Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Literarische beweging onder de Hongaarsche protestanten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Literarische beweging onder de Hongaarsche protestanten.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sedert het vierdedeel eener eeuw leeft het denkbeeld om eene letterkundige vereeniging tot bescherming van de belangen der Protestanten te stichten; de eerste met geestdrift aangewende poging leidde tot niets tengevolge van de belemmeringen, door de regeering in den weg gelegd. De ziel der beweging was Emerich Révész, predikant te Debreczin. De andere poging ging uit van Graaf Melchior Lonyai; zij vond evenwel geen bijval, wijl duidelijk het streven bleek, om den „Hongaarschen Protestantenbond'', die wegens zijn modernisme berucht was, onder eenen anderen naam in het leven terug te roepen.
In de jongste tijden is uit Debreczin aan het Generaal-Convent, het opperbestuur der Gereformeerde Kerk, de voorslag gedaan, om eene „Hongaarsch-Protestanlsche Vereeniging voor Kerkgeschiedenis" op te richten. Het Convent, den kring zijner werkzaamheden door opneming der overige theologische wetenschappen uitbreidende, nam den voorslag aan. Omdat echter in Buda-Pesth in het belang van dien meer uitgebreiden werkkring op de wijze van genootschap of vereeniging, op particulier gebied aireede eene beweging ontstond, bepaalde het Convent er zich slechts toe om als beginsel vast te stellen, dat de Protestantsche wetenschappelijke vereeniging tusschen de Augsburgscli-Evangelische en de Evangeliscli-Gereformeerde zusterkerken gegrondvest en aan het Convent daarvan bericht zou gegeven worden.
Den 28sten December van 1886 kwamen inderdaad te Buda- Pesth op particulier initiatief eenige vertegenwoordigers der literatuur bijeen , en maakten een ontwerp van statuten op voor de te stichten literarische vereeniging; het Debi ecziner Protestantsche kerkelijk blad juichte het plan dadelijk toe, maar de Sarospataker kerkelijke courant gaf aan de stichting eene zoodanige beteekenis, dat ook de Unitariërs daarin eene plaats konden vinden. De handige Unitariërs, die te Buda-Pesth eene propaganda hebben, gaven daarop onmiddellijk van hunne toetreding kennis; en zij, die de zaak op touw zett'en, hebben zonder eenige lastgeving, ja tegen de bepaling van het Convent in, de Unitariërs opgenomen en stelden de namen van den Superintendent en den Oppereurator der Unitariërs op den oproepingsbrief naast de namen der leidslieden van de twee Protestantsche zusterkerken.
Onder den eersten indruk van vreugde verzuimden sommigen de onderteekeningen van den oproepingsbrief opmerkzaam na te gaan; bovendien stond toch de weg nog open, om bij de definitieve vaststelling der statuten bij deze de beginselen rakende vraag eene vaste stelling in te nemen.
Met groote geestdrift begroetten zoowel de enkele personen als de besturen de Vereeniging ; de vergadering van het Supei'intendentiaal-Convent aan gene zijde der Theiss in Debreczin gaf zelfs van hare toetreding kennis met hot grootste stichtingskapitaal, 2000 florijnen; enkele wereldlijken met 500 fl.; er meldden zich 800 leden met 30000 florijnen aan. Daar hoorde men de eerste protesteerende stem van de Makoër Gereformeerde Gemeente, waar de Unitarische propaganda door hare kunstgrepen GO gereformeerde kerkleden afgetrokken had. Eindelijk kwam ook de oproeping tot de groote Gereformeerde Gemeente te Debreczin ; de kerkeraad nam de zaak in nauwgezette overweging en liet zich omtrent de toetreding voorlichten door eene commissie, bestaande uit de predikanten der Gemeente en de professoren. De commissie onder voorzitterschap van den Superintendent gaf als haar gevoelen te kennen, dat de Gereformeerde Gemeente van Debreczin zich bij de literarische Vereeniging zou aansluiten, mits deze zich zonder de Unitariërs vestigde. Omtreeks dien tijd (16 April 1888) was de vergadering der literarische Vereeniging tot vaststelling harer statuten reeds te Buda-Pesth samengeroepen. Een gelijk besluit, als door de Gemeente van Debreczin genomen was, nam ook liet Debrecziner Senioraat eenstemmig aan. Die twee lichamen tellen 100000 Gereformeerden.
Die hoogst aanzienlijke eerste samenkomst der Vereeniging werd door de beide wereldlijke voorzitters van het Gereformeerde en het Evangelisch-Luthersche Convent, Baron Nicolaus Vay, den voorzitter van het Hongaarsche Hoogerhuis, en Baron Pronay uitgeschreven, die dan ook het voorzitterschap waarnamen. Ook verschenen er Koloman Tisza , gereformeerd Óppercurator, die tegenwoordig president van het Hongaarsche Staatsministerie is, en zijn broeder Graaf Lodewijk Tisza, Opperourator, ea de Superintendenten van beide Kerken, een (die van Debreczin) uitgezonderd. De beide protesten uit Debreczin werden door Heer Johann Valyi, Opperourator van de Superintendentie aan gene zijde der Theiss overhandigd; zij weiden verdedigd door Koloman K. Tóth, Albrecht Kiss, predikant in Debreczin, en door nog anderen.
