zege, ofschoon die komt na den strijd.
Bang kan het der Gemeente worden, want in den strijd tegen de van God verordende machten is het wapen van den Antichrist gericht tegen de waarheid Gods, tegen de genade, tegen het geestelijk Koninkrijk des Heeren; het Woord wordt verworpen, verdraaid en ontzenuwd, of de Antichrist bedient er zich van tot zijnen wil, en gaat in den tempel Gods als een God zitten. Allerlei dwalingen en ketterijen nemen de overhand, waardoor de ongerechtigheid bevorderd en de eigengerechtigheid en vroomheid van den mensch wordt gestijfd, zoodat voor een éénling, een zonderling geldt, al wie vasthoudt aan het eenvoudig artikel: „Ik geloof de vergeving der zonden", al wie blijft bij de leere Christi en het getuigenis Jesu als den in vleesch gekomene, omdat het hem is de geest der profetie, en hij, vleesch zijnde in zichzelven, in Hem alleen het leven heeft. Dezulken geven echter den moed niet op om te blijven bij het geloove Jesu, want deze Jesus, in vleesch gekomen, is de Zoon Gods; Hem is de heerschappij en de macht, Hij is de Heere, sterk en geweldig, Hij is de Koning der eere! En of dan nu ook voor een tijd het beest en de valsche profeet, schijnen te heerschen door de teekenen en wonderen der leugenen, die zij weten te doen en mogen verrichten , — nochtans het staat alles onder de heerschappij van dezen Koning. Wij kunnen het wel benauwd en bang hebben in de ure der verzoeking en des gevaars, maar het geloove, dat Hem gegeven is alle macht in hemel en op aarde, en dat eenmaal uit den hemel Zijner heerlijkheid zal gehoord worden het: „Hallelujah! de zaligheid en de heerlijkheid, en de eer en de kracht zij den Heere onzen God, want Zijne oordeelen zijn waarachtig en rechtvaardig; dewijl Hij de groote hoer geoordeeld heeft, die de aarde verdorven heeft met hare hoererjj, en Hij het bloed Zijner dienaren van hare hand gewroken heeft", ja „Hallelujah! want de Heere, de almachtige God, heeft als Koning geheerseht!" — dat geloove draagt ons door den strijd henen, terwijl het ons houdt in de lijdzaamheid der heiligen, in het bewaren van de geboden Gods en van het getuigenis Jesu. Die Koning der eere verhoore ons ten dage, als wij tot Hem roepen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Psalm 24 : 8.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's