Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De christelijke geloofsleer voor school en huisgezin. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De christelijke geloofsleer voor school en huisgezin. (Vervolg.)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

3. VAN HET WEZEN GODS.
(Vervolg.)
3. Bij de betrachting van Gods Wezen, moeten wij bedenken , dat God een Geest is, opdat wij van Gods hemeleche majesteit geene aardsche of vleeschelijke gedachten koesteren.
De Heere Jesus zeide eens bij eene bijzondere gelegenheid: God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid." (Joh. 4 : 24.) Opdat Hij namelijk aan deze Samaritaansche vrouw deed gevoelen, dat zij, ondanks haren schijnbaren godsdienstigen ijver den waren en levenden God niet'kende. (2 Oor. 3 : 17, 18.) Wat Gods Woord bedoelt, als het ons leert, dat God een Geest is, erkennen wij gedeeltelijk uit het tweede gebod : „Gij zult U geen gesneden beeld, noch eenige gelijkenis maken'', of uit het Woord des Heeren : „De Geest is het, die levend maakt; het vleesch is niet nut." (Joh. 6 : 63). De mensch kan, als vleeschelijk en zinnelijk schepsel, zich niet boven de zinnelijkheid verheffen en de dingen des Heiligen Geestes begrijpen, daarom tracht hij steeds het Wezen Gods in het bereik zijner zinnen te brengen, om zich daarvan een begrip te maken. Daardoor, dat de mensch Gods geestelijk Wezen niet begrijpt, ontstond bij de Heidenen de afgodendienst, bij de Christenen de beeldendienst met kruisen en kruisteekenen ; vandaar ook, dat velen bij de Sacramenten, vooral bij het heilig Avondmaal zóó hardnekkig op de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus aandringen.
De juiste uitlegging van het tweede gebod verklaart cns den waren zin van het woord: „God is een Geest"; dat wil zeggen: wij doorgronden met onze vleeschelijke zinnen nimmer Gods Wezen, het is ons ontoegankelijk. Dat God een Geest is, dat erkent onder alle Christelijke belijdenissen alléén de gereformeerde Kerk naar den waren zin , want zij neemt het tweede gebod in zijne volle beteekenis aan, als zij zegt, dat de Heere God op geenerlei wijze kan en mag afgebeeld worden; daarom duldt zij geenerlei afbeelding. Alle overige kerken hebben ten opzichte van het tweede gebod een slecht geweten, en trachten het te ontduiken. Alhoewel men in het Christendom de grondstelling erkent, dat God een Geest is , maakt men zich toch in werkelijkheid van God vleesclielijke gedachten.
__________

4. VAN DE HEILIGE DRIEËENHEID.
God is é é n ; m a a r d e z e é é n i g e God h e e f t Z i c h in d r i e P e r s o n e n g e o p e n b a a r d : a l s Y a d e r , Zoon en H e i l i g e G e e s t . A l l e d e z e d r i e P e r s o n e n h e b b en g e m e e n s c h a p p e l i j k Gods W e z e n en Gods e i g e n - s c h a p p e n ; d a a r o m is de Y a d e r G o d , dcTZoon God en de H e i l i g e G e e s t G o d ; de Y a d e r is e e u w i g , de Z o o n e e u w i g , en de H e i l i g e G e e s t e e u w i g ; h e t zijn e c h t e r n i e t d r i e G o d e n , d i e e e u w i g z i j n , m a a r h et i s é é n God. B e h a l v e h e t é é n i g e W e z e n , d a t a an a l l e d r i e P e r s o n e n g e m e e n s c h a p p e l ij k is, h e e ft e l k P e r s o o n z i j n e e i g e n e h o e d a n i g h e d e n , waard o o r Hij z i c h v a n d e n a n d e r o n d e r s c h e i d t , z o n d er d a a r o m t o t d r i e G o d e n t e w o r d e n . H e t o n d e r s c h e id d e r d r i e P e r s o n e n in de H e i l i g e D r i e ë e n h e id b e s t a a t d a a r i n , d a t de V a d e r d e n Z o o n v a n e e u w i g - h e i d af g e g e n e r e e r d h e e f t , en d a t de H e i l i ge G e e s t van den V a d e r en den Zoon u i t g a a t . De l e e r v a n de H e i l i g e D r i e ë e n h e i d blij f t v o o r ons s t e e d s e e n h o o g g e h e i m , d a t voor h e t v e r s t a nd o n t o e g a n k e l i j k i s , m a a r ons o p e n b a a r t , dat wij e e n e n G o d h e b b e n , D i e de l i e f d e is, D i e v a n e e u w i g - h e i d den Z o o n h e e f t l i e f g e h a d , en D i e s a m e n met d e n Z o o n ook d e n H e i l i g e n G e e s t in l i e f d e o m v a t.

1. De eenheid Gods verstaan wij ten eerste in dien zin, dat wij nevens den éénen God geenen. anderen hebben, tegenover de Heidensche veelgoderij; dan echter ook in dien zin, dat God éénig is, Die noch in de hemelen, noch op aarde Zijns gelijken heeft. Deze eenheid, in Deuter. 6 : 4 uitgedrukt, sluit echter niet de Drieëenheid uit, integendeel deze ligt er in opgesloten, omdat God Zich in de Heilige Schrift steeds in eene drievoudige verhouding tot den mensch openbaart.
In het Oude Testament wordt deze drievoudige verhouding uitgedrukt door de woorden: G o d , W o o r d en G e e s t G o ds (Gen. 1 : 1—3; Ps. 33 : 6 ; Hagg. 2:6; Jes. 48 : 16), in het Nieuwe Testament door <k uitdrukkingen: V a d e r , Zoon en H e i l i g e G e e s t (Matth. 28: 29; 2 Cor. 13: 13; Joh. 5:7; Joh. 14 : 16 ; 15 : 26), en deze drievoudige verhouding, waarin Zich God aan den mensch openbaart, noemen wij de Drieëenheid Gods.
Wel ia waar erkennen wij de Drieëenheid het eerst uit de Openbaring, maar omdat God Zich niet anders openbaren kan, dan zooals Hij in waarheid naar Zijn Wezen is, zoo maken wij daaruit terecht op, dat de Drieëenheid in ditzelfde Wezen Gods haren grondslag heeft; dat God van eeuwigheid drieëenig is, en dat Hij niet eerst met de schepping der wereld aanving een drieëenig God te zijn.
2. Indien aldus in het Wezen Gods drie onderscheidene Personen zijn, dan moet men kunnen bewijzen, dat God van don eersten beginne aan, zoodra Hij in betrekking tot den mensch treedt, dadelijk Zich in drie Personen openbaart; anders, indien één dezer Personen Zich later openbaarde, ware het Wezen Gods verdeeld, en wij zouden aan dezen zich later geopenbaard hebbenden Persoon het eeuwig bestaan niet mogen toekennen. Dit bewijs is duidelijk gegeven; God openbaart Zich in Zijne drie Personen zoowel bij het werk der schepping, als bij het verlossingswerk (zie Gen. 1 : 26 ; Luk. 1 : 35); daarom kent zoowel het Oude als het Nieuwe Testament de Drieëenheid Gods. De voornaamste bewijsplaatsen voor de Heilige Drieëenheid in het Oude Testament zijn: Gen. 1 : 2 6 ; Num. 6 : 24—27; Ps. 33 : 6 ; Jes. 6 : 8 vergeleken met Joh. 12 : 41 en met Hand. 28 : 25; Jes. 48 : 16; Hagg. 2 : 6. De voornaamste bewijsplaatsen in het Nieuwe Testament zijn : Matth. 3 : 16, 17; 28 : 19 ; Joh. 15: 26; 2 Cor. 13: 13; 1 Joh. 5 : 7. Derhalve is het eene valsche meening, als men beweert, dat de leer der Drieëenheid eerst in de apostolische eeuw ontstond; do Joodsche Rabbynen kenden de Drieëenheid reeds vóór Christus (Memra, Schechina, — Woord, Geest).
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

De christelijke geloofsleer voor school en huisgezin. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's