Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wanneer is de Luthersche Kerk gescheiden van de Gereformeerde in Duitschland? (Vervolg en slot van het stuk in No. 41 en No. 42.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wanneer is de Luthersche Kerk gescheiden van de Gereformeerde in Duitschland? (Vervolg en slot van het stuk in No. 41 en No. 42.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij vestigen onzen blik op de Palts en den Keurvorst Frederik den Vrome. Met opzet ontkent hij, dat hij iets te doen heeft met Zwingli en Calvijn; — hij wil, dat men zijnen Heidelbergschen Catechismus alleen aan Gods Woord toetse en overigens wil hij bij de Augsburgsche Confessie, echter in den zin der veranderde, blijven. Want naar zijne meening konden ook zij, die bij Luthers woord zwoeren, met de onveranderde geenen vrede hebben, wijl deze in het Avondmaal eene Roomsche leer huldigt. Maar deze vrome Prederik was eene witte raaf in zijn geslacht. Geheel andere factoren waren reeds in het spel, dan zuiver geestelijke. De jongste navorsching in de geschiedenis heeft het bewezen — bovendien ligt zijne briefwisseling, in twee deelen door Kluckhohn uitgegeven, voor iedereen open. Niet de wijsheid van boven was het, welke de Duitsche vorsten in hunne kerkpolitiek leidde, maar de aardsche wijsheid. Twistgierige, op de tegenpartij naijverige theologen en staatslieden, die het eigenbelang van hunne vorsten en heeren meer in het oog hielden, dan de eere Gods en de verbreiding van het Evangelie, zaten aan het roer.
Wij behoeven niet te doen gelijk een Janssen, maar gezegd moet het zijn: het was een booze tijd. En het moet ons zeer verdacht voorkomen, als wij Janssen meer aan de zijde der Luthersche, door Keur-Saksen geleide stenden zich zien plaatsen dan aan die der tegenstanders. Hij prijst hunne gematigde , aan den keizer en het rijk getrouwe politiek en scheldt op de Keur-Paltsische revolutionaire partij, aan welke hij eenen boozen geest van opstand toeschrijft en op hunne rekening stelt den ondergang des rijks, ja zelfs den dertigjarigen oorlog. Doch Janssen komt toch 30 jaren te laat met zijne fabricatie dor geschiedenis; onze bronnen spreken al te duidelijk — zoo niet voor liefhebbers van schandalen, dan toch voor de ernstige navorschers, voor den man sine ira et studio (zonder voorliefde en vooringenomenheid). Want er is ook op geschiedkundig t e r r e in een blind geloof, — daarvoor predikt Janssen.
Uit zijne briefwisseling blijkt, dat Frederik de Yrome een beschermer was van het Evangelisch geloof, — niet alleen voor zijn beperkt gebied, maar ook voor Duitschland, j a zelfs voor F r a n k r i j k , Nederland, Engeland — als een man, die steeds tot vrede maant en eene kloeke politiek voor de Duitsche rijksstenden najaagt en aanbeveelt. Daarnevens is hij een voorbeeld als huisvader, als echtgenoot en zeer bijzonder ook als schoonvader en bovendien zelfs de man, die den toon aangeeft in de kerkhervorming van zijn land — een echte trouwe bisschop des lands. Onder zijn bestel werd de Ileidelbergsche Catechismus en de Paltsisclie Agende vervaardigd. In de 80e Vraag heeft hij de laatste woorden, welke de mis als eene vervloekte afgoderij bestempelen, eigenhandig toegevoegd.
En hoe behandelt men hem ? Wegens zijnen Catechismus moet hij "veel lijden — ja in 1566 op den Rijksdag te Augsburg zou hem zijne genegenheid tot de Zwitsers, die in zijnen Catechismus doorstraalde, het Keurvorstendom kosten.
Ditmaal betaalde de keizer het gelag; de Evangelische vorsten vereenigden zich en stonden, geleid door Keur-Saksen, dat de onlangs vastgestelde ubiquiteitsleer in Zwaben met leede oogen aanzag, Frederik I I I bij. Zij wilden niet, dat do keizer zich met zoo intieme Evangelische aangelegenheden inliet.
