Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van Jesaja 9 vs. 5.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van Jesaja 9 vs. 5.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijnen schouder; en men noemt Zijnen Naam: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst."

In dit leven, hetwelk toeh niet anders is dan een gestadige dood, mogen wij nochtans vroolijk zijn, vroolijk over het heil des Heeren, geopenbaard voor het aangezicht van al de volken.
Dat heil, het Leven en Licht der wereld, Christus Jesus, is gekomen, Wien een Haggaï aankondigde als „den Wensch aller Heidenen", die is „de Vertroosting Israëls"; niet te vergeefs verbeid door allen, die op Gods Woord en beloften betrouwden. Tot deze blijdschap over het heil onzes Gods stemden reeds de profotiën onder Israël den volke, eeuwen vóór hunne vervulling. De Profeten en zij, die met hen het Woord Gods, het Evangelie Zijner genade geloofden, hebben zich toen verheugd in dat toegezegde heil, in den beloofden Messias, dien Heilaanbrenger, die het juk van hunnen last, en den stok hunner schouders, en den staf desgenen, die hen dreef, zoude verbreken. Ja, als r e e d s g e s c h i e d kondigt Jesaja deze daad des machtigen Konings aan, en van dezen Beloofde des Heereu roept hij als r e e d s g e k o m e n in blijdschap uit: „Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijnen schouder; en men noemt Zijnen Naam: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Yader der eeuwigheid, Vredevorst." — Is dat niet dezelfde boodschap in p r o f e t i e , als welke bij de geboorte des Ileeren Jesus, de herders in Efratha's velden als v e r v u l d vernamen uit den mond des engels, die hun toeriep: „Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids!" Het woord der profetie, het woord der vervulling, beide zijn één in de getuigenis vau Gods liefde, trouw, genade en waarheid. Wat nu God in Zijne beloften geeft, bevestigt Hij door hunne vervulling. — En nu, wat heeft God gegeven, van eeuwigheid bereid? wat heeft Hij, sinds de zonde in de wereld is ingekomen, geopenbaard, beloofd , in de volheid des tijds in vervulling gebracht? Het dierbaarste, wat Hij bezat, heeft Hij geschonken ; in Wien al Zijn welbehagen was, dien heeft Hij gegeven. Het is Zijn eigen Ik, — Zijn eeuwige Zoon, in Wien al ons heil is.
Een Kind is ons geboren; dat is het heilig Kind Jesus, van Wiens geboorte Jesaja voorspelde: „Ziet, eene maagd zal zwanger worden, en zij zal eenen Zoon baren, en Zijn Naam Immanuël heeten." (Jes. 7 : 14.) Zie hier God geopenbaard in het vleesch. De Zone Gods, het eeuwig Woord is vleesch geworden, Hij, de eeuwig Heerlijke, ontdeed Zich van Zijne heerlijkheid, vernietigde Zich, de gestalte eens dienstknechts aangenomen hebbende, en den menschen gelijk geworden, gevonden in de gedaante eens menschen (Pil. 2). Zoo heeft Hij ons vleesch en bloed uit de maagd Maria aangenomen, en wilde een kind onder de kinderen, een mensch onder de menschen worden; geboren uit eene vrouw, geworden onder de wet, alzoo komende in onze zonde en onreinheid, Zich begevende onder den vloek, die op ons was. (Ilebr. 2 : 14 17- Gal. 3 : 13; 4 : 4; 2 Cor. 5 : 21 ; Jes. 53 : 4, 5.) Aanschouwen wij dat kind, gelegen in eene kribbe, in een beestenstal te Bethlehem; dat Kind is de Koning der gansche aarde, het heil der wereld. Zoo heeft die rijke Vorst Zich willen vernederen, om onze goddeloosheid en ellende op Zich te nemen, om in onze armoede, ons moedwillig berokkend door onzen snooden afval van God, een eeuwigeu rijkdom in Zich aan ons armen te verschaffen (2 Cor. 8 : 9).
Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.
Spreekt de Profeet eerst 's Heeren menschehjke natuur uit, vervolgens wijst hij op Christus' Goddelijke natuur. Dat geboren Kind is de Zone Gods, de eenige, eeuwige eigen Zoon des Vaders, tot Wien wij in Psalm 2 het woord des Heeren gesproken vinden: „Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. Eisch van Mij, en Ik zal de Heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uwe bezitting"; aangaande Wien tot tweemalen toe de stem uit den hoogen op deze aarde klonk: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in denwelkon Ik Mijn welbehagen heb." Dat is de Zone Gods, het afschijnsel Zijner heerlijkheid, het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid; dat is Christus, dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. (Hebr. 1; Rom. 9 : 5.)
Deze Zoon is ons g e g e v e n . Hij is de gegevene des Vaders; alzoo een geschenk; ja, eene gift der eeuwige Liefde, de onuitsprekelijke gave Gods, voor welke de Gemeente Hem eeuwig looft. „Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eengeboren Zoon gegeven heeft", zoo spreekt de Zoon Zelf.
Kunnen wij ons kostbaarder geschenk, heerlijker goed uit Gods handen voorstellen dan deze gave? Immers neen! dat is het schoonste, het edelste, het beste wat Hij had — Zijn Zoon, die is, gelijk Hij is. En dat aan eene booze, goddelooze, vervloekte wereld, die Hem haatte; en dat niet aan Zijne vrienden, maar aan vijanden, die Zijne eer roofden, zich den duivel overgaven, om diens wil en begeerte te doen. — O wonderbare liefde, niet uit te spreken, noch te beschrijven, voor wier lof en prijs de eeuwigheid niet te lang is.
Christus Jesus, dat Kind, is ons geboren, die Zoon is o n s gegeven. Vraagt gij: ook mij ? Het woord van den Profeet sluit, niemand uit, die naar dat Kind, naar dien Zoon vraagt; gelijk de éénige Leeraar, de hoogste Profeet niemand buitensluit, die zonde heeft en er gaarne van verlost wil zijn, waar Hij immers de w e r e l d het voorwerp van Gods liefde noemt. (Joh. 3: 16.) Al wie in verbrokenheid zijns harten belijdt: die goddelooze, doemenswaardige wereld ben ik, dien antwoordt Gods Woord: j a , ook voor u, u goddelooze, is het Kind Jesus geboren, ook u is de Zone Gods gegeven. Maar voor mij? ik ben zoo enkel zonde; 't is alles verdraaidheid en verkeerdheid bij mij, ach, ik vreeze! De wereld, Satan en ons zwakke hart voeden die vrees; doch 'sProfeten woord luidt bemoedigend, en is ook hier in overeenstemming met het woord des engels aan de met vrees bevangen herders: „Vrees niet, want ziet, ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere" (Luk. 2: 10, 11). Wat geldtnu: wereld, Satan, ons eigen ik, of Gods Woord ? Waar God spreekt, mogen onze „ja-maars" zwijgen. Hetgeen God gesproken heeft en gegeven — ' t i s g e n a d e , ja l o u t e r g e n a d e ! Looft den Heere, alle gij Heidenen! en aanschouwt, o Israël! uwen Koning, Wiens scherpe pijlen het hart treffen van al Zijne vijanden. Voor Zijne macht moet alle geweld bezwijken; geen tegenstand zoo groot, die niet verpletterd wordt door Zijn geducliten arm. Zijne is de sterkte, Zijne de heerschappij over al wat eenmaal bet aanzijn ontving. Dat Kind, ons geboren, die Zoon, ons gegeven, is de Koning van hemel en aarde.
