Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wanneer is de Luthersche Kerk gescheiden van de Gereformeerde in Duitschland? (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wanneer is de Luthersche Kerk gescheiden van de Gereformeerde in Duitschland? (Vervolg.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die 'uitbarsting ontstond in 1560, aanstonds na Melanchthon» dood te Straatsburg. Hier stond eene groote en machtige partij, die zich zeer bijzonder op Luthers naam beroemde en over de toegeeflijkheid van Melanchthon ontevreden was, tegenover de kleine allengs slinkende partij, die het met de Zwitsershield. De twistappel was het Avond- of vredemaal. Marbaeh legde het in Lutherschen zin uit, en wilde een boek van Hesshus,. in dezen geest geschreven, te Straatsburg uitgeven. Hieronymus- Zanchius daarentegen, met eenige ambtsbroeders aan de hoogescliool, vertegenwoordigde de Zwitsersche leer van het Avondmaal, en deze drongen er op aan, dat het boek van Hesshus werd verboden. Zanchius, een Italiaan , die door Zwitserland naar Duitschland was gekomen en sedert aeht of negen jaren te Straatsburg werkzaam was, was in het begin, als meer liberaal denkend over sommige strijdvragen van dien tijd, minder gezien bij de Straatsburger predikanten. Marbaeh, de leidsman van de Lutheranen , nam het hem b. v. kwalijk, dat hij den paus niet wilde beschouwen als anti-christ en als iemand, voor wien men niet bidden mocht. Men ergerde zich verder over Zanchius r dat hij zich met den Roomschen prelaat Delfinio in een vriendschappelijk onderhoud over de kerkelijke vragen van den dag had ingelaten, ,en men gruwde van zulk een onafhankelijk gedrag van den begaafden Italiaan. In het algemeen is te zeggen: dat vele voortreffelijke mannen toen zelfs in alle landen de Calvinistische leer toegedaan werden, en dat het Calvinisme dreigde, de onverdraagzame, door Flacius geleide partij, welke vooral in Thuringen, Neder-Saksen en de Noord-Duitsche Hansesteden vertegenwoordigd was, te overmeesteren en daarna de volgelingen van Melanchthon in zich op te nemen.
Zanchius vond werkelijk toen nog zooveel aaDhang in den Raad der stad, dat de druk van het genoemde boek van Hesshus verboden werd.
Hiervoor wilde nu Marbaeh, die Superintendent te Straatsburg was, in vereeniging met Pappus en andere ambtsbroeders wraak nemen. Hij klaagde Zanchius aan wegens zekere stellingen T welke Zanchius in zijne voorlezingen had geuit. Deze stellingen waren door Marbaeh uit opteekeningen der studenten of van hunne mededeelingen ontleend , en waren Zanchius niet eensvooraf voorgehouden, voordat hij deswegens werd aangeklaagd.
Voornamelijk werd in deze aanklacht van Marbaeh aan den rector der school, den beroemden Joh. Sturm, bezwaren ingebracht , dat Zanchius den wederafval der uitverkorenen loochende, — vervolgens dat hij te veel en te herhaald leerde van de praedestinatie, — voorts dat hij van het einde der wereld en van don anti-christ op onschriftuurlijke wijs sprak, — en eindelijk (de hoofdaanklacht van Marbach) dat hij niet overeenkomstig de Augsburgsche Confessie dacht en leerde van de Sacramenten. Wij zien hier binnen beperkt gebied de geesten met elkander strijden, broeders, tot dusver onder het dak ééner Kerk vrijwel vreedzaam samenwonend , met elkander twisten en voorts in haat van elkander scheiden om nooit meer bijeen te komen. Dit is het gewichtig kerkhistorisch belang, dat dit voorval te Straatsburg aanbiedt.
Zanchius, zoo plotseling overvallen, die zich nu verantwoorden moest omtrent zekere stellingen, welke men uit voorlezingen der laatste negen jaren of mededeelingen der studenten ontleende , — Zanchius, de vreemdeling, de vriend van Calvijn en Martyr, die echter Bucer erg miste, en voor wien de rector Sturm slechts een zwakke plaatsvervanger was, — deze Zanchius moet tegen de overmachtige partij der Marbachianen de zaak, welke later die der Gereformeerden in Duitschland werd, verdedigen.
Wel waren er nog vele vrienden van Bucer in de stad, die zelfs geen onderscheid zagen tusschen de beschouwingen van Bucer omtrent de volharding der heiligen en de aangeklaagde leer van Zanchius. Het was te' Straatsburg nog geenszins uitgemaakt, welke Belijdenis men te volgen had — of die Augsburgsche Belijdenis, welke men thans Tetrapolitana noemt, en welke eens door liucer in liet jaar 1530 op den Rijksdag te Augsburg den Keizer was overhandigd — of wel de Augsburgsche van Melanchthon. Bij eene stemming daarover bleef aanvankelijk de Luthersche partij van Marbach in de minderheid, en de e i ge n 1 ij k e Belijdenis was en bleef terecht vooreerst nog de Tetrapolitana, de oude Belijdenis der eerwaardige oude Bucer, Capito en Ilcdio. Doch wij willen niet te zeer in bijzonderheden afdalen. Genoeg, men nam als redmiddel te baat, den strijd tusschen Zanchius en Marbach door scheidsrechters te laten beslissen. Onder hen waren slechts twee gereformeerd gezinden — de anderen Lutheranen, evenwel geen Flacianen — aan hun hoofd stond Andreae, maar daarnaast ook Sulzer 1) uit Bazel, die als Gereformeerde evenwel eene groote toegenegenheid voor de Luthersche Avondmaalsleer had. Hij trachtte voornamelijk de twistende partijen tot vrede te leiden en dwong bijna Zanchius na het einde van het scheidsgerecht Marbach de hand te geven. Zoo waren destijds nog personen en richtingen in bonte mengeling binnen de muren van ééne stad onder één kerkelijk dak bijeen.
Belangrijk is voor ons in dezen strijd de inhoud der adviezen, die Zanchius zelf voor zijne stellingen persoonlijk verkreeg, en vervolgens de toon des vredes, welke de bemiddelaars, bovenal Andreae uit Tubingen en Sulzer uit Bazel aansloegen.
De ijverige Zanchius had zich de moeite getroost, — en ongetwijfeld hing zijn naam en betrekking te Straatsburg aan den vreedzamen afloop van den strijd — om onderscheidene faculteiten en erkende autoriteiten over de orthodoxie van zijne stellingen persoonljjk te interpelleeren. Heidelberg, Marburg, Bazel, "Schaff hausen, Ziirich spraken zich ten zijnen gunste uit, ook te Tubingen was hij en bad Brenz om toestemming voor de stellingen van de onmogelijkheid van den wederafval der ljciligen en van de Avondmaalsleer.
En Brenz was voorzichtig, ja zijn dubbelzinnig antwoord, dat hij aan Zanchius gaf, wordt door dezen laatsten als toestemming uitgelegd, en andere Gereformeerden bekiagen het, dat Brenz met het oog op zijnen vriend Marbach zijne toestemming zoo voorwaardelijk gesteld heeft 1). En aan Marbach zeiven schrijft Brenz, dat hij de praedestinatie voorgedragen wenschte a posteriori en niet a priori (niet voorop gesteld), zoodat ons geloof daardoor versterkt en niet soms verzwakt werd. Voorts vermaant hij Marbach, den naam van Zanchius niet op den kansel te brengen. Over den antichrist wil hij niets beslissen, en is verdraagzamer dan Marbach. De commentaren van Brenz toonen, dat hij do leer der praedestinatie streng vasthield, eveneens Hesshus in zijn boek „de libero arbitrio", hetwelk de Straatsburger scheidsrechters billijkten (Zanchius Epp. I I , § 38) evenals ook Marbach en de overige.
De inhoud van het vredemiddel 2), door deze scheidsrechters bezorgd, yermeed beiderzijds de scherpte. Wel stond men meer aan de zijde van Marbach, maar Zanchius wilde men toch ook ontzien en voornamelijk vermijden, dat een zoo beroemd leeraar, als Zanchius was, afgezet werd, hetgeen anders noodzakelijk moest volgen. Men wilde derhalve volstrekt geene eindbeslissing over de leer zelve uitspreken, hetgeen Sulzer uit Bazel uitdrukkelijk aan Zanchius verklaarde.
