Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Deux-Aes-Bijbel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Deux-Aes-Bijbel.

De Bijbel in de Nederlandsche taal. (Vervolg.)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze, in het jaar 1562 te Embden uitgegeven Bijbel, dankt zijnen naam aan eene aanteekening op Neh. 3 : 5b, alwaar staat: „doch hare Geweldiglien en brachten haren hals niet ten dienste harer heeren." De aanteekening luidt: „De armen moeten het cruyce draghen. De rijcke en geven niets. Deux aes en heeft niet, Six cinque en geeft niet. Quater dry , die helpen my."
Tot toelichting diene, dat oudtijds onder lieden van deus of deux aes verstaan werden: geringe lieden, menschen zonder vermogen.
De twee laagste getallen van den dobbelsteen zijn hier als zinnebeeld der geringe lieden genomen; deux (2) aes (1), evenals de twee hoogste (cinque = 5 en six = 6) voor de aanzienlijken en rijken, de twee middelste (drij = 3 en quater = 4) voor de middelklasse golden.
Wat de overzetting zelve aangaat, daarvan spreekt de drukker tot den lezer in de uitgaaf van 1562 aldus: „dit is gheen nieuwe Oversettingh te achten, maer is meest van woorde te woord de seer gepresen Oversettinghe Martini Lutheri (wiens naem so groot is, dat ick hem hier niet en wil beghinnen met weyniglie woorden te prijsen) in de Nederlandtsche ghebracht, so veel het Oude Testament aengaet, ende het Nieuwe Testaments is datselve, dat wij hier hebben anno 1559 laten uitgaen. Doch is in dese Nederlandtsche Oversettinghe wat nieus, tot des neerstighen Lesersnut, behulp ende voordeel, grootelicks dienende:" . . . . , waarna gezegd wordt hoe in den tweeden persoon enkelvoud, du en dyn gebruikt wordt en vervolgens, dat hoewel Luthers vertaling is overgezet „nochtans daerby oock vele andere oversettinghe doorgesien syn voornml. Santis Pagnini en andere."
Wat het Nieuwe Testament betreft, dit was het eerste, dat rechtstreeks uit het Grieksch in onze taal was overgezet.
Keer op keer, wat de aanteekeningen aangaat, gewijzigd en verbeterd, is deze Bijbel in gebruik gebleven tot 1637. Zoo is in het vervolg het gebruik van du en dyne in dezen Bijbel veranderd in ghy en uwe.
Het Nieuwe Testament was vertaald door Gottfr. van Winghen en munt boven de vroegere uitgaven uit.
Tot proef mogen dienen dezelfde teksten, welke uit Pelts Evangelie van Mattheiis en uit den Liesveldt-Bijbel gegeven zijn:
Matth. 11 : 28—30. Koemt tot my alle die vermoeyt ende beladen syt, en ick sal u verquicken. Neemt myn jock op u en leert van iny dat ick sachtmoedich ben, en ootmoedigh van herten: ende ghy sult ruste vinden voor uwe zielen. Want mijn jock is lieflick ende mijn last is licht.
Matth. 16 : 22, 23. Heere, weest dy ghenadich, dit sal dy geensins gheschieden. Maer hij keerde hem om, en seyde tot Petrum: Wyckt wech van my Satana, want du bist my hinderlic.
Matth. 27 : 11, 12. Ende Jesus stont voor den Stathouder, ende de Stathouder vraechde hem, seggende: Bistu die Köninck der Joden? Jesus seyde hem: du segst het. Ende beschuldicht sijnde van de Overpriesters ende Ouderlinghen antwoordde niet.
