Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoofdstuk VI. Onderscheidene belangrijke zendingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoofdstuk VI. Onderscheidene belangrijke zendingen.

Petrus Dathenus, naar zijn leven en werken voor de Gemeente Gods.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eene zeer eigenaardige opdracht kreeg Dathenus in Januari 1575 van Keurvorst Frederik III. Hij moest namelijk zich naar Graaf Jan van Nassau op reis begeven, met verzoek om hem uit 's Graven talrijke bergwerken in Siegerland 25 of 30 pond kopererts als proef of monster mede te geven. Doch ook tot het volvoeren van deze opdracht was Dathenus de geschikte man. Wel is waar werden de pogingen vr.n den Keurvorst met betrekking tot den bergbouw in zijne landen met weinig gunstig gevolg bekroond. Toch blijkt, hoezeer de gereformeerde vorsten van Duitschland, vooral Keurpalts en Nassau, ook op het gebied van nijverheid op vertrouwelijken voet met elkaar stonden.
Niet zonder wezenlijken invloed was Dathenus op de kerkelijke ontwikkeling in de drie hertogdommen Gulik, Kleef en Berg. Daar had zich korten tijd te voren, ofschoon dan ook meestal als verborgene gemeenten of gemeenten onder het kruis , eene gemeenschap van gereformeerde geloofsgenooten op den grondslag van de besluiten der Synode van Emden van 1571 gevormd, aan welke zij later die van Dordrecht en Middelburg toevoegden. Tot in onze eeuw handhaafde zij zich als de krachtigste gereformeerde kerk in Duitschland, totdat het ontbindend beginsel der Pruisische Unie ook hier zijne oplossende en verwoestende kracht openbaarde. Aan Dathenus' tusschenkomst was het te danken, dat de Kerk dier drie landen als een wezenlijk bestanddeel der Nederlandsche Gereformeerde Kerk erkend werd.
Met het volste historische recht kon zich deswege in het jaar 1847 de Nederlandsch-Gereformeerde Gemeente in Elberfeld, in welke de instellingen dier kerk weer levend werden, bij haar optreden, als de uitsluitend rechtmatige erfgename derzelve beschouwen.
Toen in het jaar 1575 de Gereformeerden der drie hertogdommen van wege het Roomsche landsbestuur zeer benauwd werden, j a , men hen met terechtstelling dreigde, wendden zij zich tot Dathenus, opdat hij de voorspraak van zijnen Keurvorst voor hen bewerken mocht.
Eene zeer moeilijke zending van uiterst kieschen aard was die, welke hem in den herfst deszelfden jaars werd opgedragen en wel naar den Prins van Oranje, wegens diens huwelijk met Cbarlotte van Bourbon, eene vrouw, die van harte het ware gereformeerde geloof beleed, om hetwelk zij de bitterste vervolging in haar vaderland F r a n k r i j k , zoowel van de Roomschen als van haren dweepzieken vader, den Hertog Lodewijk van Montpensier, had moeten verduren. In Heidelberg had eindelijk de uit het klooster ontsnapte, als een wild gejaagde, eene rustige schuilplaats gevonden, waar de vrome Keurvorst zich harer vaderlijk aantrok, en die haar later, al meer en meer, evenals Dathenus, zijn hofprediker, als eene geschikte gemalin voor den grooten Zwijger beschouwde, die niet lang geleden zijn ongelukkig tweede huwelijk met Anua van Saksen ontbonden had. Aldegonde en Taffin rieden den Prins evenzeer tot die verbintenis, welke te Brielle gevierd werd. Intusschen moest Dathenus, zoowel van de zijde van den Saksisclien Keurvorst als van den Landgraaf van Hessen, menig scherp woord van afkeuring van deze zijne houding en bemoeiingen verdragen.
Het ontslapen van den vromen Keurvorst op den 26sten October 1576 dreef ook onzen Dathenus uit de schoone stad aan den Neckar. Immers Keurvorst Lodewijk VI verdreef allereerst den hofprediker zijns vaders. Een man als Dathenus geraakte nochtans niet in verlegenheid. De andere zoon van Frederik I I I , de Paltsgraaf Jolian Casimir, had namelijk een groot deel des lands op den linker Rijnoever in eigendom verkregen , waarin ook Frankendal gelegen was. Zoo keerde dan Dathenus naar zijne voormalige gemeente terug. Spoedig daarop zond hem Johan Casimir met verscheidene opdrachten in het belang der Gereformeerde Kerk tot den Koning van Navarra en den Prins Condé. In Januari 1577 keerde hij uver Bern naar den Palts terug.
