Aanteekeningen op Genesis 35.

Vs. 3. Die God, die mij antwoordt ten dage mijner benauwdheid. — Dat is een andere God, dan de goden der vreemden, die, als het er op aan komt, ons in den steek laten, gelijk ook elkeen, die deze goden dient, in zijn eigen gemoed wel weet.
Vs. 13. Toen voer God van hem op. — Dan had Jakob zich sedert te houden, — waaraan?
Vs. 16. Moeder Rebekka heeft dus hare dochter Rachel niet eens gezien. — Eene vervulling van belofte, hoewel het vleeseh er bij omkomt.
Vs. 17. Dezen zoon zult gij ook hebben. — Wat klacht en geween er onder Herodes te Bethlehem ook geweest zij, dien Zoon, dien Zoon ter Rechterhand Gods, heeft de Kerk ook gehad.
Vs. 18. Zijn vader noemde, — er staat niet: Jakob noemde.
Vs. 20, 21. Jakob richtte een gedenkteeken op. — Israël verreisde. Strijd tusschen het zichtbare en het onzichtbare; het onzichtbare heeft, bij niet aanmerking van het zichtbare, de overhand; daafom nu eens Jakob, dan weder Israël.
Vs. 29. Ezau en Jakob. — Waarom geeft de Heilige Geest hier aan Ezau' den voorrang ? De Heere heeft het nooit aangenomen, nooit goed geheeten, dat Ezau zijne eerstgeboorte verkocht. De wereld kan God de schuld niet geven; Hij volhardt met haar te laten houden, wat Hij haar eens gaf, of zij zich tot Hem mocht bekeeren; zij volhardt echter met te verachten, wat de Heere haar gaf, en blijft haren wellust aankleven. — Het woord zelf kan niet ledig staan. 'sHeeren druiven mogen niet verrotten, zoo krijgt dan de mindere dezelve te eten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen