Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dochter van Celio Secundo Curione. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dochter van Celio Secundo Curione. (Vervolg.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kort daarop, terwijl wij zoo voortspraken, vol angst en droefheid om harentwille, stak zij in de smarten harer krankheid de armen uit het bed, en terwijl zij die wat nauwlettender gadeslaat, wordt zij op de huid zwarte vlekken van grooteren omvang gewaar; petechiën noemt ze het volk; bij de Grieken heeten ze exantheinen, bij de Latijnen, naar ik meen , pupulae. Dat was de laatste krachtsinspanning der natuur, eene aankondiging van den naderenden dood.
Toen zij ze zag en moeder haar zeide, dat het wel de sporen van steken van insekten zijn konden, zeide zij: „Geenszins, lieve moeder, maar voorboden van mijnen dood."
En de handen opheffend, sprak zij: „Ik dank mijnen God, dat Hij mijnen wensch vervuld heeft. Want, daar ik zelf mijne zwakheid wel kende, bad ik steeds God, dat Hij mij toch nooit uwen dood, lieve ouders, wilde laten beleven, maar dat Hij mij voor u uit dit leven wegnemen mocht. En nu, daar ik zie, dat Hij het doen zal, ben ik zeer verheugd.
Wel is waar (want ik heb u zeer lief) zou ik gaarne, al ware het mij nog zoo schadelijk geweest, bij u hebben willen blijven, indien het zoo had moeten zijn; maar zoo teeder en gevoelig is mijn gemoed, dat ik uw sterven nooit had kunnen beleven, zonder geknakt te wezen, en wat hadden wij ellendigen (de zieke spreekt hier mede van hare zusters), ook hier alleen zonder u moeten doen? Onze broeders zijn verre weg, wij weten niet, wanneer zij terugkomen. Waar hadden wij ooit zulke ouders kunnen vinden?"
Toen wij echter bij deze woorden onze smart niet meer bedwingen konden en hevig weenden, zeide zij: „Ik bid u wegens de hartelijke liefde, die gij mij steeds bewezen hebt, dat gij over mijn heengaan niet treurt, want, als gij zoo weent, zoo doet gij mij leed, daar ik tot mijnen Heere Jesus Christus heenga, om van het Zijne te genieten, wTaarvan Hij ons zoo dikwijls gesproken heeft, en met Hem te triomfeeren."
Hierop zeiden wij: „Laat ons dan bidden, liefste kind, dat God u en ons het geloof en de lijdzaamheid vermeerdere."
Nauwelijks hadden wrij dit gezegd, of zij begon zelve metheldere stem en groote innigheid te bidden, ofschoon bevend van wege het gestadig afnemen harer krachten, en gebruikte het gebed, door den Heere Zeiven gegeven. Ook voegden wij daarbij, wat de liefde en de nood der omstandigheden ons ingaven. Daarentegen deed zij de meest zuivere belijdenis dos geloofs, gelijk die in de Apostolische Geloofsbelijdenis vervat is. En daar er juist eenige zeer vrome vrouwen en eerbare maagden uit Bazel tegenwoordig waren, die slechts Duitsch verstonden, 1) en deze met haar hetzelfde bespraken, als wij te voren , zoo sprak zij met haarlieden Duitsch, smeekte God om Zijne genadige hulp en legde van haar geloof getuigenis af. Zij sprak met haar zóó, dat de vrouwen alle hare blijdschap en standvastigheid bewonderden. Daarna wendde zij zich met een zwak gebaar, waartoe zij nog slechts in staat was, tot ons en zeide: „Ik bid u, liefste ouders, dat gij mij vergeeft, waar ik u ook moge bedroefd hebben, en het meer aan mijnen leeftijd en aan mijn onverstand toeschrijft, dan aan trots en boosheid."
Toen omhelsden en kusten wij haar onder tranen en zeiden: „Zoo moge u de Heere Jesus met Zijne barmhartigheid omvatten, liefste dochter, en u tot den kus Zijner genade toelaten, gelijk gij ons steeds wegens uwe gehoorzaamheid en goeden levenswandel het dierbaarst waart." Zij evenwel hield niet op met spreken en zeide: „Vaartwel, mijne lieve ouders en zusters en gij allen, die in uw liefde hier tegenwoordig zijt. U echter, geliefde ouders, bid ik, dat gij mijne geliefde broeders, Horatius, Leo en Augustinus uit mijnen naam groet, die ik, zooals ik gehoopt had, nog zoo gaarne eens hier gezien had, indien het den Heere behaagd had. Zegt hun, dat zij eene zuster gehad hebben, over welke zij zich nooit hadden behoeven te schamen. En als gij aan mijne zuster Dorothea schrijft, zoo laat ik ook haar met haren man op het hartelijkste groeten; ik heb ze nooit gezien, hoewel ik er altijd zoo naar verlangd heb, maar dat zal in dat ware vaderland der vromen plaats hebben." Voorts bad zij ons nog degenen onder de meisjes, die van haren leeftijd waren, van harentwege te groeten, en toen gaf zij te kennen, hoe en waar zij wenschte bijgezet te worden, namelijk op passende wijze en als jonge dochter en dan in de kerk der stad, waar zij met hare zuster gewoon was de prediking des Woords te hooren.