De in Mei 1577 opgestelde „Formula Concordiae" (eendraclitsformule) van de zijde der Lutherschen maakte de scheiding tusschen Lutherschen en Gereformeerden volkomen. Koningin Elisabeth van Engeland uitte haar hartelijk leedwezen over deze verbreking van alle broederlijke banden tusschen de beide Protestantsche Kerken. In vereeniging met den Paltsgraaf Johan Casimir trachtte zij daarom in den zomer van dat jaar met de hoofden der Gereformeerde Kerk in Polen, Hongarije, Boliemen, Frankrijk, de Nederlanden en Zwitserland onderhandelingen aan te knoopen, waarbij wederom Dathenus veel werks op zich nemen moest. Men kwam dan ten laatste overeen een Convent te Frankfort a/d. Main samen te roepen. Den 27stc" September 1577 werd dit tot dien tijd geheel eenige internationale Convent der Gereformeerden uit de genoemde landen in die stad door den Paltsischen Raadsheer Zuleger, in den naam des Paltsgraven, geopend. Slechts van wege de kerken van Bohemen en Zwitserland waren geen afgevaardigden verschenen, wijl zjj verhinderd waren. Intusschen hadden zij schriftelijke verklaringen gezonden, waarbij zij alles goedkeurden, wat tot bevordering der kerkelijke eenheid mocht beraamd en vastgesteld worden. Dathenus, die van den Paltsgraaf den titel van „Raad" gekregen had, was vermoedelijk als opsteller van het protocol of verslaggever van de handelingen tegenwoordig. Immers zijn vele opmerkingen van zijne hand over de handelingen van dit Convent voorhanden. In die samenkomst legde Zuleger den vergaderden drie punten ter beraadslaging voor: 1". hoe men het onzalig veroordeelen der Gereformeerden door de Lutherschen zou kunnen doen ophouden ; 2". of liet wel dienstig en doeltreffend zou zijn eene gemeenschappelijke belijdenis van alle Gereformeerde Kerken op te stellen; 3°. aan wie zulks op te dragen, en hoe men ze aan de afzonderI[jke kerken tot onderzoek en goedkeuring zou moeten toezenden. Ten aanzien van het eerste punt zouden de gezanten van Engeland en der Nederlanden do evangelische vorsten overhalen om tegen die veroordeeling der Gereformeerden op te komen. De gemeenschappelijke belijdenis echter zou door Ursinus en Zanchius opgesteld en door Beza en Gualtherus onderzocht en getoetst worden. Zanchius wijdde zich daarop aan dat werk, daar het nochtans wegens de verwerping der Hiërarchie, die in aartsbisschoppen, bisschoppen enz. in Engeland bestond, van Engelsche zijde de goedkeuring niet verwerven kon, zoo werd van Genève uit aan den predikant Jean François Salvard te Castres het werk op nieuw toevertrouwd. Dat verscheen in 1581 te Genève onder den titel Harmonia Confessionum fidei (Overeenstemming des geloofs der Gereformeerde Belijdenisschriften). Volgens het te Parijs uitkomende Bulletin historique et litteraire van den 15'leu Augustus 1887 had Salvard, Beza, Chandieu en Daneau tot zijne medearbeiders. Zoo hadden dan de broeders van Gereformeerde belijdenis datgene weer opgevat en ten einde gebracht, wat de ongunstige tijdsomstandigheden op Duitschen bodem niet tot voltooiing lieten komen. Deze llarmonia toch blijft voor alle tijden een schoone getuigenis voor de geloofseenheid van alle Gereformeerde Kerken onderling. Er bestaat daarbij geen verschil omtrent de voornaamste leerstukken, als van den Persoon en de beide naturen van Christus, de praedestinatie e. a. En voorzeker heeft Dathenus wel zijnen vorstelijken beschermer krachtig aangespoord om bedoeld Convent te doen slagen, waarop zoodanige noodzakelijkheid eener gemeenschappelijke belijdenis voor 't eerst luide uitgesproken werd.
Middelerwijl hadden in de Nederlanden als gevolg van de vreeselijke Spaansche Furie en de plundering van Antwerpen, de Roomschen en Hervormden zich bij de Gentsche Bevrediging (1576) tegen do Spaansche tyrannie verbonden. Daar evenwel, van uit een kerkelijk oogpunt bezien, slechts do Roomschen uit die Bevrediging voordeel trokken, de Gereformeerden integendeel bespeurden , dat zij ganschelijk veronachtzaamd werden, zoo bewerkten zij tot vaststelling en regeling hunner kerk het samenkomen eener Nationale Synode te Dordrecht op den 2dcn Juni en volgende dagen. Dathenus, die zijnen vorst Johan Casimir, welke met zijn leger den Nederlanders te hulp getrokken was, vergezeld had, werd tot Moderator (leider) dezer Synode beroepen. Van deze en hare gevolgen zullen wij een volgend maal hooren. ( Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Hoofdstuk VI. Onderscheidene belangrijke zendingen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's