Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bijbel in de Nederlandsche taal.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bijbel in de Nederlandsche taal.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In No. 18 van het Zondagsblad (bldz. 113) is gezegd, „dat de Heilige Schrift geschreven is in talen, welke nu niet meer gebruikt worden; maar evenals de Heere Christus in de eerste tijden Zijne Apostelen bekwaam maakte, het Evangelie aan alle volken, eenen iegelijk in zijne eigene taal te verkondigen (Hand. 2) zoo verwekte Hij in de Christelijke Kerk godvruchtige mannen, die de Heilige Schrift uit de Hebreeuwsche en Grieksche taal getrouwelijk vertaalden en zoo aan het Christelijk volk de ware raeening van Gods Geest in hunne moedertaal vertolkten.
De eerste Nederlandsche Bijbel, Oud- en Nieuw Testament, zag het licht 1526 bij Liesveldt te Antwerpen, eene betere is die van het jaar 1562, de zoogenaamde Deux-Aes-Bijbel, de beste is de zeer geroemde Staten-Overzetting van het jaar 1637." Een opstel over dit onderwerp is toen toegezegd. Wij •willen onze lezers thans nader met deze overzettingen bekend maken, doch achten het niet overbodig, eerst iets mede te deelen over de vertalingen, welke aan de genoemde overzettingen voorafgingen. — Daarbij zal ons duidelijk worden, dat er voor 1526 wel een Bijbel in het Nederlandsch was, doch de Liesveldt-Bijbel was de eerste, en langen tijd in eere gehouden Bjjbel der Gereformeerden.
Wat betrekking heeft op den Bijbel, met name den Bijbel in onze taal, kan op de belangstelling onzer lezers rekenen, -en te meer wanneer wij bedenken, onder hoeveel strijd en lijden in vroegere dagen de Bijbel onderzocht is.
In de geschiedenis van den Bijbel in onze taal blijkt intusschen de waarheid des woords: Ik zal werken, wie zal hetkeereu?
Want ondanks de felste vervolging, waaraan het Boek der boeken blootstond, vermenigvuldigden de uitgaven; immers naast een Liesveldt mag evenzeer een Ad. van Bergen, Hendriks, Yorsteman en Petersen e. a. genoemd worden. De Liesveldt- Bijbel heeft echter zijn eer, wijl de drukker ten jare 1545 of 1546 is onthoofd; — doch laat ons de geschiedenis niet vooruitloopen Dit alleen willen wij zeggen, ondanks alle geweld, dat zich tegen God verhief, en ondanks de booze raadslagen, welke tegen Zijn heilig Woord bedacht werden, kwam dat Woord tot eere — gelijk het straks volkomen tot eere zal komen, ondanks de minachting, waaraan hetzelve heden ten dage blootstaat.
__________
Wat nu de overzetting des Bijbels betreft, reeds vóór de komst van Christus in het vleesch was het Oude Testament uit de I l e b r e e u w s c h e in de G r i e k s c h e taal overgezet, door een zeventigtal Joodsche geleerden, op last van den Egyptischen koning Ptolomeus Filadelfus. Deze vorst regeerde van 286—246 v. Chr. De vertaling wordt gewoonlijk de Septuaginta (70) geheeten en op deze wijze aangeduid: LXX.
Zoo goed als zeker is, dat naast deze vertaling nog eene overzetting bestond van het Oude Testament in de volkstaal der Joden, het A r a m e e s c h , zooveel als een Volksbijbel.
Deze vertaling was met die der LXX bij de Joden zeer bekend. De aanhalingen der schrijvers van het Nieuwe Testament zijn deels uit het Hebreeuwsch, deels uit de LXX, deels uit den zoogenaamden Volksbijbel. Zoo zal het onzen lezers duidelijk zijn, waarom er hier en daar eenig onderscheid is tusschen de woorden, gelijk wij die lezen in het Oude Testament, en zooals wij ze lezen in het Nieuwe Testament. Onze tegenwoordige overzetting is reehtstreeksch uit het Hebreeuwsch en uit het Grieksch.
Wij staan niet bij alle vertalingen stil.
Het terrein is hier zeer breed, en behoort tot de godgeleerde studiën.
Bovengenoemde opmerkingen achtten wij echter voor onze lezers niet ondienstig. Zoo ook nog een enkel woord over de vertaling, welke de V u l g a t a genoemd wordt. Dit is de Latijn8che vertaling van het Oude- en Nieuwe Testament;
Zij heeft veel gebrekkigs; vele uitdrukkingen zijn niet juist vertaald. Nu was dit op zichzelf beschouwd het ergste niet, doch de Roomsche Kerk heeft deze vertaling voor gezaghebbend verklaard, d. w. z elke verklaring van den Bijbel moet overeenkomen met deze vertaling. Dat is eene groote fout der Roomsche Kerk. Want hoe voortreffelijk eenige vertaling ook zij, gezaghebbend blijft ten slotte voor het Oude Testament het Hebreeuwsch, voor het Nieuwe Testament het Grieksch.