Wij beloofden haar, dat wij dat zouden doen en wel met de grootste eerbewijzen, die wij haar geven konden en zooals het voor eene zoo Christelijke jonk vrouwe voegzaam was. Mocht dit iemand ook nietig toeschijnen, zoo spreekt zich toch daarin de geest van het meisje uit, haar edel gevoel van eer, dat men immers haar geslacht en leeftijd gewoon is aan te prijzen , en vooral de hope, dat zij met haar lichaam opgewekt zou worden. De overige, haar van God gelaten tijd tot op haar ontslapen werd in gebed en opwekking doorgebracht. En terwijl zij niet afliet haren geest Gode den Vader en Christus aan te bevelen, vermaanden wij haar ook, dat zij onveranderlijk mocht blijven in het geloof en de verwachting van Christus en in het uitzien naar de hemelsche dingen en in de hope der zalige onsterfelijkheid en wederopstanding, en dat zij hopen zou, dat wij ook allen daar eenmaal tegenwoordig zouden zijn. O, hoe dikwijls verhief zij toen hare stem met de hoogste innigheid der ziele: „O, Jesus Christus, Gij Zone Gods, mijn onsterfelijke Bruidegom, neem deze mijne naar U smachtende ziel aan." Toen sprak ik, opdat zij meer en meer op alles voorbereid zou zijn: „De Heere Jesus, Dien gij liever zijt dan Zijn leven, zal te rechter tijd met Zijne engelen daar zijn, en die zullen u dan dadelijk opnemen en in de woonplaats der gezaligden brengen, waar gij eenige van uwe broeders en zusters vinden zult, en uwe Susanna Riffachia (een meisje, dat niet minder door haren goeden wandel als door den adel van haar geslacht uitnemend geweest was), en waar gij eindelijk een talrijk koor van'voortreffelijke maagden, die u uit deze stad voorgegaan zijn, zult herkennen. Zij zeide daarop: „Wat zal ik vreezen, vader? Ik ben verzekerd, dat God mij genadig is, en Christus, van Wien gij zegt, dat Hij bij mij wezen zal, is reeds hier met mij en noodigt mij met Zijn lieflijk en Goddelijk aanschijn tot Zich. Ik heb verlangen uit dit broos omhulsel bevrijd te worden en in het licht te komen , in hetwelk ik Hem zie."
Intusschen voegde haar hare moeder, ofschoon zelve eene prooi der smart, of zij in dezen strijd veel te lijden had. Zij antwoordde haar, dat zij reeds geene smart gevoelde, behalve het moeilijke van den adem, evenals zulks vermoeiden bij veel loopen of het beklimmen van een berg overkomt, maar zij uitte de hoop, dat haar adem spoedig vrij worden mocht, daar toch de dood niets anders is dan een korte zucht. En dat alles sprak zij met een zoo opgeruimd gelaat, dat het onze droefheid het meest verzachtte, en allen, die aanwezig waren, ten hoogste verwonderde. Middelerwijl hielden wij haar dadelijk daarop iets aan den mond en den neus om hare krachten te ondersteunen en haren geest te verlevendigen, gelijk wij de drie dagen lang gedaan hadden. Terwijl wij dat deden, vroeg zij om een stukje gebruikt linnen. En pas was haar dat gebracht, of zij richtte zich in het bed op en begon het langs de draden, zoo lang als het linnnen was, in kleine repen of banden af te scheuren. Toen zij er al twee afgescheurd had en aan de derde begon, zeide i k : „Wat doet gij, lieve Angela?
In uwe zwakheid vermoeit gij uwe handen te veel." En toen ik haar verhinderen wilde, zag zij mij ernstig aan, en met ongewoon luide stem zeide zij: „Laat mij begaan, lieve vader, want zoo moet ik doen, en er zijn drie noodig. En dit zeggende, scheurde zij ook de derde af; daarop bond zij de drie einden in een zeer goede knoop naar de wijze eener roos samen en zette die zoo op haren boezem. Wat deze zaak te beduiden heeft, is niet noodig te weten, ofschoon ik het ook wel vermoeden kan. Nadat zij dat gedaan had, begon zij moeilijker adem te halen, terwijl het laatste oogenblik naderde.
Dies sprak zij: „O, Jesus, U bevele ik mij. O Heere Jesus, omvat mij." Moeder omvatte haar dadelijk en ondersteunde haar, zeggende: „Twijfel niet, dochter, Hij heeft u reeds omvat, en dra zult gij met Hem in het paradijs zijn." Ik en de anderen stonden om het bed heen en baden God ? dat Hij toch het meisje in haren strijd mocht bijstaan en liaar spoedig verlossen. Terwijl wij dat deden, sloeg zij de oogen naar boven en de rechterhand opheffend, sprak zij : „O Jesus, trek mij U achterna." En nauwelijks twree of driemaal reutelend, liet zij ons het lichaam terug en vlood door de genade onzes Heeren Jesus Christus gelijk eene witte duive naar den hemel: 2 Augustus, 's morgens om 9 uur. Ik drukte haar meteen de oogen toe en bracht den nog opgeheven arm in zijne plaats terug. O, mijne Angela, lieve dochter, hoeveel beter ware het geweest, dat gij mijne, dan dat ik uwe oogen gesloten hadde. Maar daar het den Heere alzoo behaagd heeft, zoo zij het, — Hem de eere en de roem in eeuwigheid! (Slot volgt.)


1) Curione sprak met de zijnen Italiaansch ; er zijn nog Italiaansche brieven van hem aan zijnen zoon.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

De dochter van Celio Secundo Curione. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's