Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanteekeningen op Jerem. 9 : 23, 24.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekeningen op Jerem. 9 : 23, 24.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zoo zegt de Heere: Een wijze beroeme zich niet in zijne wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijne sterkheid; een rijke beroeme zich niet in zijnen rijkdom. Maar die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de Heere hen, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde: want in die dingen heb Ik lust, spreekt de Heere."

Zoo spreekt, — dit woord is uit Zijnen mond gegaan, en daarbij blijft het. Wie dit niet aanneemt, niet daarnaar handelt, hij zij wie hij zij, wordt te schande.
De Heere, — die is, die was en die komt, uit Wien, door Wien en tot Wien alles is, en van Wien alleen dus alles afhankelijk is.
Een wijze, een sterke, een rijke, — die met een vast en grondig oordeel begaafd is, die veel weet en behendig is, om de dingen dezes levens, die hij begeert, te verkrijgen, en om alle nadeel van zich verre te houden. Wijsheid, sterkte en rijkdom zijn op zichzelve gaven Gods, en dus niet te verachten of te verwerpen.
Vanwege hunne w i j s h e i d worden geprezen onder anderen Jozef, de zoon Jakobs; Salomo en Daniël. — Gen. 41 : 39; I)an. 5 : 11; van Salomo zien wij het 1 Kon. 3 : 12. — Deut. 1 : 13 heet het tot het volk: „Neemt u wijze, en verstandige , en ervarene mannen, van uwe stammen, dat ik hen tot uwe hoofden stelle." Ook waren de vervaardigers van den tabernakel en naderhand van den tempel met wijsheid begaafd.
„De oogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis" lezen wij Pred. 2 : 14, en: „Elke wijze vrouw bouwt haar huis." (Spr. 14 : 1.)
Vanwege s t e r k t e waren David en zijne helden beroemd. 2 Sam. 17 : 8: „Gij kent uwen vader en zijne mannen, dat zij helden zijn" (hebr. gibborim). Zie 2 Sam. 23 : 8—23.
Vanwege hunnen r ij k d o m zijn geprezen David, Salomo, Josafat en Hizkia; vergel. 1 Kron. 29 : 28: „En hij (David) stierf in goeden ouderdom, zat van dagen, rijkdom en eer."
Van Job heet het Cap. 42 : 12: „En de Heere zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste, want hij had veertien duizend schapen, enz." Denken wij verder aan de belofte, Ps. 112 : 1, 3: „Welgelukzalig is de man, die den Heere v r e e s t . . . . In zijn huis zal have en rijkdom wezen"; — aan Zacheüs, en aan Jozef van Arimathea.
Maar wijsheid, sterkte en rijkdom hebben wij alleen Gode en Zijnen Christus toe te schrijven.
Job 9 : 4 : „Hij is wijs van hart, en sterk van kracht."
Hagg. 2 : 9 : „Mijne is het zilver, en Mijne is het goud."
Spr. 8 : 14: „Raad en het wezen zijn Mijne; Ik ben het verstand, Mijne is de sterkte."
Jes. 9 : 5 : „Men noemt Zijnen Naam . . . Raad, Sterke God."
Jes. 11 : 2: „En op Hem zal rusten de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte." — Ef. 1 : 17; Openb. 5 : 12; Rom. 11 : 33; 1 Tim. 1 : 17.
Van God en Christus ontvangen wij dezelve, en mogen er om bidden als om iets begeerlijks, Jak. 1 : 5 : „Indieniemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begeere."
1 Kron. 4 : 10: „Jabez riep den God Israels aan, zeggende: Indien Gij mij rijkelijk zegenen en mijne landpale vermeerderen zult, en Uwe hand met mij zijn zal, en met het kwade alzoo maakt, dat het mij niet smarte! En God liet komen wat hij begeerde."
Richt. 1 6 : 2 8 : „Heere, Heere! gedenk toch mijner, en sterk mij toch alleenlijk ditmaal, o God!"
Wijsheid en sterkte op zichzelve zijn gaven van Gods Geest Richt. 15 : 14; 16 : 20. En rijkdom op zichzelve is van 's Heeren zegen. Spr. 10 : 22: „De zegen des Heeren, die maakt rijk, en Hij voegt er geene smart bij."
Wat nu 's Heeren gaven en zegen zijn, daarvan roeme zich de mensch niet, alsof het zijn eigen goed was. „Wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt, en zoo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij ?" (1 Cor. 4 : 7.) Daar moet immers de roem d e s H e e r e n blijven.
Het is opmerkelijk, dat in de Hebreeuwsche woordvoeging w i j s - z i j n mede beteekent: barsch en al te streng zijn; r i j k - z i j n : met sterke, zware ketenen gebonden zijn ; s t e r k - z i j n: insolent en niet te temmen of tot bedaren te brengen zijn; en zich in i e t s b e r o e m e n : onzinnig zijn, razend, zonder verstand zijn.
Wat kan nu de van God afgevallene mensch, als hij zonder God in de wereld is, en God tegen zich heeft, met deze gaven en met dezen zegen doen.
A. In natuurlijke dingen, zie Ps. 49 en Jes. 19 : 11 en den Prediker; denken wij mede aan Achitofel en Bileam, en Brief van Judas vs. 10.
B. In geestelijke dingen, — omtrent 's menschen wijsh e i d zie Matth. 11 : 25: „dat Gij deze dingen voorde wijzen en verstandigen verborgen hebt." Rom. 1 : 22: „Zich uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden." Zie verder Jak. 3: 15—18; 1 Cor. ï : 19—26; 1 Cor. 2 : 5 , 8, 14; 3 : 19. Omtrent den r i j k d o m zie Mark. 10 : 25; Luk. 6 : 2 4; 12: 16; 16 : 23; 18: 23; 1 : 53; 1 Cor. 1 : 28.
Omtrent 's menschen s t e r k t e zie 1 Cor. 1 : 27; Ps. 147 : 10; Ps. 33: 16; Jes. 40: 30; Ps. 52: 9; Ps. 62: 11, 12; Ps. 76 : 6, 7; Ps 37 : 35, 36.
Zoo wij wijs, rijk en sterk zijn, zijn wij het zoolang als het Gode behaagt; alles moet Hem dienen; ach, zoo Hij Zich aan ons onttrekt, zoo verderven wij ons in de gaven, en de wijsste doet de dwaasste dingen.
Maar die zich beroemt, — over iets, dat hij voor zijn hoogste goed houdt, beroeme zich hierin, — wat toch alleen zjjn hoogste, zijn eenigst en blijvend goed is, dat hij verslaat,— met verlichte oogen zijns verstands, vrijgemaakt van de macht der duisternis en van al het zichtbare; dat hij erkenne en inzie: Mij, - den hem Algenoegzamen naar Mijnen Naam , Mijn wezen, Mijne deugden en eigenschappen, — dat hij Mij kent, — volgens de verbonds-belofte Jer. 31 : 33, 34. — dal Ik de Heere ben, — bij dit IK verzinkt en verdwijnt aller wijzen, aller rijken en aller sterken Ik, ook ons eigen Ik. Ik, God, — de Heere, — die is, wat Hij is, en doet, wat Hij zegt, de Eeuwige in Zijne ontferming, liefde en trouw> de Onveranderlijke in Zijne genade en barmhartigheid, die Ziohzelven niet verloochenen kao, in Wiens woorden en toezeggingen geen ja en neen is, de Algenoegzame voor alle ellendigen en behoeftigen, die Zijne deugden bij de Zijnen verheerlijkt — groot van raad en machtig van daad — altijd Dezelfde in Zijn welbehagen, wil en besluiten omtrent de Zijnen; — doende, — Ik zeg liet niet alleen, maar Ik doe het ook; — weldadigheid, — den armen, Ps. 72; — recht, — den zwakken; — gerechtigheid, — bij de eenvoudigen, die geene wijsheid hebben, bij de weduwen en weezen als hun Goël; — want, — daarom doe Ik het, — in die dingen heb Ik lust, — al Mijn vermaak en genoegen; daarom zal Ik wijsheid geven dien, die niet heeft, zal Ik de armen rijk maken, der zwakken sterkte zijn en blijven, en die anders willen, aan dier doen heb Ik geenenlust, — spreekt de Ileere. Daarom kan zich al wat dwaas, arm en zwak is in de wereld en Mij tot zijne toevlucht stelt, zich daarop verlaten. Hij zal niet bedrogen uitkomen, ook die niet, die daarin een navolger Gods is, en de hem gegevene wijsheid, rijkdom en sterkte aanwendt, waartoe Ik ze hem gaf, anderen tot licht, hulp, ondersteuning en troost, — alles wat het Mijne is wel overleggende, en van geenen anderen roem wetende, dan van den r o e m in de k e nn i s s e M ij n s N a a m s.
1862. 13 September.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Aanteekeningen op Jerem. 9 : 23, 24.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's