„De h e e r s c h a p p i j is op Z i j n e n s c h o u d e r . " Eigenaardige uitdrukking des Profeten. — 't Zij ontleend aan het torschen van den last des volks door zijnen trouwen koning, die voor 'slands welzijn waakt; 't zij gebezigd in betrekking tot de gewoonte van oude volken, wier gezagvoerende personen een sierlijken schoudermantel droegen ten teeken hunner macht en waardigheid, — zij geeft ons te kennen het koninklijke ambt van Christus den Heere, waarmede Hij door God Zijnen Vader gezalfd is over de gansclie schepping, in het bijzonder over Zijne Gemeente, ten eeuwigen leven uitverkoren, over welke I Hij gesteld is als de Zoon over Zijn eigen huis. Zoo bestiert Hij alles in Zijne wijsheid en macht. Alle dingen zijn Zijnen voeten onderworpen; 't zij bewust of onbewust is al 't schepsel gehoorzaam op Zijne wenken. En trouwelijk zorgt Hij voor den nooddruftige en ellendige, voor dien, die geenen helper heeft, draagt al diens lasten en druk, neemt diens nooden en kommer op Zich, bevrijdt de ziel des verdrukten, verbrijzelt den verdrukker. „Zoo richt Hij Zijn volk met gerechtigheid en Zijne ellendigen met recht. Hij zal hunne zielen van list en geweld bevrijden, en hun bloed zal dierbaar zijn in Zijne oogen." Dat is de Koning, van den Heilige Israëls gegeven, Wiens Naam zal zijn tot in eeuwigheid. „Zoolang er de zon is, zal Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in Hem gezegend worden; alle Heidenen zullen Hem welgelukzalig roemen." (Ps. 72.)
„Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijnen schouder." Zie hier Christus Jesus, de Zoon des mensehen, de Zone Gods; de Koning der eere, Wien gegeven is alle macht in hemel en op aarde. Vrij mag de hel woeden ; zij zal in hare macht niet houden, al wie door dezen Koning haar ontrukt wordt. Neen, de poorten der hel zullen de Gemeente des Heeren niet overweldigen.
Daarover waakt haar Heere en Koning. Zullen wij nu nog twijfelen aan Zijne macht en genade, waarmede Hij Zich in Zijne regeering handhaaft ? Zullen wij nog vreeze voên, dat de macht dor zonde, des doods en van den vorst der duisternis Hem te sterk zal zijn? Zullen wij nog bedenkingen maken, of in Zijne hand ons lot voor tijd en eeuwigheid wel veilig is?
Ach ja! wij twijfelen, wij vreezen, wij koesteren allerlei gedachten des ougeloofs, wij die slechts aanzien, wat voor oogen is, die ons door alle zichtbare machten laten verschrikken; maar het Woord des Heeren, gesproken door Zijne Profeten, dat allen twijfel en vreeze beschaamt, — wij vernemen het ook uit den mond van Jesaja, Zijnen knecht, als Hij den Koning zijner profetie beschrijft en met Diens Gemeente bezingt als Een, W i e n s Naam is: W o n d e r l i j k , R a a d , S t e r k e God, V a d e r der E e u w i g h e i d , V r e d e v o r s t.
Zijn Naam is W o n d e r l i j k , zoowel ten aanzien van Zijn Persoon, waarin de Goddelijke en menschelijke natuur onvermengd vereenigd is, als ten aanzien van Zijne majestueuse wonderdaden; zoowel in betrekking tot Zijn eeuwig bestaan in heerlijkheid, als in betrekking tot Zijne openbaring in vleesche, Zijn „zijn in deze wereld, in onzen stand der ellende." Ja, Diens Naam is Wonderlijk, van Wien liet heet: „God te zijn, bij God te zijn, uit God te zijn." Dat gaat onze bevatting verre te boven. In de openbaring aan Johannes ziet deze den hemel geopend, en aanschouwt den Getrouwe en Waarachtige — den Heerscher in gerechtigheid, die eenen Naam had geschreven, dien niemand kende, dan Hij zelf; en Zijn Naam wordt genoemd: het Woord Gods. (Openb. 19.)