In onze Staten-Overzetting bljjkt dit herhaald, waar de eigenlijke beteekenis van het Hebreeuwsche of Grieksche woord in de aanteekening wordt aangegeven.
Aan deze niet juiste overzetting des Bijbels ontleenen de Roomschen leerstellingen, welke volstrekt onbijbelsch zijn. Zoo wordt b.v. uit Pred. 9 vs. 1 bewezen, dat niemand van de zaligheid zeker kan zijn, wijl de Vulgata vertaalt: „de mensch weet niet, of hij liefde of haat waardig zij, maar alles is voor het toekomende onzeker." Onze overzetting luidt: „ook liefde, ook haat, weet do mensch niet uit al hetgeen voor zijn aangezicht is", waarbij deze kantteekening is gevoegd: Dat is als men oordeelen zal naar het uitwendige, hetwelk men dagelijks, zoo den vromen, als den goddeloozcn ziet overkomen; zoo kan niemand daaruit oordeelen, of hij in Gods gunst of ongunst staat, veel minder kan hij zulks van eenen ander oordeelen: want de vromen worden in deze wereld zoowel geplaagd, j a somtijds meer, dan de goddeloozen, gelijk vs. 2 breeder volgt. Aangaande de zekerheid, die <le kinderen Gods hebben van Zijne liefde jegens hen, daarvan wordt elders gesproken."
Zoo zegt de Vulgata, Exod. 34: 35, dat het aangezicht van Mozes hoornen had, vandaar dat Mozes dikwijls met hoornen afgebeeld wordt. Er staat echter, dat het aangezicht van Mozes glinsterde. — Uit Gen. 48 vs. 16 wordt de aanroeping der heiligen bewezen ; de Vulgata heeft aldaar „en dat over ben aangeroepen worde de naam mijner vaderen Abraham, en Izak" terwijl er staat „en dat in hen mijn miam genoemd worde en de naam mijner vaderen Abraham en Izak." — Met beroep op Gen. 14 vs. 18 wordt de mis verdedigd; de Vulgata heeft daar „offerend brood en wijn" terwijl er staat „bracht voort brood en wijn". En dergelijke meer.
Intusschen de taal der Vulgata was geen volkstaal, maar Latijn. Hoe was het bij de verschillende volken, toen liet Evangelie, met allerlei Roomsche leeringen verspreid werd?
Men geloofde de geestelijkheid, en ook onder deze nam onkunde hand over hand. toe, zoodat met betrekking tot het zaligmakend Evangelie gezegd kan worden: duisternis bedekte de aarde en donkerheid de volken. Allerlei ongoddelijke leerstellingen konden onverhinderd worden ingevoerd. Hoe zou het volk ze afwijzen? men had geenen Bijbel! En die hem hadden, de geestelijkheid, lazen hem niet. Evangeliën en Epistelen had men, gedeelten uit de Evangeliën en de Zendbrieven , toegelicht door verklaringen van vroegere kerkvaders, daarmede vergenoegden zich de voorgangers. En bleven zij nog maar in eenvoud bij deze gedeelten uit de Heilige Schrift!
De waarheid echter werd verdonkerd door allerlei leeringen en instellingen van menschen. Allerlei ketterijen ontsproten en tierden welig voort, want onkunde in de Heilige Schrift is de moeder van allerlei ketterij. Zoo ontstonden leeringen als: voorspraak van Maria, zeven sacramenten, huwelijksverbod van de priesters, vereering van heiligen, kloosterwezen, vagevuur, aflaathandel en dergelijke meer.
En al ging nu en dan een vraag naar iets beters op, — geen antwoord werd er op gegeven, of wel het antwoord door vuur en zwaard.
Karei de Groote (omstreeks 800) beval wel, dat het volk do Heilige Schrift in de volkstaal zoude lezen, zoo ook Lodewijk de Vrome van Duitschland, het ging niet diep door, de geestelijkheid bevorderde het niet, — en de boekdrukkunst was toen nog niet uitgevonden.
Wel kwam in 1270 de Bijbel van Jacob van Maerlandt, doch veel licht is daardoor niet ontstoken. Hij volgde toch eene zekere Comestor, die in zijn boek allerlei verdichte geschiedenissen en ongeloofelijke overleveringen had en de vereering van Maria hoogelijk aanprees. Verdienste heeft zijn Rijmbijbel vooral voor taalkundigen. Toch wordt de leefwijze der geestelijken er in gehekeld. Belangrijker was de Bijbel, welke omstreeks 1300 uit het Latijn in proza overgezet werd.
De auteur daarvan is onbekend. Sommigen denken zelfs aan Jacob van Maerlandt. Deze Bijbel had echter niet het Nieuwe Testament, evenmin de Psalmen van David; dezelve is in het jaar 1477 te Delft gedrukt, en wordt voor de eerste Bijbel gehouden.
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

De Bijbel in de Nederlandsche taal.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's