Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanteekeningen op Mattheüs 2 Vs. 11—23.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekeningen op Mattheüs 2 Vs. 11—23.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vs. 11. Zij aanbaden Hem; — het blijkt daaruit tevens, dat het toenmaals bij de Joden eene aangenomene waarheid was, dat de Messias, als Hij kwam, moest aangebeden worden; evenwel hielden de oudsten des volks het naderhand voor een gruwel en voor eene godslastering, dat de Heere van Zich, daar Hij toch een mensch was, zeide, wat alleen God toekwam. Wie verstaat het geheim: „God is geopenbaard in vleesch", of: „het Woord is vleesch geworden", als hij het niet met toepassing op ziclizelven en bevindelijk verstaat, wat de Profeet Jesaja betuigt: alle vleesch is gras, en alle zijne heerlijkheid is als de bloem van liet gras. Het gras i s verdord en de bloem i s afgevallen! — De wijzen hebben wel het Kind, maar niet Maria aangebeden.
Vs. 12. Dat zij niet zouden wederkeer en tot Herodes. — Zij hebben dit dus willen doen, naar hunne trouw. Vermaand zijnde in den droom. — Zoo behoedt en vermaant God de Zijnen, en Hij heeft Zijne einden om de huichelaars te openbaren en gewichtige waarheden, voor vele eeuwen reeds bekend gemaakt, aan den dag te brengen en te vervullen. Door eenen anderen weg. — De Heere heeft meer dan éénen weg 0111 te verlossen en de Zijnen aan den gewissen strik te doen ontkomen. Naar hun land. — Zij hadden den geboren Koning gezien, en dit bleef hun in hun land bij, als een steeds verkwikkend en in de zalige eeuwigheid inleidend zielsgezicht.
Vs. 13. Vlied/ in Egypte. — Daar kon de Iieere verborgen blijven, omdat de Joden in Egypte geene gemeenschap hadden met die van Jerusalem. Zij hadden in Egypte eenen eigenen heerlijken tempel gebouwd, en leefden sinds lang geheel afgescheiden van die van het Joodsche land, tengevolge van een hoogepriesterhjken twist. (Zie Flavius Josephus.) Blijft aldaar lot Ik het u zeggen zal. — Zij, diegelooven, haasten niet; als God zegt: sta op, haasten zij; — verder blijven zij zitten en wachten op Gods woord en bevel. O, wat al rust brengt het, en wat is men veilig en geborgen, als men op Gods woord en bevel wacht.
Aan een op God wachtend en biddend gemoed geeft de Heere op Zijnen tijd en ook in alle omstandigheden antwoord.
O Heere, hoe zal ik er U eeuwig voor danken, dat Gij mij mijn ongeduld en mijne voorbarigheid vergeven hebt; dat ik liep, en mij op doen en werk toelegde, waar Gij toch zeidet: zit stille, Mijne dochter. Ook het geloof en vertrouwen van zulk een, als Jozef was, moest geoefend worden. De Heere zegt hun niet meer, dan hij voor dat oogenblik te weten en te doen noodig had.
Het is toch wel opmerkelijk, dat God geene sterke wacht van engelen om Zijn Kind zette, die de soldaten van Herodes moesten op de vlucht drijven, maar dat Jozef met het Kindeke en de moeder naar Egypte vlieden moesten. Welk een lange, gevaarlijke en bezwaarlijke reis door de woestijn heen!
De Heere Jesus heeft dus niets vooruit willen hebben voor zoo velen, die vlieden moesten of verdreven werden uit hun land, omdat zij Christi waren. Intusschen is dat verblijf van den Heere voor Egypte tot grooten zegen geweest. Yergel. Jes. 19.
Ys. 14. Hij dan opgestaan zijnde, nam hel Kindeken en Zijne moeder tot zich in den nacht, en vertrok, — Jozef mort niet, maar gehoorzaamt; hij trotseert ook het gevaar niet, ofschoon hem een engel verschenen was; hij vliedt in den nacht. Hoe gewoon menschelijk is alles hier, waar toch in dat Kind louter God en hemel is. Naar Egypte, — in des vijands land, om eenen anderen vijand te ontgaan.
Ys. 15. En was aldaar tol den dood van Herodes. — Psalm 37 : 32—40. Welk een akeligen dood had hij! Opdat vervuld zou worden. — Wat van den Heere voorzegd was, moest letterlijk aan Hem in de dagen Zijns vleesches vervuld worden. — Wacht maar — het komt, al duurt het ook lang, dat gij niets ziet. Uit Egypte heb Ik Mijnen Zoon geroepen. — Zie Hos. 11 : 1. Israël heet Exod. 4: 22 „Gods Zoon". Het is tweemaal vervuld: in de leden, waarin Christus was, toen zij onder Mozes uit Egypte togen; en in het Hoofd, in de dagen Zijns vleesches, opdat het blijke, dat de leden niets zijn en geene verlossing hebben zonder het Hoofd, en dat het alles om het Hoofd gaat, in Wien de profetiën eindigen. Van den Heere gesproken door den Profeet. — Dan is het eene goddeloosheid, de profetiën te verklaren bij wijze van accommodatie. Het is eene byzondere weldaad van genade, van den Heere vooraf bepaald.