Behalve een zeer uitgebreid register van personen en zaken,, vinden wij vóór in den Bijbel de Argumenten van al de Boeken' des Ouden en des Nieuwen Testaments „vervattende den zin en meening dergenen, die ze geschreven hebben na de orden des tijds." Deze geven wij wellicht later eens in ons Bladr want zij zijn op meer dan eene wijs zeer belangrijk. Bovendien bevindt zich in dezen Bijbel nog een „Summa dei'Heilige- Schrift. Een kort begrip der gansche Heilige Schriftuur des Ouden en Nieuwen Testaments". Wij willen onzen lezers het genoegen geven door dit kort begrip, en wel zooveel mogelijk in de tegenwoordige spelling, hierbij te laten volgen; het luidt in zijn geheel aldus:
De Boeken des Ouden Testaments leeren ons, dat die God, Wien Adam, Noach, Abraham en onze andere vaderen gediend hebben, alleen is de waarachtige God, Die Almachtig en Eeuwig is, Die om Zijner goedheid wil door Zijn Woord hemel en aarde, en hetgeen daarin is, zichtbare en onzichtbare dingen geschapen heeft, en door Zijnen Heiligen Geest alle ding levend maakt en bewaart, van Wien alle dingen voortkomen, en zonder Wien geen ding is. Die rechtvaardig en barmhartig is, en werkt alle dingen in allen naar Zijnen oprechten, rechtvaardigen en goeden wil, Denwelken terecht alle creaturen eeren en aanbidden moeten.
Voorts leeren ons de Boeken des Ouden Testaments, dat deze zelve God Adam den eersten mensch naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen, en hem tot eenen heer gesteld heeft over alle schepselen op het aardrijk, welke Adam door den nijd en de list des duivels, den gebode zijns Scheppers niet gehoorzaam zijnde, heeft door zijne zonde in deze wereld de zonde gebracht, welke zoodanig en zoo groot is, dat wij,, dienaar het vleesch van hem geboren worden, van nature kinderen des toorns zijn, en daarom den dood, verdoemenis, het j u k e n d en moedwil des duivels onderworpen.
Maar bovendien leeren ons de heilige Boeken des Ouden- Testaments, dat van God den Vader het gezegende Zaad, Jesus Christus, Zijn Zoon, en onze Zaligmaker, beloofd is geweest aan Adam, Abraham, Izak, Jakob, David en aan de andere vaderen, die van de zonde en de macht des duivels verlossen zoude al degenen, die met een levend geloof deze beloftenis gelooven en Jesu Christo betrouwen zouden, deze verlossing van Hein en door Hem hopende. En deze beloftenis is dikwijls in de Boeken des Ouden Testaments herhaald en vernieuwd.
Maar dewijl de beloofde zaligheid en verlossing van de vaderen verwacht was door Christus (overmits de natuur der menschen zoo hoovaardig en verdorven was, dat zij zich niet gaarne voor zondaars wilden bekennen, denwelken de beloofde Zaligmaker noodig was), zoo is de W e t , in steenen tafelen geschreven, van God door Mozes gegeven geweest, opdat de menschen, daardoor de zonde en boosheid des menschelijken harten bekennende, te vuriger begeeren zouden de toekomst van Christus, die hen van hunne zonden verlossen zoude; hetwelk de Wet en de plechtigheden en de offeranden der Wet niet deden. Want zij waren alleen schaduwen en voorbeelden der waarachtige offerande Christi, door Wien alle zonden uitgedaan moesten wezen.
Maar door de Boeken des Nieuwen Testaments worden wij geleerd, dat Christus de beloofde (die daar is boven alle dingen, God geprezen in der eeuwigheid) en die in de Boeken des Ouden Testaments door de offeranden voorgebeeld was, dat Hij eindelijk van Zijnen Vader gezonden geweest is, in dien tijd, denwelken Hij bij Zichzelven geordineerd, en door de Profeten voorzegd had: in dien tijd zeg ik, als alle boosheid overvloedig was, en dat Hij, gezonden zijnde, waarachtig mensch geworden is, gestorven en van de dooden verrezen, niet om iemands goede werken (want zij allen waren zondaars), maar •omdat Hij, waarachtig zijnde, de overvloedige rijkdommen Zijner genade, die Hij beloofd had, uitgeven zoude, en ons naar Zijne barmhartigheid zalig maken. In het Nieuwe Testament wordt dan klaarlijk bewezen, dat Jesus Christus, het waarachtig Lam en de waarachtige offerande der wereld, gekomen is, opdat Hij ons, van onze zonden in Zijn bloed wasschende, met den Vader verzoenen zoude (want Hij is onze vrede) en van de slavernij des duivels, denwelken wij, (zondigende) dienden, verlossen zoude, en dat wij tot kinderen Gods door Hem aangenomen, en Zijne mede-erfgenamen worden zouden.
En opdat wij deze buitengewone en allergrootste weldaad Gods jegens ons bekennen zouden, zoo geeft Hij ons Zijnen Heiligen Geest, Wiens vrucht en gave is het geloof in God en Zijnen Gezalfde, want zonder den Heiligen Geest (door Denwelken wij verzegeld worden) kunnen wij niet gelooven, dat God de Yader den Messias gezonden heeft, of dat Jesus is de Christus. Want niemand (spreekt Paulus) kan zeggen Heere Jesus, dan in den Heiligen Geest. Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn, en stort uit in onze harten de liefde, dewelke Paulus aan die van Corinthe beschrijft, en de hoop, dewelke is eene zekere verwachting des eeuwigen levens, derwelker hoop dezelve Heilige Geest een godspenning (onderpand) en pand is, en deelt ons ook uit andere geestelijke gaven, van dewelke Paulus in den Zendbrief aan de Galaten schrijft.
Door dit betrouwen en geloof in Christus, (hetwelk dooide liefde werkt, en strekt zich uit door de werken der liefde, den mensch daartoe verwekkende) worden wij gerechtvaardigd en geheiligd, dat is: God, de Vader onzes Heeren Jesu Christi, die ook o n z e Vader geworden is, door Hem, onzen Broeder, houdt ons voor rechtvaardigen en heiligen door Zijne genade, te weten om de verdiensten en voldoening van Christus, Denwelken alleen deze eer toebehoort, niet om eenige onzer verdiensten of werken, ons onze zonden tot de verdoemenis niet toerekenende.
Zoo is Christus dan Zelf gekomen, opdat wij, door Hem geheiligd, en van onze zonden gezuiverd zijnde, Zijnen wil met goede werken navolgende, hetgeen vleeschehjk is, verzaken zouden, en vrijelijk Hem dienen in gerechtigheid en heiligheid, al de dagen onzes levens. En opdat wij ook door goede werken (dewelke God bereid heeft, opdat wij in dezelve wandelen zouden) ons bewijzen zouden, tot deze genade geroepen te zijn. Die deze goede werken niet heeft, die betuigt, dat hij zoodanig een geloof in Christus niet heeft, als Hij in ons is eischende.
Tot Hem moeten wij gaan en Hem met eenen lustigen moed volgen, opdat Hij ons leere en volmake, want Hij is het Hoofd Zijns lichaams, hetwelk de Gemeente is, de gemeenschap der heiligen; Hij is onze Meester, zachtmoedig en ootmoedig van hart, ons Voorbeeld, van Wien wij leeren moeten: onnoozelheid (onschuld), geduld, ootmoedigheid, soberheid, sterkte, verstand in alle deugden, en den oprechten regel des oprechten levens. Hij is ook onze Bisschop en opperste Priester, de eenige Middelaar tusschen God en de menschen, die nu ter Rechterhand Gods des Vaders zit, ons een Voorspreker geworden, biddende voor ons; dewelke zonder twijfel ook verbidden zal, al wat wij, üf van Hem, öf in Zijnen Naam van den Vader begeeren zullen, zoo verre, als wij begeerende gelooven, dat Hij het alzoo doen zal. Want Hij heeft het alzoo toegezegd, en die in Christus zijn, die danken Hem altijd door de weldaden, die hun geschonken zijn.
Als wij dan gezondigd hebben, laat ons dan met leedschap (berouw), (waartoe Hij ons in het beginsel Zijner predikatie roept en verwekt) en met betrouwen treden tot den troon der genade, betrouwende, dat wij barmhartigheid verwerven zullen, want daarom is Hij gekomen, opdat Hij de zondaars door Zijne genade zalig maken zoude.
Deze Christus Jesus is het, Dewelke, nadat Hij den mensch der zonde, met den Geest Zijns monds gedood zal hebben, in Zijne heerlijkheid zitten zal, om alle menschen te oordeelen, en zal het vleesch van alle doode menschen opwekken, en eenen iegelijk in zijn lichaam vergelden, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed of kwaad; en zal spreken tot degenen, die ter Rechterhand zijn zullen, die in deze wereld op de toekomende goederen gewacht hebben: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, bezit (beërft) dat Rijk, dat u bereid is van den beginne der wereld. Maar tot die ter Linkerhand staan zullen, zal Hij zeggen: Gaat van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat daar bereid is den duivel en zijnen engelen. En dan zal het einde wezen, als de Zoon het Rijk Gode en den Vader overgeven zal, met Denwelken de heiligen regeeren zullen in der eeuwigheid.
En opdat wij deze dingen bekennen zouden, zoo is ons allereerst door de goedheid Gods door den Heiligen Geest overgeleverd de heilige bjjbelsche Schrift, die alle waarheid in zich volkomen besluit. Ook zijn ons betrouwd (toevertrouwd) de sleutelen des Rijks der hemelen en ook met hen de dienst des Woords des Heeren, en der evangelische predikatie van God ingesteld, en de Sacramenten, dewelke teekenen en getuigenissen zijn der goedwilligheid Gods en onzer verlossing, en zij zijn heilige oefeningen der verborgenheden Gods en der Gemeente. Opdat wij (zeg ik) bekennen en gelooven zouden, dat er maar één waarachtig God is, en dien Hij gezonden heeft, Jesuin Christum, en opdat wij geloovende, hebben het eeuwig leven.
Niemand kan een ander fundament stellen dan dit, en Paulus wenscht zich een vloek te zijn, die een ander geloof en zaligheid verkondigen zal, dan door Jesum Christum, al ware het ook een engel uit den hemel. Den Heere Jesu Christo, den Koning en Verlosser der wereld, zij met den Vader en den Heiligen Geest eere, lof en prijs in der eeuwigheid. Amen.
Deze Bijbel onderscheidde zich van andere uitgaven ook door de eigenaardige, veeltijds aan de volkstaal ontleende spreekwoorden. Velen namen daaraan aanstoot, zoodat de meest aanstootelijke aanteekeningen allengs minder werden. Van een derzelve verkreeg deze Bijbel den naam van Deux-Aes-Bij bel, gelijk hierboven is gezegd.
De voornaamste uitgaven zijn: die van Emden 1562, van Dordrecht 1571, van Jan Paedts en Jacob Bouwenz. te Leiden 1581. De Bijbel van J . Paedts is o. a. bezorgd door den Leidschen predikant P. Ilachius met aanteekeningen van den Geneefschen Bijbel en van Aug. Marloratus.
In 1614 gaf Abraham a Doreslaer eene verbeterde uitgaaf, behelzende aanteekeningen en uitleggingen van lm. Temehlius, Fr. Junius, Th. Beza en Joh. Piscator.
In 1625 werd Doreslaer's Bijbel verbeterd uitgegeven door Amana; deze behelsde voornamelijk aanteekeningen uit den Italiaanschen Bijbel van Diodati. Eindelijk hebben wij nog te noemen de uitgaaf van 1630, bezorgd door Jacob Lawientien; deze Bijbel was die van Amana, opnieuw verbeterd.
Uit deze herhaalde uitgaven blijkt, dat men er op uit was den Bijbel zoo zuiver mogelijk te hebben, tevens dat men met de bestaande uitgaven niet tevreden was.
Bevorderlijk voor eenheid van tekst waren deze verschillende uitgaven niet. De een hield het met deze, een ander met gene uitgaaf. In het jaar 1637 kwam daaraan een einde, toen de S t a t e n v e r t a l i n g des Bijbels het licht zag.
(Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

De Deux-Aes-Bijbel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's