Leestafel.

De r e c h t v a a r d i g i n g des z o n d a a r s voor God d o o r C h r i s t u s a l l e e n is als het ware de spil, waar alles in de Christelijke Geloofsleer, in liet Evangelie van Jesus Christus om draait.
Dit heeft de geachte schrijver van bovengenoemd boekje op het oog. Daarvoor staat hij in.
De schrijver van het werk „De Yleeschwording des Woords" erkent dit leerstuk, en evenzoo doen alle tijdgenooten, welke aan de Belijdenis onzer vaderen willen vasthouden. Evenwel houdt men het n i e t vast, als men tot de leer der heiligmaking komt. Tot dusverre staat deze leer in allo leerboeken en geschriften afgezonderd van de leer der rechtvaardiging door het geloof. Zij wordt dan voorgesteld öf als een wezenlijk werk van den zondaar, die tot het geloof in Christus gekomen is, öf als eene werking Gods, waardoor Hjj den mensch krachten en deugden instort; in beide gevallen staat de mensch niet meer in liet g e l o o f a l l e e n , maar in zijne werken en deugden. Dat nu komt niet overeen met de leer van de rechtvaardiging door het geloof in Christus alleen; en toch moet de heiligmaking een' zoodanige zijn, dat zij de rechtvaardiging door het geloof alleen niet omverwerpt.
Prof. Dr. Böhl was wegens zijn geschrift over de „Incarnation des Göttlichen Wortes" (Wien, G. P. Paesy, 1884, thans Amsterdam, Scheffer & Co., en wegens zijne „Dogmatik" Amsterdam, Scheffer & Co. 1887), aangevallen geworden, dat hij de leer van het beeld Gods vóór Adams val, van den toestand des menschen na den val, van do erfzonde en erfschuld, eindelijk het leerstuk van de vleeschwording van Christus niet zuiver zou hebben voorgedragen.
Hij verdedigt zich nu in het boekje „Ter Verwering" tegen die aanvallen en beschuldigingen, en wel zóó, dat hij zijne tegenstanders wijst op de dwalingen, waaraan zij zich in de leer der heiligmaking schuldig maken, — terwijl hij hier aanwijst, hoe deze leeringen reeds in de tijden der Hervorming ontstonden, doch met eenstemmigheid door de Hervormers, Melanchthon, Calvijn, als ook Zanchius werden afgewezen. Gelijk zij toen ter tijd door hare voorstanders gestaafd werden door eene verkeerde opvatting van het beeld Gods en van den toestand des mensehen na den val, zoo is dit ook thans weder het geval. Daarom behoort men de leer van het beeld Gods naar Gen. 1 : 26 en de leer van de erfzonde volgens Rom. 5 : 12 — 21 juist te ontwikkelen en voor te dragen, en daarvan niet af te wijken. — Dan zal men in overeenstemming blijven met de leer van de rechtvaardiging door het geloof, ook zelfs in de leer der heiligmaking.
Prof. Dr. Böhl nu bespreekt in 5 hoofdstukken:
1 Het beeld Gods, waarin de mensch geschapen was;
2. De beschouwing van den staat der rechtheid en van de heiliging door Dr. Kuyper;
3. Do toerekening van Adams zonde volgens Rom. 5 : 12 vv.;
4. Gevolgtrekkingen uit Rom. 5: 12—21, voornamelijk met het oog op de leer van de heiligmaking.
5. Over de vleeschwording des Woords.
Wij kunnen hier niet verder uitweiden over het zeer belangrijke boekje, maar hopen later het een en ander leerstuk in dit Blad te mogen bespreken.
Intusschen zijn wij den lloogleeraar dankbaar, dat hij in zijne Dogmatik die leerstukken van de rechtvaardiging en heiligmaking in hun wederzijdsch verband heeft geschetst, en dat hij in dit kleinere geschrift den strijd niet laat hangen aan meer ondergeschikte punten, maar de lezers bij de hoofdvragen bepaalt: Hoe wordt gij rechtvaardig voor God? en: Hoe zijt gij heilig gemaakt?
Het boekje zij ter lezing aanbevolen aan allen, die deze vragen ernstig overwegen; en de Heere geve daartoe Zijnen zegen !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen