Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Efese 5 : 20—33.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Efese 5 : 20—33.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pax quaerenda , ut bella fugiamus.

Vs. 20. Dankende te allen tijd over alle dingen God en den Vader, in den Naam van onzen Heere Jesus Christus. — Wij zullen God en den Vader over alle dingen danken. Alles hebben wij door Zijne groote barmhartigheid. Hij heeft als een Vader met ons gehandeld en alles Goddelijk weder goed gemaakt. Mogen wij dat doen ? Christus heeft het ons gezegd, Hij onze Heere Jesus; wij komen in Zijnen Naam.
Vs. 21. Elkander onderdanig zijnde in de vreeze Gods. — Wie dankbaar is, die is ootmoedig, beschouwt alles, wat hij heeft en ontvangt, als onverdiende goedheid. Zulke ootmoed ziet niet op zichzelven, om zich iets aan te matigen, — is inschikkelijk jegens anderen. Daarom dus onderlinge onderdanigheid aan elkander, in de v r e e z e G o d s , die den hoovaardigen wederstaat, maar den ootmoedigen genade geeft.
Vs. 22. Gij vrouwen.' weest aan uwe eigene mannen onderdanig. — Goddelijk-wijze overgang tot het huwelijk! Welke gave en welke genadige instelling Gods is het huwelijk; niettegenstaande onzen diepen afval van Hem, ons Leven, heeft Hij deze gave en instelling gelaten, en hoe heeft Hij die verheerlijkt in Christus, en den zegen des huwelijks nu eerst recht tot een zegen gemaakt! Welke gave is het huwelijk tegen de schrikkelijke plaag en zonde der onkuischheid! Die gave en dien zegen Gods hebben wij ook met ootmoed als zoodanig te erkennen.
De Apostel, van de onderdanigheid schrijvende, begint allereerst met de vrouwen; hij spreekt hier niet van liefhebben, maar van onderdanig zijn, kennende de verdorvene natuur, die zich steeds opzet tegen Gods heilig gebod: „Uw wil zal den man onderworpen zijn, en hij zal uw heer zijn."
Gelijk aan den Heere, — dit schijnt godslasterlijk, maar de vrouwen zijn Christus niet onderdanig, als zij het haren mannen niet zijn.
Vs. 23. Want de man is hel hoofd dervroiiw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams. — De gelijkheid bestaat, — dit wel begrepen zijnde, — hierin, dat de man het hoofd is, gelijk Christus het Hoofd is; Deze van de Gemeente, gene van de vrouw.
Het lichaam van Christus is Zijne Gemeente; liet lichaam van den man is de vrouw. Christus heeft die eenheid met Zijne Gemeente op aarde willen afspiegelen in de vereeniging van éénen man met ééne vrouw. In zooverre representeert de man Christus, de vrouw de Gemeente.
Er kan geene behoudenis des lichaams plaats hebben, als de vrouw den man niet onderdanig is. In de onderdanigheid ligt dus het zelfbehoud voor de vrouw, en de belofte van eigene behoudenis en niet daar buiten, zooals het dwaze vernuft altijd meent.
Vs. 24. Daarom gelijk de Gemeente Christus onderdanig is, — en daarvan de vrucht heeft, dat zij op alle wegen en in alle omstandigheden daarin van den Heere hare behoudenis vindt, alzoo zij ook de vrouw haren man onderdanig, en zij zal er de vrucht van hebben in en van den Heere tot haar zelfbehoud. — Haren eigenen mannen — evenals Vs. 22, — Goddelijk-wijs gezet tegen de verdorvenheid van de natuur, die geneigd is, het bij andere mannen te zoeken; — in alles, — in alle b i l l i j k e dingen, zegt het Formulier tegen verkeerde opvatting of uitlegging. Intussehen maakt de vrouw doorgaans onderscheid tot haar nadeel, — en de billijkheid zou men aan den man overlaten.
Vs. 25. Gij mannen-' hebt uwe eigene vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft; . . . het apostolische woord stelt de vrouw met de Gemeente Christi gelijk, voor zoover zij er een moederlijk en vruchtdragend deel van uitmaakt , en het stelt den man met Christus gelijk, voor zoover hij als Christen het ambt Christi waarneemt in het huis. — De Apostel schrijft aan de mannen voor, dat zjj liefhebben zullen; dat beveelt hij niet aan de vrouwen; want de hoofdzonde van de vrouw tegenover den man is hoogmoed en ongehoorzaamheid, de hoofdzonde van den man tegen zijne eigene vrouw is liefdeloosheid, en, daaruit voortvloeiende, onverschilligheid, stuurschheid en hardheid. De Apostelen trekken de zonde tegen elke van God ingestelde betrekking bedreven, met den wortel er uit. — Dit is dus gezegd tegen het diep bederf, dat aan den man eigen is; en het ongehoorzame gedrag van de vrouw is hier doorgaans een dekmantel, eene voorgewende reden van verontschuldiging.
E i g e n e v r o u w e n — niet vreemde vrouwen, die beter zijn in 's mans oogen, maar de vrouw, die God hem gaf, en waarmede Hij haar dus onafscheidelijk verbond.
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Efese 5 : 20—33.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's