Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit Slavonië. (Vervolg der Correspondentie in No. 34.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit Slavonië. (Vervolg der Correspondentie in No. 34.)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ten aanzien van het geestelijk leven is nog weinig of niets waar te nemen; toch is het te hopen, dat ook dit bij voortgezetten getrouwen arbeid zich toonen zal. De tijden der bekeering van menigten zijn voorbij. Men heeft reden zich te verheugen, wanneer de genade zich aan enkelen verheerlijkt. In mijne woonplaats heb ik allen voor mijne oogen; geen enkele is mij van aangezicht onbekend; ik ben met hen in gestadige gemeenschap; leid zelfs het bijbelsch en catechetisch onderricht gedurende het geheele jaar; ook hebben wij eenen leermeester, die gaven heeft, en nochtans openbaart zich geen leven. Wat de opkomst tot de prediking betreft, die is in vergelijking met mijne vroegere verblijfplaats in Hongarije zeer goed te noemen. Maar noch het leven, noch de wandel toont eenigc vrucht van de prediking van het Woord der genade. Terwijl zij een man, lid der secte der „navolgers van Christus" (bij het volk Nazareners geheeten) lichamelijk mishandelen wilden, omdat hij op Goeden Vrijdag op zijnen akker werkte, wordt de Zondag door groot en klein ontheiligd.
De liberale overheid, om het volk, dat onder den druk der vele belastingen en rechten gebukt gaat, wat te gemoet te komen, heeft alle markten op den Zondag gezet. De Roomschen, bij het groote aantal hunner feestdagen, merken dit volstrekt niet. Ons is echter de eenige rustdag ontnomen.
Veel nadeel berokkent mij hier een Chrischona kweekeling uit Bazel, die onder opzicht van den Lutherschen predikant in Neudorf, eene Gemeente drie uur van Banovce verwijderd, schoolonderwijzer en prediker is. Ik mocht hem wel eenen anarchist op kerkelijk gebied noemen, want nog nooit trof ik eenen „vrome" aan, die zoozeer door haat tegen de Kerk bezield is , als hij. Daarbij is hij een zeer ijverig „bekeerder der heidenen" en overeenkomstig het methodistisch stelsel heeft hij vereeniging op vereeniging in het aanzijn geroepen, die elk doorloopen moet, om als „broeder" of „zuster" opgenomen te worden. Ik kan niet zeggen, hoe zwaar het mij viel met het oog op de plaatselijke verhoudingen, bij de groote zwakheid der Gereformeerden , daar zij nog volstrekt geene vaste spijze verdragen, op het gevaarlijke in zijne werkzaamheid te moeten wijzen. De mensch is van nature tot ontkenning, tegenstand en rebellie geneigd, en het is volstrekt niet moeilijk, om bij het eenvoudige, onontwikkelde landvolk de overtuiging ingang te doen vinden, dat aan alle geestelijke ellende de kerkelijke inrichting schuld heeft. Dewijl ik nu vrijuit verkondigd heb, dat eene kerkelijke inrichting, zelfs de meest vrije, op zichzelve beschouwd, tot niets nut is, en de bron des kwaads in onszelven gezocht moet worden , en het gezonde geloof zich aan het Woord vasthoudt, word ik door hem en zijne verschillende vereenigingen voorgesteld als een, die tegen het Woord is. Ik laat mij evenwel niet van den weg afbrengen. Yoor de sectenmakerij wil ik de deur niet openzetten, en om Gods wil houd ik het voor mijnen plicht, tegen alles op te treden, wat boven, onder of nevens, en niet naar het Woord Gods gaat. De neiging tot de sectenmakerij is buitendien onder hen, die sedert 20 tot 25 jaren zonder geestelijke verzorging leefden, al groot, en van het eene uiterste vervalt ook de mensch lichtelijk tot het andere.
Toen wij tot het besluit kwamen om eene school van grooteren omvang te bouwen, dan ons met het oog op het aantal kinderen noodig scheen, werd ik niet zoozeer geleid door de gedachte aan een mogelijk grooter aantal in de naaste toekomst, dan wel, dat ik aan de schoolplichtige kinderen van buiten dacht, welker ouders op kleine plaatsen wonen, die geene Duitsche school, en nog minder eene Gereformeerde bezitten. De volgende maand hopen wij het nieuwe schoollokaal te betrekken, waarin wij behalve voor onze 40 schoolkinderen nog ruimte voor 20 of 25 kinderen van buiten hebben. Die Gereformeerden, buiten onze Gemeente woonachtig, welke echter in onze plaats bloedverwanten hebben, kunnen dezen hunne kinderen toevertrouwen, maar hoevelen zijn er niet, die dergelijke bevriende huizen en familiën hier niet hebben ? Om ook voor kinderen van zulke ouders het geregeld onderwijs mogelijk te maken, en als de omstandigheden, voornamelijk de geldmiddelen, het veroorloven, alle kinderen van buiten in één huis bijeen te hebben, is thans bij mij het plan om een „huis voor vreemde kinderen" te stichten, in welk huis onder mijn toezicht, —voorts onder opzicht van den onderwijzer en van een godvruchtig echtpaar, dat tegen eene betamelijke vergoeding ook de verzorging der kinderen zou op zich nemen, — de kinderen wonen en zoo kerk en school aouden kunnen bezoeken. Ik heb reeds een kinderloos echtpaar daarvoor mogen vinden en met hen over mijn plan gesproken. Naar mijne berekening en met het oog op de levensbehoeften alhier, zou door elkander voor een kind, gedurende acht maanden (gewone duur van den schooltijd) 25 Oostenrijksche florijnen (f. 30.) of levensmiddelen tot dat bedrag — wat de meesten liever zouden willen geven —- voldoende zijn. De gewone kost, waarmede hier te lande de boeren zich voeden, zou met 25 florijnen voor een kind gedurende acht maanden behoorlijk betaald zijn. Ik hoop , om dat alles te doen slagen, in hoofdzaak evenwel met het oog op de armere kinderen, voor welker ouders dit bedrag zelfs te hoog zou zijn, met de hulp van vrijwillige giften en eenige ondersteuning uit het algemeene Hongaarsche kerkenfonds, een klein kapitaal te vormen, en met de rente er van iets tot bereiking van dit doel te kunnen verrichten. Moge de Heere ook door dit „huis voor vreemde kinderen" Zich „sterkte" willen „grondvesten"! (Psalm 8.) Hij, die de kinderen tot Zich riep (Luk. 18), moge Zijne zegenende hand over dit huis uitbreiden ! — Een volgende maal — zoo God wil — zal ik wellicht reeds meer over dit ons kinderhuis mededeelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Uit Slavonië. (Vervolg der Correspondentie in No. 34.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's