Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanteekeningen op Johannes 9.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekeningen op Johannes 9.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vs. 1. Voorbijgaande, — als Hij maar voorbij komt,dan ben ik geholpen! Jesus, — Hij helpt, Hij maakt zalig en gezond; daarin wordt Hij niet moede, al wilde men Hem nog zooeven steenigen. Zag, — Zijn ontfermend oog is alleen voor ellende open. Een mensch, — zie Spr. 8 : 31: „Mijne vermakingen zijn met der menschen kinderen" — daarom wilde Hij (Jesus) ook een mensch zijn, Pilipp. 2 : 8; 1 Tim. 2 : 5. Iilind, — dat was ik ook eertijds, en in vele opzichten ben ik het nog; maar Hebr. 2 : 17 en Jes. 42: 19. Van de geboorte a f ; — zooveel te erger, zooveel te minder hoop op herstel, — zooveel te heerlijker de genezing. God kan alles. Ps. 146 : 8; Hand. 2 6 : 1 8 ; 2 Oor. 4 : 6 ; 1 Cor. 2 : 14; Ps. 51 : 7 ; 1 Cor. 2 : 9, 10.
Vs. 2. Zijne discipelen, — hoe weinig verstonden zij nog hunnen Meester ! Hoe weinig verstaan wij gedurig onzen eenigen Leeraar Christus. Uit 's menschen hart komt voort onverstand. Wie heeft gezondigd, — altijd bij anderen zonden zien en naar de oorzaak van ongeluk vorschen, en bij anderen Gods straf en toorn er in vinden, — dat is onze wijze van oordeelen, — met één woord: geene barmhartigheid! Help liever! Doe wel en zie niet om. Zoo Gij, Heere, de ongerechtigheid wilt toerekenen , Heere! wie zal voor U bestaan ?
Vs. 3. Zonden houden Jesus niet tegen. Wat vraagt Hij naar zonden ? Hij wil ons de gelegenheid geven, om den roem van Gods genade uit te galmen. — Niets bjj geval. Maar als God u nu slaat, waarom doet Hij het? — Neem de toevlucht tot Zijne genade.
Vs. 4. Jesus werkt, als Zijn Woord er is, en zoolang het er is, helpt Hij. Maak, dat Hij ook u helpe, eer de nacht u overvalt.
Vs. 5. De nacht zal Hem wel niet verduisteren; maar wee u, als de zon der gerechtigheid zal ondergegaan zijn, en gij uw dagwerk niet afhebt! Wat zijn wij dan zonder Christus, ons levenslicht?
Vs. 6. Als Hij spreekt, is Hij ook doende. Hij is het licht, en Hij maakt, dat blinden Hem zien. Hij is wonderlijk in Zijn doen. Hij schijnt de blindheid geheel onherstelbaar en de blinden dus nog ongelukkiger te maken. Het middel schijnt ook verachtelijk, maar uit slijk formeerde Hij immers den geheelen mensch! Wat is dan de trotsche mensch? Maar zoo verzoekt de Heere het geloof, dat men ondervinde, dat het geloof aan Zijn Woord het alleen doet. Verder kan Hij de oogen wel besmeeren, ook het middel aanwijzen of scheppen, dat een mensch van al zijn smeer gewasschen worde.
Vs. 7. Siloam. — Dat is geen groote Eufraat, maar wateren, die zachtkens vlieten uit Zions rotshol, en die veracht worden door de eigengerechtigen en hoogmoedigen.
Het slijk der zonde moet van ons afgewasschen worden in des Heeren bloed en Geest. Maar immers zat de genezing niet in het water, dat was als het doopwater. Het is de Heere, die het doet door Zijn Woord, en het middel is van Hem gezonden. — Ga heen! — Hoe weet een blinde den weg?
Het Woord, dat tot hem zegt: „Ga heen!" leidt hem en toont aan zijn zielsoog wel, waar de bron is. —• Hij ging — en vriesch zich. Hebt gij dat ook gedaan? — En kwam ziende. Een voorbeeld voor u. Wat gebiedt des Heeren Wet, en wat zegt u het Evangelie, zoo gij gelooft, dat gij blind zijt? Waarom keert gij den rug? Is Christi bevel zoo belachelijk? De blinde geloofde, dat Jesus van God tot hem gezonden was, en hij geloofde Dien, toen hij met zijne oogen Hem nog niet zien kon. Hij hield Dien voor waarachtig, Dien hij zooeven voor de eerste maal tot zich had hooren spreken. De Heere had alleen gezegd: „Wasch u!"
Vs. 8. Als gij te zien krijgt, dan zien het de buren spoedig, dat er wat met u gebeurd is. — Die bedelde, — wat zag men u vroeger doen? Een bedelaar is aan velen bekend, als hij zich aan eene bekende plaats steeds ophoudt.
Aan welke bekende plaats houdt gij u op, of hieldt gij u eens op ? — Is niet deze . . . . Is niet deze een dronkaard ? een . . . .?
