Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 12. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 12. (Vervolg.)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vs. 10. En als zij door de eerste en tweede wacht gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar de stad leidt, dewelke van zelve hun geopend werd. En uitgegaan zijnde, gingen zij eene straat voort, en terstond scheidde de engel van hem. Geene wacht van Romeinsche soldaten noch zware sluitsteen hielden den Heere Jesus in het graf, maar Hij trad uit als Overwinnaar, en op het gezicht van den engel zijn de wachters zeer verschrikt geworden en werden als dooden. Ook nu zal geene wacht den Heere der heerlijkheid in den Aveg treden, waar Hij in den ijver Zijner liefde eenen hemelbode uitzendt om Zijnen discipel te bevrijden; ijdelheid zijn voor Hem alle maatregelen van eenen Herodes, en Hij, die daar zit boven den kloot der aarde, lacht om al het draven en woeden der menscnenkinderen. Zelfs geene ijzeren poort belet den uitgang, van zelve wordt zij hun geopend; nam eenmaal Simson de deuren van Gaza's poort en droeg ze den berg op, hier is meer dan Simson, hier is de geweldige kracht Gods, voor Wiens aangezicht alle tegenstand wijkt. Volkomen is de hulp; daarom verlaat de engel Petrus niet reeds bij de poort, maar hij gaat nog eene straat ver met hem mede, toen scheidde de engel van hem. Petrus zag hem niet meer in lichamelijke gedaante, hij stond dus weer alleen, en toch nog altijd onder dezelfde beschutting; immers:
Des Heeren Engel schaart
Een onafzienbre hemelwacht,
Rondom hem, die Zijn wil betracht,
Dies is hij wel bewaard;
en is er nood en versaagdheid, zoo ontdekt de Heere menigmaal voor de oogen der ziel deze sterke wacht, zoodat zij van vreugde opspringt in haren God en het uitroept: Met U loop ik door eene bende, met mijnen God spring ik over eenen muur.
Vs. 11. En Petrus, tot zichzelven gekomen zijnde, zei.de; Nu weet ik w aar ach tig lij k, dat de Heere Zijnen engel gezonden en mij verlost heeft uil de hand van Herodes en uit al de verwachting van het volk der Joden. Eerst na de scheidingontwaakt Petrus als uit een' droom en komt tot de ontdekking, welk eenen geleider hij gehad heeft, en daardoor tot de Bron van alle heil, den Heere Zei ven. Zoolang de nood tegenwoordig en zoo zwaar is, dat wij er haast onder bezwyken, en bijna geene uitkomst meer verwachten kunnen, hebben wij dikwijls meer oogen voor den toestand waarin wij verkeeren, dan voor de reddende hand, die ons wordt toegestoken; en hoe dikwijls in ons leven, zoo wij er slechts acht op gaven, heeft de Heere God ons als door een wonder gered en ook ons eenen engel beschikt, die ons heeft doorgeholpen door alle hindernissen heen. Petrus geeft Gode de eer en erkent daardoor: Gij, o Heere, alleen zijt de Oorsprong van alle goed, Gij zijt mij geweest eene toevlucht en een hoog vertrek, waarin Gij mij verstoken hebt, ten dage des kwaads. Gij hebt mij niet overgegeven in de hand van Herodes en niet toegelaten, dat de vijanden over mij triumfeerden, maar Gij hebt mij in Uwe armen genomen en mijne ziel gered van den dood, daarom, o getrouwe Heer, zal ik Uwen lof mijnen broederen vertellen , Uwen Naam zal ik verhoogen in het midden der Gemeente !
Petrus wist zeer wel, dat, wanneer hij voorgebracht zou worden voor het volk, geen ander lot hem wachtte, dan Jakobus.
Had Herodes een welbehagen in zijnen dood, het volk niet minder, en reeds bij voorbaat verheugden zij zich met helsche vreugde, weder een weerloos lam van den gehaten Nazarener aan hunne tijgerwoede overgegeven te zien. Ilooger echter dan de troon van Herodes staat de troon des Heeren Heeren, en Hij belacht den haat van dien wuften koning, die het waagt de schendige hand op te heffen tegen den Heere en Zijnen Gezalfde. Zeer nabij is de tijd, dat ook Herodes verpletterd zal worden door den ijzeren schepter van dien lang getergden Koning.
Vs. 12. En als hij alles overlegd had, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die toegenaamd was Markus, alwaar velen saamvergaderd en biddende waren.
