Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

XIII. Van den Val.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

XIII. Van den Val.

De Christelijke Geloofsleer voor School en Huisgezin.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

God Zelf is onveranderlijk goed, al Zijne schepselen echter, zoowel de engelen als de mensch, zijn veranderlijk goed geschapen onder de voorwaarde van gehoorzaamheid. Evenals de onveranderlijkheid eene tot het Wezen Gods behoorende eigenschap is, zoo is de veranderlijkheid onafscheidelijk van het wezen der schepselen; de veranderlijkheid is op zichzelve gebrek noch voorrecht, maar behoort noodwendig tot het wezen der schepselen, omdat het schepsel niet gelijk zijn kan aan den onveranderlijken God. In de veranderlijkheid der schepselen moeten wij den oorsprong van den Val, van de zonde en van het verderf des menschen zoeken, waarvan Genesis 3 ons de wording verhaalt. De heilige God en Zijn goed gebod kan niet de oorzaak der zonde zijn; God heeft van Zijnen kant aan den mensch alles verleend, wat hem voor de zonde had kunnen bewaren; en, indien God Adams Val niet door Zijne tusschenkomst verhinderd heeft, heeft Hij aldus gehandeld met het oog op eene rijkere openbaring Zijner heerlijkheid en goedertierenheid in Christus Jesus; ook wilde Hij der vrijheid Zijner redelijke schepselen geen geweld aandoen. Evenmin kan de duivel o o r s p r o n g der zonde zijn, h o e w e l hij de a a n l e i d i n g der verzoeking was, w a n t de m e n s c h had g e n o e g z a m e k r a c h t om a a n de v e r z o e k i n g w e e r s t a n d te bieden. De mensch zelf is de o o r s p r o n g der z o n d e ; t e r w i j 1 hij aan de ééne zij de a l l e v e r m o g e n s bezat om in de g e h o o r z a a m h e i d te v o l h a r d e n en d e z e l v e te bet o o n e n, en aan de a n d e r e z ij de de v rij hei d h a d om uit den o o r s p r o n k e l i j k e n s t a a t te w i j k e n , k o o s hij vi'ij w i l l i g , v e r l e i d door de v e r z o e k i n g des duivels, de o n g e h o o r z a a m h e i d en de r e b e l l i e t e g e n God.
De m e n s c h h e e f t Gods g e b o d o v e r t r e d e n , zoo is hij uit Gods b e e l d u i t g e t r e d e n ; hij h e e f t de g er e c h t i g h e i d en h e i l i g h e i d v e r l o r e n , d. w. z.: de m o g e l i j k h e i d oin het goede te v o l b r e n g e n ; hij is aan den dood o v e r g e g e v e n en een k n e c h t der z o n d e g e w o r d e n . De s t r a f v o l g d e de o v e r t r e d i ng op den voet.
__________
1. Van waar kwam in deze schoone en verrukkelijke harmonie der schepping Gods deze vreeselijke en alles verdervende wanklank: de zonde? Deze vraag is voor den Christen van het hoogste gewicht. De Apostel Paulus zegt Rom. 5 : 12: dat door éénen mensch de zonde in de wereld is ingekomen, waaruit blijkt, dat vóór den Val de zonde geen bestaan had in de wereld, dat God de zonde niet veroorzaakt heeft, en dat dus de Schepper Zelf niet de oorsprong der zonde is. Het zou den schijn kunnen hebben, als had God Zelf door de schepping van den mensch, het uitvaardigen van het gebod en het niet verhinderen van den val de eerste aanleiding tot de zonde gegeven. Evenwel zou God slechts dan de oorsprong deizonde kunnen zijn, indien Hij bij de schepping in den mensch de kiem tot het booze gelegd had, en daarmede staat Gods Wezen Zelf en de duidelijke leer der Schrift in lijnrechte tegenspraak. In Gods heilig Wezen is geene plaats voor de kleinste smet der zonde, daarom kan uit Gods hand niets zondigs voortkomen. Wel is waar ontstond door het uitvaardigen van het gebod de mogelijkheid tot overtreding, maar deze mogelijkheid werd niet door God veroorzaakt, maar door de menschelijke natuur; want door het gebod werd aan den mensch niet alleen de mogelijkheid tot overtreding gegeven, maar evenzeer de mogelijkheid tot volharding in de gehoorzaamheid. Met het oog hierop zegt de Apostel Jakobus 1: 13: God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand. Indien God slechts het kleinste aandeel had aan den oorsprong der zonde, dan zoude Hij niet over de zonde kunnen toornen, noch die bestraffen.
2. Daar de Apostel Paulus zegt, dat de zonde door éénen mensch in de wereld is ingekomen, en de Heilige Schrift ons reeds op hare eerste bladen verhaalt, hoe de duivel door de slang het eerste menschenpaar verleidde, moeten wij dan den oorsprong der zonde niet bij den duivel zoeken ? De val der booze engelen in den hemel geschiedde wel is waar vóór Adams Yal, en de duivel was voorzeker het werktuig tot verleiding onzer eerste ouders, maar uit den val des duivels volgt nog niet de noodzakelijkheid van des menschen Val, en tegenover de verzoeking des duivels in het paradijs stond de mensch niet zóó zwak, zóó weerloos en zóó tot het kwade geneigd als hij nu is, maar was toegerust met alle krachten tot het overwinnen der verzoeking. Indien hij ondanks dit alles naar den verzoeker luisterde, dan handelde hij volgens eigen wil en besluit. Derhalve is de mensch zelf de oorzaak van zijnen Val en van zijne overtreding. Ware de oorsprongder zonde niet te zoeken bij den mensch, dan zou aan den mensch onrecht gepleegd worden, indien de schuld der zonde op hem geworpen werd. Maar omdat de mensch zelf de oorzaak der zonde is, daarom neemt God de verontschuldiging van de vrouw: de slang heeft mij bedrogen, niet aan, — en de Heilige Schrift werpt met volle recht de schuld der zonde met al hare gevolgen op den mensch alleen. Ps. 51 : 6, 7; Jes. 59: 2; Hos 13 : 9.
3. De mogelijkheid van den Yal van den met zulke heerlijke gaven toegerusten mensch ligt in zijne veranderlijkheid, d. w. z. : dat de mensch aan verandering onderworpen was. De mensch was in het beeld Gods zedelijk volmaakt, maar hij was niet onveranderlijk volmaakt, welke eigenschap alleen God behoort. De mensch had de mogelijkheid niet te vallen (poterat non labi, Augustinus), zoodat hij de zonde had kunnen ontvlieden, indien hij gewild had; hij had echter niet de onmogelijkheid om te vallen, zoodat hij niet konde overtreden, ook al had hij het gewild. Deze onmogelijkheid om te vallen zou hij eerst van God hebben verkregen na het bewijzen van gehoorzaamheid, evenals de heilige engelen deze onmogelijkheid om te vallen als loon van God ontvingen, omdat zij hun beginsel bewaard hebben, Judas Vs. 6. De mensch had de mogelijkheid om niet te vallen; hij kon volharden, indien hij slechts wilde; dit echter heeft hij niet gedaan; hij trok Gods Woord in twijfel, liet in zijn hart wantrouwen tegen God opkomen; door de inblazingen des duivels ontstond in zijn hart de wensch Gode gelijk te worden, en door het eten der vrucht van den verboden boom werd de feitelijke Val bewerkstelligd, evenals de rebellie tegen God, die de Bron is des levens en de Fontein aller zaligheid.
4. De beschrijving van den Val in Genesis 3 is geene fabelachtige noch allegorische voorstelling van den overgang des menschen uit het tijdperk der kindsheid in het zelfbewuste tijdperk der mondigheid, alsof de mensch eerst door den Val zijne onmondigheid zou hebben afgelegd, zoodat de belofte van den duivel aan onze voorouders dan juist woordelijk in vervullingware gegaan; neen, de beschrijving van den Val in Genesis 3 is eene werkelijke gebeurtenis, die ook aan de Heidenen bekend was, en waarop het bewustzijn der zonde en het gevoel van schuld, dat zich van den beginne af aan bij den mensch openbaarde , berust. Elke andere verklaring van den oorsprong der zonde in den mensch en van die van het booze in de wereld is verkeerd en ongerijmd, zelfs al wordt zij door de voorstanders der hedendaagsche theologie verdedigd. In het eenvoudig verhaal van Mozes zien wij duidelijk den oorsprong der zonde, en de geschiedenis van het menschelijk geslacht bevestigt het.
Want de straf volgde de zonde op den voet. Het paradijs ging verloren; de heerschappij van den mensch werd vernietigd ; de hof van Eden, als zichtbare afbeelding der hemelsche zaligheid, werd voor den mensch gesloten; de mensch werd uitgedreven om te torschen al de zwaarte van den arbeid, te ervaren de ellende en de ijdelheid van dit aardsche leven -r en zoodra de mensch werd kennende het goed en het kwaad, was hem de terugkeer tot God en tot den boom des levens voor altijd ontzegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

XIII. Van den Val.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's