Vs. 9. „Wel zeker", „hij is het", zeggen eenigen, — en 1 bekeeren zich niet, „hij heeft er wel wat van", „hij is hem gelijk'", zeggen anderen, maar zóó erg kan het er met hem toch niet uitgezien hebben — en zij blijven op hunne paden der ongerechtigheid. Hij zelf wil wel weten, wie hij was, en wie hij in zichzelven nog is, ofschoon hij een ander is, dan hij eens was. Hij alleen zag en ziet des Heeren hand, — aan Hem alleen was en is des Heeren arm geopenbaard, Jes. 53.
Vs. 10. Hoe zijn u de oogen geopend? - - Wat is er toch met hem gebeurd? Geen van al deze vragers denkt aan Jesus. Daarin bestaat gewoonlijk de gelieele theologie; 't is een gedurig vragen „hoe? maar men gaat niet tot het middel.
Vs. 11. Er is slechts één Middelaar, — de mensch Christus Jesus.
De ziende-gemaakte vertelde alles in eenvoudigheid des harten. — Op het geloof de genezing, op de genezing de belijdenis van Jesus met den mond, de belijdenis van Ilem, Dien hij niet gezien had, maar liefhad.
Vs. 12. Jesus was weder weggegaan; Hij wacht op niemand.
Vs. 13. De blindgeborene wordt tot de blinde vromen en voorstanders der kerk gebracht. Zij, die niet vroom zijn en den tempel afbreken, moeten hem onderzoeken, en verstouten zich, hem te meten.
Vs. 14. Ware bekeering komt op Gods dag.
Vs. 15. Altijd oude kwesties, om er nieuwe met twijfelingen op te gronden.
Vs. 16. Naar der Farizeën meening moet uwe bekeering op werkdagen rusten; anderen zeggen weer anders. De Farizeën zijn het eens en toch nooit eens. Zij hebben met hunne wetten zich zóó blind gemaakt voor Gods Wet, dat zij Hem voor een zondaar houden, als Hij Zijne Wet bevestigt. Het mag alleen als goed gedaan gelden, wat zij gedaan hebben. Zij verdraaien de Wet altijd tot onbarmhartigheid en gierigheid.
Vs. 17. Wat zegt gij van Hem f Ofschoon gij Hem dankbaar moet zijn, begeeren wij, ja willen wij, dat gij Hem toch verloochent! — Hij is een Profeet•' Wat zijn wij F a r i z e ë n dan ?
Vs. 18. Zij geloofden niet, — zij niet, die dit toch moeten bevestigen, dat hij blind geweest is. Van het hoe willen zij niets weten, ofschoon zij het weten konden.
Vs. 21. Voor het h o e willen zij niet uitkomen.
Vs. 22, 23. De mensch is liever in de hel van de valsche kerk, dan in den hemel van de ware. — Zoo arm de ouders ook waren, stelden zij toch hun vertrouwen op geld; zoo kan eene moeder haren zuigeling vergeten! Wat is er dan voor liefde bij eenen mensch, als de liefde Gods er zijn moet? Rom. 1: 31. „Vader en moeder hebben mij verlaten, maar de Heere zal mij aannemen." Ps. 27: 10.
Vs. 24. Voor de tweede maal, — zoo kwellen zulke menschen den oprechte, om, wat leugen is, als waarheid erkend te krijgen, en den oprechte daarheen te brengen, dat hij dat voor niet waar verklare en herroepe, wat waar is. — Geef God de eere! Dat deden z i j immers niet. Zij meenden daarom: geef ons de eere. — Wij weten. Wie lang met de leugen omgaat, houdt ten laatste zijne eigene leugen voor waarheid. Goed, dat de blindgeborene hunne wetenschap niet vertrouwde, maar zich verliet op hetgeen hij van hooger hand wist. Welk eene verwarring onder die geleerden, en welk eene verlegenheid om eenen bedelaar, dien zij vroeger niet aanzagen. Jesus kan niet het geringste doen, niet den geringste helpen, of de hel is los. — Deze mensch, — zoo verachten zij des Heeren nederige menschheid! zij weten niet, dat en hoe zij menschen zijn! — Een zondaar. En zullen wij, die in den Heere gelooven, ons nu nog moeite geven, om ons te rechtvaardigen, als wij schuldeloos verketterd worden?
Vs. 25. Weet ik niet. Het zou mij het allerminst voegen, Hem zoo te beoordeelen, als gij doet. Hij heeft mij welgedaan. — Eén ding weet ik. Overgelukkig gij, die dit in waarheid weet!
Vs. 26. Hoe; — aan dit „hoe" wil de verstokte mensch niet aan; hij wil zien, of hij er geenen weg op kan uitvinden, om de ware waarheid te niet te maken.