De Apostel is nu weder vrij, de groote stad ligt voor hem in nachtelijk duister, en eene even zwarte duisternis hangt ook over de zielen harer inwoners; waarheen zal hij het eerst zijne schreden richten? Geen onbesuisd handelen, maar kalm en ernstig overleg kenmerkt den discipel des Heeren; de verlossing, die hij zoo even ondervond, geeft hem geen recht om zich moedwillig weder in gevaar te storten, dat verbiedt hem de heilige Wet zijns Heeren. De Heilige Geest houdt hem in den rechten weg, alleen daarin kan hij des Heeren zegen verwachten en niet daarbuiten of daarnaast. Ontving hij bij eene vroegere uitleiding met de andere Apostelen het bevel des engels, om op te gaan in den tempel en den volke te verkondigen al de woorden dezes levens (Hand. 5 : 20), thans niet, zelfs geene enkele aanwijzing. Waar kan hij veiliger zijn dan te midden der broederen, — en is niet in Jerusalem het huis van Maria de moeder van Johannes Markus? Wordt ook de naam van dezen niet genoemd in de rij der Apostelen, zeker stond hij met zijne moeder Maria bij des Heeren heiligen in goeden reuk. Waarschijnlijk was hij een der zeventig discipelen , die de Heere Zich verkoos nevens de Apostelen. Paulus noemt hem (Coloss. 4 : 10) een neef van Barnabas, met wien wij hem meermalen samentreffen (zie Hand. 13 : 5; 15 : 37 en 39).
In deze woning zal hij met vreugde worden ontvangen, — daarom daarheen, daar schijnt ook te midden der duisternis licht, want de Gemeente is daar, en zij heeft zich vereenigd in het gebed tot God, die ook haar smeeken heeft gehoord, en reeds geantwoord heeft, voor zij het nog vermoedde. Zorgvuldig zijn de deuren gesloten, want van alle zijden dreigt gevaar, en de jongste gebeurtenissen hebben den discipelen weder geleerd, steeds op hunne hoede te zijn.
Vs. 13. En als Petrus aan de deur der voorpoort klopte, kwam eene dienstmaagd voor om te luisteren, met name Rhode.
Wie kan nog zoo laat in den nacht hen storen P zeker is het geen der broederen; misschien zijn het wel dienstknechten van Herodes, die nieuwe offers zoeken; — daarom opent zij de deur niet, maar luistert, om zoo mogelijk de Gemeente te waarschuwen, opdat zij nog in tijds ontkome.
Maar hoe? is dat niet eene welbekende stem? de stem van Petrus ? dien men in de gevangenis waande ? O blijde verrukking! zij ijlt naar binnen, om het heuglijk nieuws te vertellen, en vergeet in hare overgroote blijdschap het allernoodigste, namelijk de voorpoort te openen en den Apostel binnen te laten (Ys. 14).
Nog erger maken het de overige discipelen; voortdurend hebben zij gebeden om verlossing van Petrus, en nu de verhooring daar is, kunnen zij het niet gelooven, en komt het hun als eene onmogelijkheid voor. Ja, zij gaan zoo ver, dat zij niet eens de moeite nemen om even te gaan zien, maar Rhode eenvoudig toevoegen: „Gij raast, het is zijn engel." Gewis had zij, die zulk eene blijde tijding mocht brengen, wel eene betere ontvangst verwacht; zij laat zich evenwel niet ontnemen, wat zij zoo zeker weet; immers heeft zij met eigen ooren de stem van Petrus gehoord! Ging het den bedroefden discipelen bij de opstanding des Heeren beter ? Zij hadden het Woord huns Heeren, en niemand denkt er aan, en, waaide belofte in vervulling komt, kunnen zij het niet gelooven.
Juist als de grootste vreugde moet heerschen , openbaart zich de macht des ongeloofs op het hoogst; zij wilden zoo gaarne, dat het waar mocht zijn, wrat hun van de vrouwen geboodschapt werd, maar konden het niet vasthouden, vóór de Heere Zelf in hun midden stond en Zijn „vrede zij ulieden", uitsprak, waar in de harten Zijner discipelen de grootste onrust heerschte.
De trouwe Heiland bestraft hen evenwel niet, maar spreekt hun liefderijk toe, Hij zal niet rusten, eer de laatste Zijner discipelen getroost is. Zelfs een Thomas komt terecht. Zoeken wij evenwel niet verder, niet bij de eerste discipelen, maar keeren wij in ons eigen hart! Wie gelooft in waarheid het woord des Heeren ? wie zegt Amen daarop, waar God spreekt: lrwe zonden zijn u vergeven, gij zijt rein, gewasschen in het bloed Mijns Lams!? Veeleer blijft een iegelijk zien op zijnen toestand en vestigt niet eerder de oogen zijner ziel op het kruis, voordat God Zelf komt en hem uit de ellende uithaalt en het hoofd doet opheffen om Zijne gunst te aanschouwen.
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 12. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's