Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Door geestelijke openbaringen moeten wij ons niet laten afvoeren van het Woord Gods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door geestelijke openbaringen moeten wij ons niet laten afvoeren van het Woord Gods.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heilige Geest heeft wel te voren willen komen (d. i. heeft wel vooruit willen krachteloos maken) de verwaandheid en vermetelheid van eenige onzinnige menschen, die (opdat zij hunne gedichtsels, droomen en goeddunken te zekerder en met meerder praal, pracht en vertoon het arme, eenvoudige, onkundige volk zouden kunnen in de hand stoppen en wijs maken) de kinderlijke leej (van den Heidelbergschen Catechismus) met groote opgeblazenheid versmaden en verwerpen, en schijnen al wat geestelijken, volmaakters en beters aan te willen richten. Tegen dezelven heeft ons de Heilige Geest gewapend, sprekende door den mond van den Apostel Paulus, 1 Thess. 5: 19, 20: „Bluscht den Geest niet uit. Veracht de Profetien niet." Welke spreuken zeer wel dienen tot aanwijzing der openbare predikatie des heiligen Evangelies, welke zulke waaugeesten gaarne in verachting brengen zouden, zeggende, dat het nog maar kinderen en letterknechten zijn, die zich met hel lezen des Goddelijken Woords, en met het gehoor daarvan ophouden, en aan het Woord Gods binden laten, en houden het daarvoor, dat niemand geestelijk kan zijn, die veel houdt van hel uiterlijke Woord, ja die hetzelve niet voorbijgaat en veracht, om te luisteren naar den Geest.
Maar merkt wel op, de Apostel zet beide te zamen: „den Geest niet uit te blusschen, en de Profetie niet te verachten", willende te kennen geven, dat de Heilige Geesl vun bel \\'nqrd. niet afgescheiden is, en Zijne leer [de leer des Heiligen Geesles) niet buiten het Woord moet gezocht worden. Gelijk deze in Goddelijke zaken ongeleerde, deze opgeblazene, verwaande, eigendunkende menschen doen, die het heilige Goddelijke Woord en de predikatie daarvan (naar het bevel Christi geschiedende) verachten onder den schijn, dat zij zoeken den Geest en niet de letler. Konden zij allen het Woord Gods uil den stal van Christus weeren, dan konden zij vrijelijk, als bijtende wolven, met de schaapkens Christi omspringen.
Daarop leggen het alle Libertijnen en vuil gespuis aller seklen toe.
Maar de Apostel zegt wel duidelijk: „Veracht de Profetiën niet." Ziet verder 2 Thess. 2 : 1 — 3 en Gal. 1 : 8, 9 en 2 Petr. 1 : 19 en dergelijke getuigenissen meer, met welke wij geleerd worden geene andere leer, op geenerlei wijze aan te nemen — hoe schoon en met wat schijn die ons mocht aangediend worden — die niet is in het heilige uitgedrukte Woord Gods. De Heilige Geest, door Wiens openbaring het heilige Woord Gods geschreven is, spreekt Zichzelven niet tegen, en openbaart niet, wat daarmede niet overeenkomt. Maar zulks doet wél de geest des Satans, die zich verandert in een engel des lichts, opdat hij met dien schijn bedriegen moge. 2 Cor. 11 : 14.
Maar wij hebben geen zorg, dat wij bedrogen worden, zoolang wij ons houden aan het Woord, hetwelk gepredikt en verklaard moet worden, gelijk het in den Catechismus geschiedt. En wij hebben een schoon voorbeeld in den Moorman, die een kamerling was en een machtig heer van Candace, de Koningin van Ethiopië, dewelke, lezende in den Profeet Jesaja 53: 7, hetzelve niet verstond, zeggende tot Filippus, die hom vraagde, of hij verstond wat hij las: „Hoe zoude ik kunnen, tenzij dat mij iemand onderwees;" en bad daarom Filippus, dat hij op zijnen wagen zoude komen en bij hem zitten. Met dit voorbeeld worden wij geleerd niet (als de droomgeesten) nieuwe openbaringen uit den hemel te zoeken en te verwachten, maar ons te houden aan Gods Woord en naarstigheid te doen om hetzelve to verstaan. God, Die de Schriftuur heeft gegeven, zal ons ook in de kennis van dezelve brengen door de verlichting Zijns Geestes, opdat wij daaruit Hem leeren kennen en tot onze zaligheid komen."
Deze merkwaardige woorden staan aan het einde van de voorrede op de verklaring van den Heidelbergschen Catechismus door Jeremias Bastingius, Predikant, eerst te Antwerpen en daarna te Dordrecht, toen hij uit Antwerpen om des Woords wille was gevlucht. Het boek is uitgegeven in het jaar 1591 te Dordrecht, en is in vele landen, waar de Reformatie was doorgebroken, in de landstaal overgezet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Door geestelijke openbaringen moeten wij ons niet laten afvoeren van het Woord Gods.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's