Ys. 16. Ah Herodes zag, dat hij bedrogen was, — volgens zijne meening. De oprechte wijzen hadden hem niet bedrogen, maar God vangt de arglistige wijzen en huichelaars in hun zelfbedrog. Het blijkt, dat hij niet gezind is geweest, Christus den Koning te aanbidden, maar te vermoorden — anders had hij niet zoo naarstig bij de wijzen naar den tijd onderzoek gedaan.
Van twee jaren. — Een bewijs voor de waarheid vinden wij bij den heidenschen schrijver Macrobius Saturnal (Boek II, Hoofdst. 4). Toen hij (Augustus) vernam, dat onder de kinderen, welke Herodes, de koning der Joden, in Syrië onder de twee jaren had laten vermoorden, ook deszelfs zoon gedood was, zeide hij: het is beter Herodes' zwijn, dan deszelfs zoon te wezen.
Hoeveel is er niet geschied in vervolgingen, en geschiedt er nog, waarbij de menscli vraagt: hoe kan God dat gedoogen? Yeertien duizend kinderen zullen er toen vermoord zijn, volgens eene oude overlevering; zoo vele is toch wel niet waarschijnlijk.
God doet, alsof Hij het niet ziet en dat geween der moeders niet hoort. Waar is hier Zijne vaderlijke Yoorzienigheid ?
O, die is bij het Kind Jesus wel te zien ! Het Hoofd wordt in behoudenis gezet ter leere, dat ook de leden in veiligheid gezet worden. Die kinderkens zijn hier des Heeren soldaten! — Geene overwinning is te denken, waarbij niet eenigen of velen vallen.
Ys. 18. In Rama. — Er staat hier „in", dus kan Jeremia's voorzegging onmogelijk uitgelegd worden van eene gevankelyke wegvoering der stammen; — vergel. Coccejus ter dezer plaatse. Rachel. — Het graf van Rachel was in die buurt. Rachel wordt hier gepersonificeerd voor de Kerke Gods. Wilde niet, — neen zij wilde niet. Omdat zij niet zijn. — Zie Gen. 42 : 36.
„Zij zijn immers vermoord, en de Christus met hen!'1 Was Jozef niet, toen hij niet was? Waren de kinderen niet, toen zij niet waren? Was Christus niet, toen Hij niet was? Wat men om des Heeren wil verliest, verliest men steeds tot groot gewin. Bedwing uwe tranen, zegt de Heere bij den Profeet.
Ys. 19. Daar komt Hy weder, die niet was.
Ys. 20. Zij zijn gestorven; — Herodes dood, allen dood! Mijn God, die mij trouwelijk behoed hebt, — al mijne verdrukkers dood! en ik, die zoo menigmaal meende, nu kan ik niet langer, en allerlei dood doormaakte, ik leef nog, om Twe wonderen te vertellen. Waarom houden en hielden zij mijnen Christus er onder, was en is het niet, opdat Hij te heerlijker opkome voor de ellendigen des lands?
Totdat Ik het u zeggen zal, had God gezegd; hier is nu Zijn zeggen.
Ys 21. Het land Israëls. — Er staat hier niet, het Joodsche land of in het land van Juda, maar in het land Israëls, het land van het Israël Gods.
Ys. 22. Hij vreesde. — Wij komen toch nooit hierbeneden van onze zonden af. Zulk een Kind, en Jozef ziet het niet; zoo vele wonderdaden en wonderdadige leiding en alweer vrees. Jozef was even heilig als ik, arm mensch , en ik zoo heilig als hij. Vermaand zijnde. — Genadig en niets verwijtend antwoord in zijne benauwdheid; en o wonder, God schikt Zich naar die vrees, en die zonde van vreesachtigheid werkt mede ten goede, dat er al weder en ten derden male eene wondere spreuk vervuld wordt.
Vs. 23. Nazarener. — Bijkans hetzelfde of nog erger dan Galileër. Jes. 8 : 23; 9 : 1.
De Heere is getrouw. Hij vervult alle Zijne goede woorden bij degenen, die op Hem hopen. Hij lieeft. wegen, als zij niet weten, hoe zij er door komen zullen; uitreddingen, die niemand gedroomd had, en waar geen mensch op vallen zoude. Hij hoort het gebed, en wat men Hem, al is het voor jaren in de hand gegeven heeft, dat weet Hij zoo te maken, dat de hope op den levenden God nooit beschaamt.
Zulk een God is onze God , dies hebben wij alle reden, om Zijnen Naam te loven, dat die alleen goed is. O, wat zijn wij gelukkig, dat wij alles op Hem hebben mogen werpen en nog mogen werpen, ieder der Zijnen in zijnen weg en in hetgeen Hem bezwaarde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Aanteekeningen op Mattheüs 2 Vs. 11—23.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's