De gereformeerde Superintendenten van Buda-Pesth en Klausenburg, Carl Szasz en Dominik Szasz, vielen het standpunt der Debrocziners inet scherpe en ultra-liberale woorden aan ; inet het gansche gewicht van zijn aanzien en gezag sprak ook de Minister-president Tisza in deze zaak en die allen, zich in den schitterenden mantel der verdraagzaamheid en der vrijheid hullende, verklaarden de ingediende protesten als niet ontvankelijk ; K. Tisza gaf onomwonden als zijn gevoelen te kennen, dat het Protestantisme en de zucht tot uitsluiting vlak tegenover elkander staan, 't Bevreemdt dus niet, dat de Unitariërs met groote meerderheid van stemmen in de Vereeniging opgenomen werden. Tegelijk is ook de strjjd omtrent deze zaak zoowel in de kerkelijke als in de politieke bladen aangevangen. Ja een ware storm werd opgewekt door een artikel van den Debrecziner professor Franz Balogh ouder den titel : „Gereformeerd geweten."
De scheiding in twee legerkampen ving in Debreczin aan.
Den eersten Mei werd de zitting der Superintendentie aan gene zijde der Theiss geopend. Hier, waar vóór 300 jaren de wassende vloed van het Unitarisme binnen zekere grenzen was teruggedrongen, kwamen de twee zoo verschillende beschouwingen tegenover elkander te staan. In twee avondconferentiën werd over deze hoogst belangrjjke , het beginsel rakende vraag debat gevoerd; K. Tisza's met gloed verdedigde voorstelling van den aard der kwestie scheen op vele, vooral de wereldlijke medeleden der vergadering grooten indruk te maken.
In de zitting van 1 Mei diende Franz Balogh en zijne medestanders een voorstel in om te besluiten , dat de Superintendentie (800000 zielen sterk) liet samenwerken met de Unitariërs in beginsel niet goedkeurt en haar nader besluit er van afhankelijk maakt, of aan haren wensch wordt tegemoet gekomen. Het tegenvoorstel kwam van Graaf Jozef Degenfeld, Opperpalatijn en Senioraatscurator. De beslissing werd aan eene stemming onderworpen. Met 33 tegen 29 stemmen werd het voorstel van Balogh aangenomen.
De gereformeerde kerkeraad te Debreczin maakte als lichaam zijne opwachting bij de twee presidenten van het Snperintendentschap, den geloovigen en onbeweeglijken Superintendent Valentin Révész en den staudvastigen Opperourator Johann Valyi. Den grijzen evangeliedienaar Michael K. Tóth was het opgedragen om de begroetingsrede uit te spreken. Met aanhaling van de eerste vraag van den Heidelbergschen Catechismus hield hij aan op de instandhouding der Gereformeerde Kerk, sprak zijne besliste afkeuring uit over de Unitarische richting, die den Christus en den Heiligen Geest verloochende, en wekte de presidenten op tot verdere standvastigheid onder de banier van Christus. Getroffen antwoordden zij: „Afvalligen worden wij niet." Onder tranen hoorden de Ouderlingen (kerkeraadsleden) dat aan. Do zegepraal is aan de onwrikbare standvastigheid van Yalentin Révész te danken.
Van dien tijd af wordt er aanhoudend gestreden, en de gemoederen zijn door groote onrust en beroering aangegrepen, 't Spreekt vanzelf, dat de vrienden der Unitariërs nu hen bespotten, die aan de belijdenis vasthouden en hen bekrompenen , uitsluiters, duisterlingen, verbranders van Servet, enz. schelden. Maar zulks schrikt hen niet af, die voor de grondwaarheden des Christendoms liunue stem verhieven, en die van eene literatuur, welke van Unitariërs en hunne vrienden komt, voor de Kerk volstrekt niets, dat opbouwt of stiplit, kunnen verwachten.
Als onze hooggeplaatste wereldlijke lieeren en de tot de radicale theologie overhellende kerkdijken ook verder deze uit strijdige bestanddeelen bestaande literarische Vereeniging tot eiken prijs zullen handhaven en het geweten der geloovigen geweld willen aandoen, dan staat de Gereformeerde Kerk eene treurige tweespalt te wachten, terwijl de Yereeniging hare bloesems vóór haren tijd zal afwerpen. Indien de Vereeniging in eene louter geschiedkundige vereeniging zou overgaan , zoo ware er tegen het toetreden der Unitariërs niets in te brengen, wijl dan de overige takken der theologische wetenschap op het eigen gebied der Kerk zouden verwezen worden. Er zijn in liet land 55000 Unitariërs, en om hunnentwil zal men vele honderdduizenden Gereformeerden uit de Literarische Vereeniging uitsluiten. Dat is verkeerd gehandeld. Tegen de Coriolanussen heeft de moederkerk te vergeefs hare stem verheven. Wat nog gebeuren kan, is niet te voorzien.
Debreczin, 16 Mei 1888.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Literarische beweging onder de Hongaarsche protestanten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's