Neen, wij kunnen en mogen niet indringen in het Wezen Gods. Op de vraag van Manoach aan den Engel des Heeren, d. i. Christus: „welke is Uw Naam ?" vernam hij het antwoord: „waarom vraagt gij dus naar Mijnen Naam? die is toch Wonderlijk" (Richt. 13). En een Agur, sprekende over de wijsheid Gods, roept bij de belijdenis van zijne en aller mensehen onvernuft en onverstand in hetgeen Gods is, uit: Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald ? Wie heeft den wind in zijne vuisten verzameld ? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden ? Wie heeft al de einden der aarde gesteld ? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons? zoo gij het weet. (Spr. 30.) En zoude het dan voor Hem, Wiens Naam, Wiens Wezen wonderlijk is, Wiens verschijning in vleesche een wonder moet genoemd worden, te wonderlijk zijn om de kluisters der zonde, des doods en der hel verbrijzeld, en eeuwige vrijheid voor de gevangen teweeggebracht te hebben, en ons in die verlossing eeuwig te bewaren? Neen, en ook niet, om ons, die op Zijnen Naam hopende zijn, in dit leven door het voor ons onmogelijke en tegenstrijdige henen te helpen, te redden, te beschermen en immer de heerlijkste uitkomst te geven. —- En weten wjj dus niet hetgeen Gods is, hoe zullen wij Zijne wegen kennen, hoe zullen wij verstaan, wat tot onze zaligheid, Gode tot verheerlijking dient! Hoe zullen wij weten, hoe God over ons, die Hem verlaten hebben, die Zijn gebod overtraden en overtreden, denkt! Wie zal ons de vraag beantwoorden: Is e r , en hoe is er genade bij God voor ons zondaars, die den eeuwigen toorn verdiend h e b b e n ? . . . . Daar is er Één, die ons Gods wegen, Zijne gedachten ten opzichte van ons menschenkinderen openbaart. Het is Christus Jesus, de opperste Wijsheid, Wiens Naam is: R a a d . — Deze roept overluid naar buiten, en verheft de stem op de straten. Dat'is de Leeraar, door God gezalfd met den Heiligen Geest om Zijnen verborgenen raad en wil ter onzer behoudenis bekend te maken. Ilij heeft het ons gezegd, en zegt het ons heden, dat er genade bij God is voor den voornaamste der zondaren, voor den grootste der goddeloozen, genade om n i e t . Hij heeft ons getoond en toont ons heden Gods Yaderharte, dat van eeuwige ontferming klopt over den snoodsten overtreder Zijner heilige Wet, — dat zich liefdevol erbarmt over den verloren zoon, die al zijn goed heeft doorgebracht, en, tot zichzelven gekomen, spreekt: „Ik zal opstaan en tot mijnen vader gaan — ik heb gezondigd, en heb uwe liefde niet verdiend." — Hij is het, die ons des Heeren wegen leert en daarin verstandiglijk leidt door Zijn Woord en Geest, die ons de kwade paan doet verlaten en onze voeten richt in het spoor der gerechtigheid. Hij is liet, die ons in allen nood en radeloosheid, waarin wij ons voor en na bevinden, met Zijn licht bestraalt, zoodat wij Zijnen raad verstaan, om straks Zijne redding te ervaren. O, in den hevigsten angst, in de grootste duisternis weet Hij raad en licht te verschaffen, zoodat wij straks ons verblijden in Zijne wijsheid. Hij onderwijst ons voor en na, hoe onze gansche zaligheid in Hem, den gegevene des Vaders, is vastgesteld, zonder éénig toedoen onzerzijds, en a l l e dingen moeten medewerken ten goede dengenen, die God liefhebben, nl. die naar Zijn voornemen geroepen zijn.
