Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

III. De voortreffelijkheid der Openbaring Gods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

III. De voortreffelijkheid der Openbaring Gods.

De christelijke geloofsleer voor school en huisgezin. (Vervolg.)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heilige Schrift, hoewel in verschillende tijden en door verschillende mannen geschreven, is daarom toch geen menschelijk werk, maar het eigenlijk werk van den Geest Gods, ingegeven door den Heiligen Geest aan daartoe uitverkorene mannen. Dat de geheele Heilige Schrift haren oorsprong uit God heeft, betuigt de Apostel Paulus, waar hij zegt: „Alle Schrift is van God ingegeven." (2 Timoth. 3 : 16, 17; 1 Thess. 2: 13.) Dat de Schrift des Ouden Verbonds door Gods Geest werd gegeven, betuigt de Apostel Petrus, zeggende: „En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast i s , en gij doet wel, dat gij daarop acht, hebt als op een licht, schijnende in eene duistere plaats, totdat de dag aaolichte, en de morgenster opga in uwe harten. Dit eerst wetende, dat geene profetie der Schrift is van eigene uitlegging. Want de profetie is yoor tijds niet voortgebracht door den wil eens menschen, maar de heilige menschen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken". (2 Petr. 1 : 19—21; 1 Petr. 1: 10, 11.)
Dat de Schriften des Nieuwen Testaments van den Heiligen Geest ingegeven zijn, betuigt ons het woord des Heeren, tot Zijne discipelen gesproken: „Maar, wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid: Hij zal u in al de waarheid leiden: want Hij zal van Zichzelven niet spreken; maar, zoo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spieken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen". (Joh. 16: 13; Gal 1: 9.) Hoe de Apostelen en Profeten zichzelven bewust waren, dat zij niet menschenwoorden, maar Gods Woord spraken, bewijst zoo dikwijls de aanvang hunner prediking: „Zóó spreekt de Heere", of „het Woord des Heeren, hetwelk geschiedde", enz. „1'aulus, een Apostel, niet van menschen...." (Gal. 1: 1, 10.)
De Heilige Schrift, als het eeuwige en onveranderlijke Woord van God is niet aan de wisseling van tijden en beschouwingen onderworpen, maar staat boven alle stroomingen des tijds en der meeningen. Elk nienschelijk boek draagt den stempel van zijnen tijd en het kenmerk der eeuw, waarin het ontstond; zijne redeneeringen en oordeelvellingen zijn van de op dat tijdstip heerschende beschouwingen afhankelijk; Gods Woord alléén richt zich in alle tijden en eeuwen naar Zijnen eeuwigen en en onveranderlijken wil. Daarom zal Gods Woord zich nimmer weerspreken of heden anders oordeelen dan gisteren. Menschen en hunne boeken hebben naar gelang der vorderingen van ontwikkeling en ervaring in de verschillende tijdperken wisselende meeningen en wisselende beschouwingen volgens het spreekwoord : tempora mutantur et nos mutamur in illis (de tijden veranderen, en wij veranderen met hen); maar van het Woord van Christus geldt hetzelfde, wat de Apostel van Christus zelf zegt: Jesus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. (Hebr. 13: 8; Num. 23: 19; Ps. 119: 96.)
Verheven over alle stroomingen en meeningen des tijds blijft de Heilige Schrift eeuwig oud en eeuwig nieuw, daarom heet zij het „eeuwig Evangelie" (Openb. 14: 6.); en de Heere Jesus zegt: „de hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijne woorden zullen geenszins voorbijgaan." (Matt.li. 24: 35.)
„Dezelfde dingen aan u te schrijven is mij niet verdrietig, en het is u zeker". (Filipp. 3: 1.) Zoolang God heilig, en de mensch zondig blijft, blijft ook Gods Woord hetzelfde; evenals brood brood blijft, zoolang de mensch het nog als voedsel noodig heeft; elke wederlegging van Gods Woord door menschelijke wijsheid is ij del; men kan met de holle hand de zee niet ledig scheppen.
Onafhankeljjk van menschelijke geleerdheid en ontwikkeling is Gods Woord voor allen toegankelijk en verstaanbaar, laat zich in alle talen overbrengen en is door de Bijbelgenootschappen reeds in meer dan 200 talen vertaald. De Bijbel is het ware internationale boek, verheven boven de eigendommelijkheid en bekrompenheid der verschillende volken. Derhalve is de Heilige Schrift voor een iegelijk ook de eenige bron van onderwijzing en van troost ter zaligheid in alle tijden en omstandigheden (2 Timoth. 3: 16, 17; Ps. 119: 9, 11, 67, 105; Spreuk. 13: 13; Pred. 12: 13, 14; Rom. 1: 16, 17). Slechts door de Schrift moet de Schrift verklaard worden; zij staat boven elke vergadering of kerkelijke verordening; en bij naarstig onderzoek der Schriften leeren wij alles verstaan, wat wij tot onze zaligheid behoeven. Wij vinden wel is waar, bij het lezen der Schrift vele dingen, die ons onverstaanbaar of onwaarschijnlijk voorkomen ; dan moeten wij echter bedenken, dat ons beperkt, bekrompen verstand hiervan de schuld dradgt, en niet Gods Woord. Bovendien bevat de Heilige Schrift de geschiedenis der ontwikkeling van het Koninkrijk van Christus van het begin der wereld tot aan het einde der tijden. Voor vele dingen in de Schrift is nog niet de tijd hunner volkomene vervulling gekomen; en zullen wij die dingen ook dan eerst volkomen verstaan. De geloovigen des Ouden Testaments verstonden bij voorbeeld vele dingen niet volkomen, die ons nu, na hunne vervulling, volkomen helder zijn. In elke aardsche wetenschap zijn vele onopgeloste raadsels; hoeveel te meer in de bovenaardsche dingen, die voor het menschelijk vernuft en onzen geest ontoegankelijk zijn! Hier geldt het apostolische woord: „Want wij kennen ten deele , en wij profeteeren teil deele, doch, wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal, hetgeen ten deele is, te niet gedaan worden." (1 Cor. 13: 9, 10.) Dat zoovele dingen, in de Schrift meedegedeeld, in tegenspraak zijn met de wetten der natuur, en daarom onwaar schijnen, is, voor ons slechts het bewijs, dat de wetten der natuur onveranderlijk zijn voor ons menschen, maar niet voor den Almachtigen Schepper, den Heere der natuur. Te loochenen, dat God de macht heeft, om de natuurwetten te overschrijden, staat geheel gelijk met God te stellen onder de natuur, en dus van den levenden God eenen dooden afgod te maken.
Overigens druischen ook zelfs in onzen tijd vele dingen tegen de natuurwetten in, zonder dat het ons in de gedachten komt, deze verschijnselen voor onwaar of onmogelijk te houden. Gen. 18: 14; Luk. 1: 37: „Want geen ding zal bjj God onmogelijk zijn." Als wij op Gods wegen letten, ervaren wij, dat alles, wat God in Zijn Woord beloofd of gedreigd heeft, ook altemaal komt, gelijk geschreven staat (Jozua 21: 45.): „Er viel niet een woord van al de goede woorden, die de Heere gesproken had tot het huis van Israël; het kwam altemaal. (Jozua 23: 14; 1 Koningen 16: 34.)
Opdat wij Gods Woord verstaan mogen , moeten wij steeds bidden: „Ontdek mijne oogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uwe W e t ! " (Psalm 119: 18.) „Heere, maak mij Uwe wegen bekend, leer mij Uwe paden. Leid mij in Uwe .waarheid en leer mij, want Gij zij t de God mijns heils: U verwacht ik den gansclien dag." (Ps. 25 : 4, 5.) Wij moeten de Heilige Schrift niet lezen uit bloote nieuwsgierigheid of als tijdverdrijf, dat brengt geen nut aan voor de ziel, en daartoe is ons Gods Woord geenszins gegeven; maar wij moeten de Schrift onderzoeken uit oprechte begeerte naar Christus en Zijne gerechtigheid; dan zullen wij wijs gemaakt worden tot zaligheid door het geloof, dat in Christus Jesus is. (2 Timoth. 3: 15.) De voortreffelijkheid van Gods Woord en de veelzijdige nuttigheid van hetzelve voor elkeen wordt ons door den 119llen Psalm het duidelijkst voor oogen gesteld. De ware en hoogste wijsheid wordt alleen in Gods Woord gevonden; waar dit Woord ondermijnd en op zijde gezet wordt, bedekt duisternis de aarde en donkerheid de volken (Jesaja 60: 1); de natiën vallen van hunne wetenschappelijke hoogten in geestelijke duisternis, in bijgeloof, ongeloof en onzedelijkheid. Daarentegen, waar Gods Woord op den kandelaar gesteld wordt en het licht is op den levensweg, het richtsnoer der gedachten en handelingen, daar wandelen de volken in de kennis des Heeren en tot Zijne eere; de eer en welvaart der volken bloeit; waarheid, trouw en reine zeden schieten wortel in het hart der menschen , en zulk een volk verkrijgt den zegen Gods. (Ps. 85: 9 — 1 4 ; Ps. 144: 12—15.)
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

III. De voortreffelijkheid der Openbaring Gods.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's