Omdat te Heidelberg liet brood bij het Avondmaal gebroken, te Weimar daarentegen do ouwel toegereikt werd, mocht de Keurvorstin van de P a l t s , Maria, niet de peetmoeder zijn van haar kleinkind te Weimar. Do Saksische schoondochter, die mot Freaeriks zoon Casimir bruiloft vierde, mocht met haren bruidegom te Heidelberg niet door eenen Paltsischen hofprediker ingezegend worden; een predikant, erkend tegenstander van het Calvinisme, moest daarvoor uit Bretten naar Heidelberg komen, naar den wil van den Keurvorst van Saksen.
De Keurvorst Frederik ondervond, behalve andere bitterheden, ook, dat sommige zijner kinderen zich tegen hem stelden. De naar Saksen uitgehuwelijkte dochter betoonde zich zeer gevoelloos ten opzichte van hare ouders. Deze Saksische schoondochter kon zijnen dood niet afwachten, en ook zijn oudste zoon en opvolger Lodewijk stelde zich tegen de hervormingsplannen van Frederik in de Bovenpalts tijdens het leven zijns vaders, en vernietigde na diens dood zooveel liij kon al hetgeen zijn vader had tot stand gebracht. De miskenning en bitterheid, welke Frederik in brieven van zijne dochter Dorothea en van haren gemaal Johann Wilhelm te liooren kreeg, zijn minstens in strijd met het gebod: Eert uwen vader en uwe moeder. Langen tijd zocht men zelfs zijne gemalin van hem af te t r e k k e n , totdat zij eindelijk, haren gemaal gewillig volgende, nu de trouwste medearbeidster werd aan den opbouw der Kerk in de Palts, in welk werk zij haren gemaal troostend ter zijde stond.
De geschiedenis heeft uitspraak gedaan, aan wiens zijde hier het recht was, en tot nu toe getuigen de brieven van Frederik den "Vrome van liet lijden en de moeite van dezen getrouwsten belijder onder de Duitsche vorsten in de 16e eeuw.
Het was zijn oecumenisch karakter, waardoor Frederik III boven al zijne medevorsten zich onderscheidde. Zijn blik bepaalde zich niet alleen tot het kerkelijk belang van zijn eigen land. Terwijl zijne tegenstanders in het rijk van geen verdrag met de buitenlandsche Christenen, vooral in Frankrijk wilden weten, maar onvoorwaardelijk op de Augsburgsche Confessie stonden, zoo wenschte Frederik volstrekt niet, dat hun de Augsburgsche Confessie als bindend juk zoude opgelegd worden.
862 Gemeenten hadden immers reeds in F r a n k r i j k eene eigene Belijdenis aan den koning overhandigd, en het veroorzaakte slechts verwarring, wanneer men altijd weder de Evangelischen in F r a n k r i j k nu ook tot onderteekening der Augsburgsche Confessie drong.
Versterking der Hugenooten en voorts een medegaan met F r a n k r i j k tegen Spanje had ook den keizer beteugeld, en de weegschaal ten gunste der Evangelischen doen overslaan. Doch de Parijsche bloedbruiloft verstoorde deze hooggaande plannen in éénen nacht. Het Evangelie wordt door zulke middelen niet gebaat — dit moest ook Frederik van de Palts ondervinden, gelijk vroeger Filips van Hessen, als hij met de Zwitsers en Venetië groote plannen tot beteugeling dos keizers had gemaakt.
Maar ook na dezen sclirikkelijken nacht van Parijs, waarna de toestand der Evangelischen ernstig werd, liet Frederik niet n a , de Duitsche vorsten voor hen en eveneens voor de Nederland ache broeders te winnen. Maar hij, op wien h e t , inensehelijk gesproken, alleen aankwam, August van Saksen, toonde geene neiging voor zulk eene politiek, j a later zelfs a f k e e r , en liep weldra in de sporen der keizerlijke huispolitiek (zie Kluekhohn Friedrich der Fromme blz. 403 vv.), omdat Weenen hem grootere voordeelen beloofde dan Heidelberg.
Waarheen Saksen door deze staatkundige zwenking is geleid, zien wij aan de plotselinge verandering in de kerkpolitiek. De Krypto-calvinisten moeten het gelag betalen, en de overwinning der streng Luthersche partij was ook te Dresden bevestigd. Peucer, de schoonzoon van Melanchthon, smachtte 20 jaren in de gevangenis (1574) 1). De Katholieken verbljjdden zich, zegt Kluekhohn, over dezen grondigen omkeer van August en zelfs was het den Spaansehen gezant hoogst aangenaam aan een hof, waar men eener, prediker tegen de Calvinistische secte en den „beruchten Beza" hoorde uitvaren. De vruchten van dit doen komen op verschrikkelijke wijs duidelijk te voorschijn in den dertigjarigen oorlog en eindelijk in den overgang van August den Sterke tot de Roomsche Kerk. En toch had Saksen de taak van Brandenburg in Duitschland kunnen vervullen.
Keurvorst Frederik van de Palts bleef zich echter geljjk. Hij kon niet nalaten, gelijk Kluekhohn (blz. 406) zegt, aan den Keurvorst August uitvoerig en nadrukkelijk te schrijven, en hij liet zich ook door het scherp afwijzend antwoord, dat hij ontving , niet afschrikken.
Tegenover de barsche miskenning van elke geloofsgemeenschap tussclien de Saksers en die van Heidelberg handhaaft Frederik mild en rustig de gedachte van broederlijke eendracht, daar men in de hoofdzaken overeenstemde en alleen in bijzaken afweek (Briefe Friedrich des Fr. II. 713). August zou hierop geantwoord hebben, dat hij het Artikel van het heilig Avondmaal voor het voornaamste in de geheele Christelijke leer hield.
Met droefheid hoort men zulke woorden, en moet men Calvijn gelijk geven, als hij aan den Regensburgschen Schalling schrijft: „Het is te bejammeren, dat wij, weinig in aantal, ten opzichte van de Roomschen, hoewel wij in alle stukken hetzelfde Evangelie belijden, toch door het Avondmaal, hetwelk de hechtste band van eendracht kon zijn, ons uit elkander laten drijven." (Epp. XYI blz. 429.)
Melanchthon zeide nog met stervende lippen, bij het hooren der ongunstige berichten uit Frankrijk: „Mijne geheele ziekte doet mij niet zoo wee, als de groote jammer en ellende der heilige Christelijke Kerk, hetgeen uit noodelooze scheiding is voortgekomen," enz. (Melanchthon's Leben, ed. Schmidt, blz. 664.)
Hetgeen ons echter hier het meest belang inboezemt, is: dat ook de gebeurtenissen in Saksen eene voorbereiding waren voor de eindelijke invoering van de Formula concordiae. Met haar was, zooals reeds is opgemerkt, de scheuring definitief geworden , welke zich spoedig zoover uitstrekte, dat in het vervolg van twee Evangelische Kerken in Duitschland sprake kon zijn.
De Gereformeerd-gezinde partij trachtte langen tijd nog vol vertrouwen naar toenadering tot de Luthersche partij — een volkomen nutteloos streven! De Gereformeerden vereenigden zich voor de definitieve aaneensluiting der Lutheranen in de Formula concordiae nog eens, en besloten op het Frankforter Convent in 1577 eene Belijdenis op te stellen, om de verstrooide Kerken van binnen- en buitenland door eenen vasten band samen te verbinden. Zancliius ontving de opdracht daarvoor, hij zou vooral de Augsburgsche Confessie in aanmerking nemen. (Zanchius Epp. II, 192.) En in de onlangs door Dr. Ebrard uitgegevene Harmonie der Belijdenisschriften van het jaar 1581 staat werkelijk de Augsburgsche en Saksische Belijdenis van het jaar 1551 naast de 2' Helvetische — en dit was het laatste woord, dat de Gereformeerden in het punt der belijdenis, gedurende de hervormingseeuw, hebben gesproken. Een mozaïek, samengesteld uit vele Belijdenissen. Tot eene Formula concordiae, als bij do Lutheranen, kwam het niet; wij gelooven, niet tot schade der Gereformeerde Kerk.