Is nu in dezen Geliefde al ons heil, zoo voor den tijd als voor de eeuwigheid, — Zijn Naam: S t e r k e G o d , waarborgt ons ten stelligste, dat geen vijand onzer zaligheid ooit zal zegepralen. De belagers onzer ziel houden niet op ons te bestoken, zoeken ons af te trekken van ons heil in Jesus. Immers de duivel gaat rond als een brieschende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden; ware het mogelijk, hij zoude met zijne dienaars de uitverkorenen Gods verleiden. Onze inwendige verdorvenheid laat niet na ons haren scherpen geesel te doen gevoelen. Wat zulleu wij tegen deze aanvallen uitrichten ? Hoe zullen wjj weerstand bieden aan de menigte onzer bestrijders, die onophoudelijk bezig zijn ons te kwellen? „Met onze macht is niets gedaan, wij zijn terstond verloren. Hjj strijdt voor ons, de Rechte Man, dien God heeft uitverkoren ', zoo zong een Luther. Ja Hjj. Wiens Naam is: Sterke God, die is de machtige Held, van Wien de Gemeente zingt: „Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uwe majesteit en Uwe heerlijkheid Uwe pijlen zijn scherp, volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden. Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos" (Ps. 45); Deze is de Overwinnaar in den strijd, die is de Koning der koningen, de Heer der heeren. Zijn Naam: „ I m m a n u ë l , God met ons", als banier in het strijdperk dezes levens opgestoken, zullen wij dan onderliggen? Geenszins. Zoo God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn! Hij is de Sterke Held, Hij heeft gezegepraald en zal gezegepraald hebben, zoodat wij in Hem en door Hem overwinnaars zijn, immer zullen zijn; want onze strijd is met o v e r w o n n e n vijanden. — Alzoo, wij zullen niet verloren gaan, wij die in den dienst van dezen Koning zijn, maar eeuwig leven.
Want niet in onze hand is ons leven, niet door ons wordt het bewaard, maar het eeuwig leven is in de hand van Hem, die eeuwig leeft, „de V a d e r der e e u w i g h e i d " , die alles in handen heeft: dood en leven, zonde en genade, tjjd en eeuwigheid; Wiens Koninkrijk een eeuwig, onbeweeglijk rijk is, waarin opgenomen Zijne onderdanen eeuwig leven in heerlijkheid. In dat rijk is vrede met God, vrede met den broeder: want niets anders heerscht hier dan gerechtigheid en waarheid.
Op grond daarvan is er vrede. Door wien aangebracht? Door Hem, Wiens Naam is: „ V r e d e v o r s t . " Ja, Christus Jesus, Hij heeft door Zijne verdiensten God met den mensch, den mensch met God verzoend, — de klove, de zonde weggenomen hebbende — en in Zijne vervulling der Wet, in het dragen van haren vloek voor ons, heeft Hij de liefde Gods en des naasten opgericht. Nu geen toorn, geen vloek meer, maar genade, maar zegen, — zoo ruischt het den zondaar, den verlorenen liefelijk tegen van den troon van Gods heiligheid. Vrede bij God in het bloed des kruises, dat heeft onze Vredevorst teweeggebracht.
Is er dus geen goede, zekere grond om onzen twijfel, ons vreezen, onze gedachten des ongeloofs te laten varen, en ons te verblijden in den Koning, ons door Israëls God gegeven, ons te verheugen in Christus Jesus den Heere, in Wien onze gansche behoudenis eeuwiglijk vaststaat? Immers ja! dien troost geeft ons Gods eigen Woord; dat is niet eens menschen woord, geen schepselen-troost. Maar omdat het Gods Woord is, dat eeuwig blijft, zoo is dit waarachtige, eeuwige troost voor al wat verloren is, — dit woord, de blijde boodschap: „een Kind is ons g e b o r e n , een Zoon is ons geg e v e n , en de h e e r s c h a p p i j is op Z i j n e n s c h o u d e r; en men noemt Z i j n e n Naam: W o n d e r l i j k , Raad, S t e r k e God, V a d e r der e e u w i g h e i d , V r e d e v o r s t.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 10 Pagina's

Verklaring van Jesaja 9 vs. 5.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 10 Pagina's