Vs. 27. Gezegd. — Blijf bij dat eene staan, wat gij van den Hoerc goed weet, en gij hebt overwonnen, de vijanden moeten u het slagveld laten. — Gijlieden ook ? Dat mocht ik u gunnen. Genade gunt allen genade.
Vs. 28. Zij gaven scheldwoorden, — laatste, machtelooze wapenen! Gij zijl Zijn discipel. Een heerlijk diploma, dat de duivel den blindgeborene, dien do Heere heeft ziende gemaakt, geven moet. — Wij lijn iïlozes' discipelen. Dat was w a a r , en toch n i e t waar.
Vs. 29. Het eerste wisten zij toch maar alleen uit hot Woord; het laatste hadden zij ook uit het Woord kunnen weten. Jes. 7: 14; Micha 5 : 1.
Vs. 30. Wat wonders. — Zulk oenen man diendet g ij toch reeds lang te kennen, gij, die naar alles onderzoek doet. Hoeveel weten en onderzoeken blinde Farizeën en kennen toch dien Eenigen niet, die de blinden ziende maakt. Dat is wel wat wonders. IJdel weten, als men Hom niet kent!
Vs. 31. Dat is een beter weten, dat gjj zelf ons geleerd hebt. God hoort die zondaars niet, die Gode de eere niet geven.
Vs. 32. Zoo is het inderdaad.
Vs. 33. Niets kunnen doen, — laat staan blinden het gezicht wedergeven !
Vs. 34. Geheel in zonden geboren; — waren z i j dat dan niet? Farizeën en Pelagianen gaan hand aan hand. Zij weten voor zichzelven niets meer dan van halve genade. — Leert gij ons? Zoo is de trots van de vleeschelijke geleerdheid. — Zij wierpen hem uit. De strik is gebroken, en wij zijn vrij. Onze hulp staat in den Naam des lleeren, die den hemel en de aarde geschapen heeft.
Vs. 35. Jesus hoorde, — dat hoort en ziet Hij nog, en Hij neemt Zich derzulken aan. Gelukkige uitgeworpene! dit is de gelukkigste dag van uw leven, nadat de Heere u ziende gemaakt heeft, Ezech. 34: 12; — Jesus hoorde van anderen, dat zij hem uitgeworpen hadden , en hem vindende, — Jesus' harte verlangde er naar, hem te vinden. Waar? waarschijnlijk op straat. Hoe menschelijk alles, wat hier van den Heere geschreven staat, Filipp. 2, en hoe Goddelijk tevens! want de Ileere zegt niet: Gelooft gij in den Z o o n d e s m c n s c h e n? maar: „Gelooft gij in don Z o o n v a n God?"
Gelooft gij? Vraag, om van de lippen te lokken, wat Hij Zelf in het hart gewrocht heeft, en wat er nu uit moet, om den blindgeborene op te richten en voor altijd gelukkig te maken, ofschoon hij van de kerkwereld uitgeworpen is.
Vs. 36. Geef mij Hem te zien en te sproken, opdat ik Hem mijn geloof betuigen moge.
Vs. 37. De Heere zegt hem vrij uit, wie Hij is; zoo deed Hij aan de Farizeën nooit. — Gij hebt Hem gezien, — in gedaante als een mensch bevonden. — Die met u spreekt: Hij spreekt nog met menschelijke stem hoorbaar tot den een en den ander, dien Hij daartoe verwaardigt.
Vs. 38. II: geloove, - het jawoord is er onherroepelijk uit; — en hij aanbad Hem, — Hem, dien hij als mensch voor zich zag. Filipp. 2 : 9 — 11.
Vs. 39. Tol een oordeel, Luk. 2 : 3 4 ; Jes. 8 : 1 4 ; die niet zien, omdat het deksel der zonde en des doods op hunne oogen ligt. Jes. 25 : 7 ; — zien mogen, zij zullen 'zien — Mij en in Mij den Vader; — en die zien, — en dus met hun zien zoo ingenomen zijn, dat zij niet meer willen zien, noch zichzelven nader willen loeren kennen , noch Mij, Die in vleesch gekomen b e n ;— blind worden; — die niet heeft, van dien wordt genomen, ook dat hjj heeft.
Vs. 40. Farizeën, die bij Hem waren. Een waarachtig leeraar moet dit lijden, wat ook zijn Heere leed, steeds van dit adderengebroedsel omgeven te zijn; — ook blind? — Deze blinde vraag wordt steeds van allen gedaan, die wat beters zijn willen, dan een blind mensch. Maar die zien, belijden steeds hunne blindheid, en bidden: Open mijne oogen, dat ik de wonderen Uwer Wet zien moge. Ps. 119. —
Vs. 41. Zonde; — dat wij leeren , wat eigenlijk zonde is; is het niet de waan van kennisse van goed en van kwaad?
Des Heeren oogenzalf behoeven wij eiken dag, ieder uur en elk oogenblik.
1860. 27 Juli.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Aanteekeningen op Johannes 9.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's