Tevens moeten wij echter van het standpunt der geschiedenis krachtig bestrijden, dat in deze alzoo gevormde Gereformeerde Kerk de Loei van Melanchthon even goed als de Institutie van Calvijn het dogmatisch leerboek hadden kunnen zijn.
Al wie dit nog kan aannemen, heeft de nasporingen der laatste tien jaren niet opmerkzaam gevolgd. Pezel te Herborn geeft wel in 1580 nog de „Argumenta" uit, een uittreksel uit Melanehtlions Loei — maar met het bewustzijn, hoezeer zij verbetering behoeven. Hij schrijft uitvoerig daarover aan de streng Gereformeerde theologen van Neustadt, en Zanchius zendt hem , ook in naam van Ursinus en Tossanus, kritische kantteekeningen, door welke het voor een Gereformeerd oor aanstootelijke uit Melanehtlions Loei weggenomen wordt. Door deze twee, in Zanchius' brieven voorhanden geschriften (Epp. I I , 202, 204), wordt de geheele „belangrijke vraag" aangaande een Melanchtlioniaanscli leerbegrip op het punt der predestinatieleer in de Duitsche Gereformeerde Kerk helder in het daglicht gesteld. Men had Melanehtlions gezag noodig, om haar te gebruiken als bolwerk tegen de Luthersche ijveraars. Melanchthon was voor de Gereformeerden de deurwachter geweest, die hen tot deelgenooten van den Godsdienstvrede (1555) had gemaakt. Dat heeft Calvijn nooit vergeten. Hoe zeer ook een Bullinger en andere Zwitsersche theologen verdrietig over Melanchthon waren, ja op hem toornden, zoo bleef Calvijn toch tot het laatste toe zijn vriend.
Calvijn vertaalde zelfs zijne Loei, hoewel hij daarbij Melanchthon over zijne afwijkingen verwijt maakte (zie Schweizer, Centraldogmen I, 388). In welke verlegenheid een man als Zanchius door deze houding van Calvijn geraakte, toont een reeds boven gemelde brief van hem aan zijnen optimus pater Calvijn in 1562 (Epp. II, 143). Zijne Straatsburgsehe tegenstanders waren begonnen, zich op Melanchthons Loei (naar de latere uitgave) te beroepen. Nu verlangt Zanchius van Calvijn, van wien hij natuurlijk onderstelt, dat bij Melanchthon vermaand heeft over deze openlijke afwijkingen, dat hij de van Melanchthon aan Calvijn gerichte antwoorden tot gebruikmaking zou overzenden. Zanchius meende vast, dat Melanchthon onmogelijk „zoo goddeloos" van de praedestinatie en van den vrijen wil geleerd zou hebben, als de Straatsburgsehe tegenstanders dit in de Loei lazen.
Maar Zanchius weet zich ten opzichte van het onverbiddelijk feit niet alleen te helpen en roept nu Calvijns hulp in. Dat drze hem niet veel troostelijks daarop kon antwoorden, dat staat vast.
Men deed ten opzichte van deze afwijking in de loer van Melanchthon, zooals weleer Jafet en Som, — men dekte dezelve toe, of men maakte dezelve door kantteekeningen onschadelijk.
Zoo ver verwijderd zijn wij dus van een Duitsch-Melanchthoniaansch leerbegrip in de Gereformeerde Kerk. — Waarheid bovenal!

1) Pezel gaf de geschiedenis van Peucers lijden uit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Wanneer is de Luthersche Kerk gescheiden van de Gereformeerde in Duitschland? (Vervolg en slot van het stuk in No. 41 en No. 42.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's