Aanteekening op Romeinen 12 : 1.

Ik bid u dan broeders! door de ontfermingen Gods, dat gij uwe lichamen stelt tot eene levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uwe redelijke godsdienst.—
Dit staat in tegenstelling tegen eigengerechtige, zelfgekozene monniken-werken, die de mensch Gode tot een offer brengen wil, en waarbij hij zichzelven met lichaam en ziel aan God onttrekt. De gevolgen daarvan zijn allerlei zonden van lusten des vleesches, brasserijen, dronkenschappen, eergierigheid, toorn, enz. Dat is een onredelijke godsdienst. In tegenstelling daarmede vermaant Paulus tot eenen redelijken godsdienst, t. w. dat men zijn eigen lichaam stelle tot eene offerande; immers om het lichaam gaat het toch het meest, als de mensch zondigt; dit stelt hij overal voorop, hiervoor moet alles wijken; de mensch zoekt zichzelven en niet wat van den ander is. Zoo gaat het derhalve om de zelfverloochening, dat een mensch in het beroep, door God hem aangewezen, blijve en volharde, en er zich niet naar eigene keus en eigene begeerlijkheid van afmake. Dit is voorwaar onder alle verkeerdheid en ongerechtigheid der wereld eene ware offerande.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen