Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van II Corinthe 3 vs. 6b.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van II Corinthe 3 vs. 6b.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want de letter doodt, maar de Geest maakt leveud."

Wij belijden, dat de Heilige Geest, de Geest des geloofs en der bekeering, het geloof in onze harten werkt en sterkt door het W o o r d Gods. Hierover echter heerschen, ook bij dezulken, die zeggen met deze belijdenis in te stemmen, menigerlei dwalingen tot schade der zielen. Gods Woord wordt niet geëerd, zooals het Gode betamelijk is; men houdt het voor eene doode letter, en zoo wordt er gruwelijk gezondigd tegen den Naam des Heeren, tegen de eere Gods.
De Apostel Paulus spreekt in 2 Corinthe 3 van zijnen dienst; hij noemt zich een dienaar des Nieuwen Testaments of des Geestes, en niet der letter, en wijst den grond daarvan aan, als hij zegt: „Want de letter doodt, maar de Geest maakt levend." Meestal verstaat men dit, alsof de Apostel gezegd had, dat de letter der Schrift dood is en geene werking op den mensch heeft, tenzij zij door den Heiligen Geest aan het hart geheiligd wordt. Ware dat echter des Apostels bedoeling , dan had hij moeten zeggen: de letter is d o o d , maar hij schrijft: de letter d o o d t . Van eene doode letter te spreken in betrekking tot de Heilige Schrift is dus geheel onjuist, strijdt ook met de waarachtigheid van Gods Woord. De kantteekening op onzen Staten-Bijbel geeft de juiste verklaring, als zij aanwijst, dat met de letter het w e r k - of wet verb o n d , met Geest het g e n a d e v e r b o n d bedoeld wordt. In aansluiting met deze verklaring zeggen wij : I. De Heilige Schrift is het levende Woord Gods. II. Als wij echter in het werkverbond staan, worden wij door hare letter gedood. III. Daarentegen in het genadeverbond staande, maakt ons de Geest der Schrift levend.
I. De H e i l i g e S c h r i f t i s h e t l e v e n d e W o o r d G o d s.
Men zegt, dat de Heilige Schrift, op zichzelf beschouwd, eene doode letter is. Maar eilieve, als een vader zijne kinderen roept, en deze niet willen hooren en komen, zal men dan zeggen, dat die vader dood is, of dat zijn bevel een ledig, dood woord is? Immers neen, de vader toont, dat hij leeft, en hij handhaaft zijn bevel door bestraffing van de ongehoorzame kinderen; zijne kinderen zal men ongehoorzaam noemen, en zouden deze zich willen verontschuldigen, dat zij niet k u n n e n gehoorzamen, dat de vader zelf hen moet komen halen, — dan zal men dien kinderen toch geen gelijk geven, maar hen met ernst tegenstaan. Welnu, zoo staat het ook met de Heilige Schrift. De Heilige Schrift, Gods Woord, is door God ingegeven; de Profeten en Apostelen hebben gesproken door den Heiligen Geest. Dus, God zelf, de Heilige Geest, spreekt in de Heilige Schrift tot ons. Als wij dan dit Woord, al lezen wij het ook en redeneeren er over, niet verstaan, niet op ons zeiven toepassen, niet gehoorzamen, dan mogen wij, om ons zeiven te verontschuldigen, toch niet zeggen, dat het, op zichzelf beschouwd, eene doode letter is, en dat eerst de Geest over ons komen moet, voordat wij kunnen gelooven en ons bekeeren. Op deze wijze handelen wij als de ondeugende kinderen, die nog met hunnen vader en zijn woord den spot drijven; zoo smaden wij de Schrift, alsof zij niet door den Heiligen Geest ingegeven, niet Gods Woord ware. Want is God de l e v e n d e God, is de G e e st zelf h e t l e v e n , dan kan ook het Woord Gods, het Woord der Heilige Schrift niet dood zijn, maar is l e v e n d . Dit getuigt ook de Heilige Schrift zelve, Hebr. 4 : 12: „Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeeling der ziel en des geestes en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeeler der gedachten en der overleggingen des harten. En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de oogen Desgenen, met welken wij te doen hebben." Zelfs van Mozes, dien toch l'aulus eenen dienaar der letter en der verdoemenis noemt, getuigt Stefanus: dat de Engel des Heeren met hem sprak op den berg Sinai, en dat hij de levende woorden ontving, om ons die te geven. (Hand. 7: 38.) Dus zijn ook de woorden van Mozes, op zichzelven beschouwd, niet dood maar levend.
En ook zegt Jesus Christus van Mozes, d. i. van Mozes' woorden, dat deze de ongeloovige Joden zullen aanklagen. Joh. 5 : 45; gelijk Hij van Zijn Woord getuigt: Indien iemand Mijne woorden gehoord en niet geloofd zal hebben, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen, dat Ik de wereld oordeele, maar opdat Ik de wereld zaligmake. Die Mij verwerpt, en Mijne woorden niet ontvangt, heeft die hem oordeelt; het woord, dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordeelen ten laatsten dage. Joh. 12: 47, 48. En van Zijne woorden, die dus de ongeloovigen zullen oordeelen en verdoemen , zegt Hij dat zij geest en leven zijn, en ook Petrus en al de discipelen des Heeren noemen ze „woorden des eeuwigen levens". Yan de menschen en hunne heerlijkheid getuigt de Schrift door den Profeet Jesaia (Hoofdst. 40), dat zij vergaan, maar dat het Woord onzes Gods in eeuwigheid blijft; en deze getuigenis haalt Petrus aan om te bewijzen, dat de kinderen Gods wedergeboren zijn niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwigblijvende Woord van God, 1 Petr. 1 : 23.
Gewis, het Woord Gods heeft en doet steeds zijne kracht en werking en betoont zich als levend en eeuwig blijvend, hetzij liet doodt en verdoemt, hetzij het levend maakt en zaligt. Want, spreekt de Heere, gelijk de regen en de sneeuw van den hemel nederdaalt en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite en zaad geve den zaaier en brood den eter, alzoo zal Mijn Woord, dat uit Mjjnen mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeeren , maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn, in hetgeen waartoe Ik het zende, Jesaia 55 : 10, 11.
Indien wij dan het Woord niet begrijpen , of niet gehoorzamen, dan zijn wij gelijk aan ongehoorzame kinderen; bij ons ligt de schuld; het Woord is levend, maar wij zijn dood, dood door de misdaden en de zonden; het Woord is goed, maar wjj deugen niet.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Verklaring van II Corinthe 3 vs. 6b.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's