Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk III.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zooals in het Evangelie op de prediking van Christus (Matth. 5—7) Zijne wonderwerken (Matth. 8 en 9) ter bevestiging volgen, ztio is het ook bij de Apostelen, en deze wonderteekenen moeten de heerlijkheid van den Naam Jesus openbaren. — Hoe heeft toch de genade deze beide mannen, Petrus en Johannes, anders zoo onderscheiden van karakter, te zamen gevoegd ! Hoe zijn beiden door den Heiligen Geest toegerust en opgericht. Hadden zij zich vroeger als het ware verborgen achter slot en grendel, zoo gingen zij nu vrij en vroolijk, niet in hoogmoed, maar in kinderlijken eenvoud naar deu tempel; daarheen was toch de Heere zelf steeds met hen gegaan. Al was de tempel van de zijde der menschen tot een moordenaarskuil gemaakt, — van de zijde Gods is en blijft die het huis Gods, en zoo noemt hem de Heilige Geest.
Zoo bevonden de eerste Christenen zich nog steeds m den tempel; zij lieten het aan God over om dien af te breken.
De Apostelen hadden bovendien in den tempel, vooral „omtrent de ure des gebeds", gelegenheid Christus te verkondigen, wanneer en zooals God het beschikt en de Heilige Geest het geeft uit te spreken. Zoo had deze kreupele menigmaal aan de schoone poort gezeten, nu echter was het Gods tijd, om Jesus aan hem te verheerlijken. Dat hij hier bedelen moest bewijst echter, dat de vrome lieden niet gedachtig waren aan de Wet Gods, welke beveelt voor zulke armen te zorgen. Nu viel niet alleen dezen man maar ook den Apostelen eene verrassing ten deel. Het was door de drijving des Heiligen Geestes, dat Petrus sterk op hem zag en zeide : „Zie op ons!" Opmerkenswaardig zijn deze woorden: „hij hield de oogen op hen", hij zag hen sterk aan (Vs. 4 ) ; wij lezen dit dikwijls van Christus; het beteekent een vast, strak, onafgewend en derhalve doordringend aanzien, zooals de Heilige Geest dit werkt, die niet slechts het lichaam tot Zijnen tempel, maar ook de leden des lichaams tot Zijne werktuigen maakt. —Met het krachtige woord : „Zie op ons !" wilde Petrus zich als het ware eenen weg banen in het hart van dezen man, hem binden en vertrouwen bij hem wekken.
In plaats van eene aalmoes, die hij begeerd had, ontving hij gezondheid, kracht, leven, en dat niet alleen voor zijn lichaam, maar ook voor zijne ziel. De Apostelen waren en bleven arm aan aardsche goederen (Vs. 6), zij genoten dus ook niet van eene vermeende verdeeling der goederen ook verzamelden zij zich geene schatten van goud of zilver, van macht en eer, als groote kerkvorsten plegen te doen; veeleer maakten zij anderen rijk, in de eerste plaats voor den hemel, dikwijls echter ook voor dit leven, voor het lichaam. Zulks geschiedde door het W o o r d , van hetwelk zij bedienaars waren. Welk eene macht des Woords en des geloofs openbaarde zich in zulk een doen (Vs. 6—8) ! Zichzelven schreef Petrus geene macht of verdienste, geene kracht of heiligheid toe, maar hij wijst het volk, dat zoo gaarne vleesch verheerlijkt, van zich af (Ys. 12) op den God en Vader van den Heere Jesus Christus (Vs, 13), opdat zij in H e m g e l o o v e n . En om hen des te meer tot het geloof te bewegen, ontdekt hij hun met éénen slag in liefde hunne misdaad en hunne schuld (Vs. 13 —15), verheerlijkt den alleen goeden, door hen gesmaadden Naam Jesus (Vs. 16), en lokt hen zoo liefderijk en vriendelijk tot de verlossing hunner zielen (Vs. 16—20).
Vs. 21. „Tot de tijden der wederoprichting", d. i. tot op den tijd der h e r s t e l l i n g (apokatastasis). Het volk had eene l i c h a m e l i j k e h e r s t e l l i n g voor oogen in dezen gezondgemaakten kreupele; van deze herstelling gaat Petrus terstond over tot h u n n e (des volks) g e e s t e l i j k e h e r s t e l l i n g; men moet derhalve in dit woord „apokatastasis" of wederoprichting niet het verkeerde begrip van eene zoogenaamde „w e d e r b r e n g i n g a l l e r d i n g e n " leggen. Veeleer is het uit de woorden des Apostels duidelijk, dat hij onder de wederoprichting aller dingen verstaat de geestelijke verlossing des volks, hunne bekeering, belijdenis van zonden en hun geloof, waardoor zij den zegen van Abraham zouden deelachtig worden in vergeving der zonden door Dien, die aan Abraham beloofd, door de Profeten verkondigd, alsnu tot hen gekomen, doch miskend en gekruisigd, door God echter opgewekt is, in Wiens Naam gezondheid en redding en alle heil is. 1)
Deze Jesus was nu opnieuw tot het volk gezonden, niet meer in het vleesch, maar i n h e t W o o r d , in de prediking der Apostelen, opdat zij nu gelooven zouden (Vs. 19, 20, 26).
Derhalve spreekt de Apostel ook in Vs. 21 niet van toekomstige dingen, eerst na langen tijd te verwachten, noch ook van eene wederbrenging van het volk der Joden in hun land, maar hij bedoelt, zooals uit Vers 24 blijkt, die dagen en die tijden, in welke hij zelf en zijne toehoorders leefden; aan het geslacht van z i j n e n tijd zoude de belofte vervuld worden door het geloof in Jesus. Ook in Handelingen 15: 16 wordt de wederoprichting van den tabernakel van David (naar Amos 9 : 11, 12) in den tjjd Christi en der Apostelen gesteld; in Christi lijden en Zijne opstanding en de vrucht daarvan voor de geloovigen is de voorzegging der Profeten vervuld (3: 18, 24). Nogmaals gaf de Heere aan het volk gelegenheid tot bekeering, terwijl Hij hun, nadat zij Jesus verworpen hadden, de Apostelen en in hunne prediking Zijnen Christus zond. Dat was de tijd eener v e r k o e l i n g , van een ademscheppen, waar zij zich beterden en bekeerden, Jesus aannamen en hunne zonden uitgedelgd werden. Zoo gansch vriendelijk, zoo geheel met de ontferminge Christi zoekt de Apostel hen te winnen voor dat ééne, dat zij juist nu noodig hadden; hij wilde hen volstrekt niets vertellen van dingen, aan welke zij niets hadden, die na langen tijd nog zouden moeten verwacht worden; het was er hem niet om te doen eene dogmatische stelling in te vlechten en op te dringen in eene hoogernstige rede, die oogenblikkeljjk bij de hoorders werken moest.

1) Luther vertaalt: ,,Die den hemel moet in bezit nemen." Juister is onze vertaling: „Welken de hemel moet ontvangen"; de Heere Jesus Christus had hemel en aarde ingenomen (Matth. 28 : 18; 11 : 27); maar de hemel moest Hem ontvangen, opnemen, opdat Hij zitte ter Rechterhand Gods als onze Koning en eeuwige Hoogepriester (Hebr. 8: 4; 10: 13; 1 Cor. 15: 25).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk III.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's