In de Avondmaalsleer vergenoegde men zich met verwijzing naar de Augsburgsche Confessie, maar in den nieuweren vorm (1540) en de Wittemberger Concordiae (1536), om voorts de klippen te ontzeilen van het „in, met en onder" alsmede het gebruik der ongeloovigen. In de leer der uitverkiezing wordt, zooals men tegenwoordig zou zeggen, over de metaphysiek' gezwegen en alleen het practische op den voorgrond gesteld en wel in het belang van het bekommerd gemoed. Op de geschriften van Augustinus, Bucer en Luther tégen de vrijheid van wil wordt gewezen, overigens echter gewaarschuwd voor onnoodige bespiegelingen. Ongetwijfeld werden zij niet in het gelijk gesteld, die zich met beroep op de latere leer van Melanchthon over de praedestinatie, in hunnen ijver tegen Zanchius, zich bijna reeds pelagiaansch hadden uitgedrukt (Epp. Zanchii I I , 143). Slechts in één punt sloeg de schaal beslist over naar de tegenstanders van Zanchius, daar de mogelijkheid van het verliezen der genade, hoewel terloops, toegegeven wordt. Strikt genomen zou Zanchius deze formule niet hebben mogen onderteekenen — hij deed het echter om des lieven vredes wil; dat het niet lang duurde, daarvoor zorgden zijne tegenstanders. Na een half jaar verliet Zanchius reeds de stad; eene beroeping van eene Italiaansche Gemeente te Chiavenna kwam ter gelegener ure, en zoo onttrok hij zich aan den verderen haat en ruimde voor de tegenstanders het veld.
Uit Bazel nam hij schriftelijk afscheid van zijne ambtsbroeders, tot het laatste toe zich daarvan bewust zijnde, dat hij de aloude leer, voornamelijk die van Bucer, had verdedigd (Epp. I I , 150). Hij scheidt zonder een gevoel van wraak.
De strijd tusschen Marbach en Zanchius was slechts een voorspel van de scheiding en het uit elkander gaan in twee Kerken, dat weldra een voldongen feit zou worden. Wel beproefden de vorsten te Nauinburg in 1561 de Augsburgsche Belijdenis van 1530 met de nadere uitlegging van 1540 als Schibboleth van de geheele Evangelische Duitsche Kerk voor te stellen en het zou ook gelukt zijn , indien de rustelooze Hertog van Saksen niet had geprotesteerd en allengs de meerderheid der protestantsche stenden naar zich toe getrokken had. Doch ook nu was de eigenlijke twistappel altijd slechts de Avondmaalsleer — de Flaciaansche partij was in de leer der praedestinatie volkomen met de Gereformeerden eensgezind en sloeg met dit wapen op de aanhangers van Melanchthon los 1) , die zich lang in Keur-Saksen ophielden. Eerst later gelukte het Iveur-Saksen, in den krypto-calvinistischen strijd, van de partij der gematigden in het rijk zich los te maken. Eindelijk waren er tegen den tijd van het ontstaan der „Formula concordiae", tusschen 1570—1580, slechts twee partijen, ééne, bestaande uit lieden, die met zich lieten spreken op het punt der Avondmaalsleer, en eene andere, met welke niet viel te spreken.
Degenen, die de ergerlijke twisten moede waren, zooals Hessen, Anhalt en andere rijksstenden, schaarden zich onder de door de Palts geleide partij en namen ten slotte de Formula concordiae niet aan. De anderen zonderden zich af als Evangelischen , die de onveranderde Augsburgsche Confessie volgden.
En eerst sedert de Formula concordiae scheiden zich de evangelischen duidelijk in twee Kerken —- dat is, een gedeelte gaat zijn eigen weg en verlaat de anderen, welke zich nu door niet-aanneming van de Formula concordiae, maar met handhaving van de Augsburgsche Confessie, allengs in het rijk tot Kerken gevormd hebben, welke te Dordrecht voor het eerst door een groot historisch feit betuigen, dat zij tot de Gereformeerde Kerk behooren.
Langs eenen anderen weg nog is het ons vergund, de wijze na te gaan, waarop twee Evangelische Kerken in Duitschland zijn ontstaan. Ook hier wordt het openbaar, hoe alles ging om het leerstuk van het Avondmaal, en er van de uitverkiezing als een bestreden leerstuk volstrekt geen sprake is. Dit tweede punt van verschil wordt hoogstens hier en daar als bij de haren er bij gesleept, zooals te Straatsburg, anders echter behoort het tot de latere periode der kerkelijke leertwisten.
(Wordt vervolgd.)

1) Van Sulzer alsmede ook vau Andreae schrijft Calvijn aan Zanchius , dat zij omtrent de praedestiuatie zuiver dachten (Kpp. Zanchius II 138).

1) Blaurer aan Calvijn (Opp. Calvini Dl. XIX, blz. 243).
2) Onder den titel Consensus iuter theologos et professores ecclesiae Argentinenses de coena Domini et praedestinatione, Strassburg 1563.

1) Verg. T. Galle, Versuch einer Charakteristik Melanchthons 329—341. Melanchthons afwijkiug ook op het puot van de leer der praedestinatie verkreeg nooit en nergens wezenlijke beteekenis tot het einde van de 16e eeuw.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Wanneer is de Luthersche Kerk gescheiden van de Gereformeerde in Duitschland? (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's