Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk IV.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk IV.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot het v o l k spraken zij, de Apostelen: want om het volk was het hun en God zelf te doen; aan al het volk moest Gods raad en Gods doen openbaar worden. Zoo is ook het geschrevene Woord, de Bijbel, voor al het volk; dit Woord kan door allen begrepen en moet door allen gelezen worden. Om dit aan het volk toe te dienen zijn er voorgangers en leeraars. Doch, hoe dikwijls gebeurt het, dat de geroepene herders, omdat zij liever h e e r e n der kudde zijn willen, aan het volk het Woord onthouden en voorbedachtelijk daarop uit zijn, oin het volk niet tot de w a r e waarheid te laten komen. Dat zou men wel niet gelooven; het wordt echter wel openbaar, als de ware waarheid aan den dag en onder het volk komt. De bouwl i e d e n juist verwierpen den hoeksteen Christus in Zijn Woord, zooals Hij Zich openbaart in Zijne ware gedaante. De eerste en ergste tegenstanders waren „de priesters", en hun ter hulpe „de hoofdman des tempels", de wereldlijke overheid, en met deze beiden in verbond — ten minste in de vijandschap tegen Christus met hen één — „de Sadduceën"; dus in de eerste plaats de ijveraars voor de voorvaderlijke wet, daarna de handhavers des rechts en der gerechtigheid, van rust, orde en welvaart, en eindelijk de in eigen oog wijzen en verstandigen, de verlichten en meer beschaafden, die „op de hoogte van hunnen tijd zijn", terwijl zij de Grieksch-heidensche beschaving aangenomen en een goed deel van de oude Joodsche kraam over boord geworpen hadden. Het zijn dus over het algemeen de eersten, de besten, de edelsten, de keur der maatschappij! (Vs. 1). Wat is hun dan eigenlijk in den weg? „Zeer ontevreden zijnde, omdat zij liet volk leerden" — dit is het algemeeue bezwaar; — denk eens, hoe verschrikkelijk dit is! — en nu komt het meer bijzonder bezwaar: Het verdroot hen, zij waren ontevreden, omdat vzij in Jesus de opstanding uit de dooden verkondigden;" dit is het wat men tot op den huidigen dag het minst verdragen kan; eene ergernis is het niet alleen lieden ten dage, maar was het reeds voor achttien eeuwen; want voorzeker het hangt alles aan het feit der opstanding. (Zie 1 Cor. 15 en vele andere plaatsen). (Ys. 2).
Maar wat willen zij dan hier ? Zij traden op hen toe ven sloegen de handen aan hen" (Ys. 3). Geweld gaat toch boven recht; andere middelen staan hun niet ten dienste, niet eens de macht, alleen het ruwe geweld; in de eerste plaats drijft hen de nijd, dan de liefde tot de ongerechtigheid, en zij zijn daartoe in staat tengevolge van hunne inwendige goddeloosheid. Ook de w i j z e , w a a r o p dit geschiedt, is tegen alle recht en wet in; men nam hen niet in verhoor, om hen, al naar het uit dit onderzoek blijken zou, öf in vrijheid te stellen öf in de gevangenis te voeren ; neen, hen onderdrukken, tot zwijgen brengen of uitroeien, •—dat wilden zij, en zij zetten lien in bewaring tot den anderen dag (Vs. 3); trouwens, wat was daaraan gelegen ? zij mochten zich in den kerker bedenken; „want het was nu avond" (Vs. 3), en die heeren wilden de rust genieten; evenwel: de goddeloozen hebben geene rust; ook zijn hunne voeten snel om bloed te vergieten; zij konden niet rusten, het plaagde hen voortdurend. — Was het nu met het Woord gedaan? was het met de predikers uit? „En velen van degenen, die het Woord gehoord hadden, geloofden ; en het getal der mannen werd omtrent vijfduizend" (Vs. 4). Het Woord was gesproken, wie zou het keeren of ophouden; het deed zijne werking, wie wilde die tegengaan? „Het W o o r d Gods is n i e t g e b o n d e n ! " dit is steeds openbaar geworden, waar de getuigen des Woords gebonden werden.
Dit gevoelen de vijanden ook wel, zij zijn vol vreeze, daarom zoeken zij zich te versterken. Als nu de morgenstond aankwam — want zij zijn vroeg op — vergaderden hunne Oversten en Ouderlingen en Schriftgeleerden te Jerusalem , (alles moet toch in den weg des rechts en der gerechtigheid geschieden !)
Annas, de Hoogepriester, en Kajafas, en Johannes, en Alexander, en zoo velen er van het hoogepriesterlijk geslacht waren (Vs. 6), eene geheele zamenrotting vol van simonie en nepotisme, de geestelijke aristocratie! Alle mogelijke achteruitgang en bederf is immers het gevolg er van , als het volk en zijne oversten het Woord verwerpen en den Koning, Jesus, niet willen eeren noch zich voor Hem buigen. Wat beginnen zij nu? vZij stelden hen in het midden", — dat is geene kleine zaak, doch geheel naar Matth. 10: 17, 18, — en zij vraagden hun : Door wat kracht, door wat naam hebt gijlieden dit gedaan? (Vs. 17). W i j hebben u daartoe toch niet gemachtigd of u bevoegdheid gegeven! — Wat wilden deze arme schapen nu beginnen ? Is het eene woord van den Heere Jesus waar, dan zal ook het andere vervuld worden Matth. 10 : 19,20: „Gij zult niet bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken zult: want het zal u in dezelve ure gegeven worden, wat gij spreken zult. Want gij zijt het niet, die spreekt, maar het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt." Zoo ook hier (Ys. 8): Toen zeide Petrus, vervuld zijnde met den Heiligen Geest lol hen". Hier hebben wij, om zoo te spreken, de eerste officieele predikatie der Apostelen, sedert zij den Heiligen Geest ontvingen; want de beide voorgaande waren meer gelegenheidspreeken, de eerste veroorzaakt door onrechtmatige bespotting (Hoofdst. 2), de andere door de verbazing cn verwondering des volks (Hoofdst. 3); hier echter zijn Petrus en Johannes geroepen, voor de hoogste vergadering getuigenis van hun geloof en van hunne leer af te leggen. Overigens is het nog eene groote barmhartigheid en lankmoedigheid Gods, dat Hij aan deze oversten des volks den Heere Christus nog liet prediken, Dien zij toch verworpen hadden , en zonder Welken geen heil is. (Wordt vervolgd).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juli 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk IV.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juli 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's