Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van Jesaja 61 : 1—3. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van Jesaja 61 : 1—3. (Slot.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Christus en in Zijn komen in de wereld heeft God het klaarlijk getoond en bewezen, hoe Hij over zondaren denkt, dat het Zijn lust is Zich met eeuwige ontfermingen te ontfermen over menschen, die den eeuwigen toorn verdiend hebben.
Daarin is aangebroken de dag des heils, de dag der zaligheid — gekomen het groote jaar der vrijheid, het jubeljaar onder Israël afgeschaduwd. Die dag, dat jaar predikt ons: het Licht is opgegaan allen, die gezeten zijn in duisternis en schaduwen des doods; de Zon der gerechtigheid is opgegaan. Er is genade by God voor den grootste der zondaren, genade om n i e t ; de e e u w i g e g e r e c h t i g h e i d is aangebracht — eeuwige verzoening, eeuwige verlossing; alle schuld is betaald, de kwitantie is geschreven met Goddelijk bloed. Uit alle geslacht, taal, natie en volk roept het Evangelie van het w e l b e h a g e n Gods degenen, die de Vader aan den Zoon gegeven heeft, opdat zij allen te zamen zich verheugen in het heil des Heeren.
Heerlijk, gezegend jaar van het welbehagen des Heeren! dat jaar is voor ons aangevangen — het verkondigt in Christus ontferming, rijk en vrij, voor al wTie in den nood zijner verlorenheid vraagt: is er genade voor mij ? God kondigt een niet-Zijn-volk aan: gij zij t Mijn volk; aan niet-ontfermden: gij zijt ontfermd. Maar, heet het „het jaar van het welb e h a g e n des Heeren, zoo is uitgesloten alle eigene wijsheid en kracht, vroomheid en heiligheid; roept luide, met nadruk: „het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods.v Zoo worden dan z o n d a a r s , geen rechtvaardigen, v e r l o r e n e zonen en dochteren hier vroolijk gemaakt; leven, eeuwig leven toegezegd en geschonken aan wie niets anders dan den eeuwigen dood hebben verdiend. Maar ook in dit jaar des welbehagens in Christus verschenen, is de wereld en de overste der wereld geoordeeld. In Christus is het oordeel der gerechtigheid uitgesproken, de dag der w r a k e o n z e s Gods u i t g e r o e p e n . Al wie zich dan tegen den Christus stelt, niet gelooft in den Zone Gods, is veroordeeld, en ontvangt den loon zijner booze werken. Hier geldt, wat van Christus geschreven staat: Hij zal de ellendigen des volks richten, — en d e n v e r d r u k k e r v e r b r i j z e l e n. (Ps. 72 : 4.)
De verlossing van het volk Gods, verdrukt door de wereld en den Satan, is het wrerk Christi, is Zijn lust en vreugde; Hij, die Z i j n e n God o n z e n God noemt, kwam daartoe in de wereld. Dat werk is volbracht, het is geschied in de zegepraal des Heeren Jesus, door Zijne opstanding uit de dooden, en hemelvaart en plaatse nemen aan de Rechterhand Gods; maar dit feit is eene daad van voortdurende, eeuwige kracht, zoodat het zich aldoor bewaarheidt in de voortdurende en gedurige verlossing Zijns volks, en in de beschaming en vernedering hunner vijanden, en .. . het zal voleindigd worden op den dag der toekomst Christi, in Zijne openbaring van den hemel, met de engelen Zijner kracht, met vlammend vuur wrake doende over degenen, die God niet kennen en over degenen, die het Evangelie onzes Heeren Jesus Christus niet gehoorzaam zijn, dewelke zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en de heerlijkheid Zijner sterkte. (2 Thess. 1).
Zoo is het Evangelie onzes Heeren Jesus Christus eene blijde boodschap voor de zachtmoedigen, — maar houdt evenzeer den ongeloovigen en ongehoorzamen h e t o o r d e e l voor, Gods g e s t r e n g e s t r a f g e r i c h t , en — wat ook de wetenschap en vroomheid der wereld prevele en prale, hiervoor is geene bedekking — hieraan geene ontkoming door de wijsheid der eeuwen, noch door de gerechtigheid des vleesches. — Heden, heden, zoo gij Gods stemme hoort, zoo roept de Heilige Geest door het Woord: menschenkind! verhard uw hart niet; „Die in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, de toorn Gods blijft op hem."
Getroost zij echter, al wie treurt naar God, die daarover bedroefd is, dat hij door zijne zonde den heiligen en goedertierenen God — die zulk een jaar Zijns welbehagens deed aanbreken, — alle reden geeft om op liem te toornen; die bedroefd is, omdat hij den Heere moeite gedaan heeft met zijne ongerechtigheden, Hem arbeid gemaakt heeft door de veelheid zijner overtredingen — door zijn onverstand, ongeloof, hoogmoed en allerlei verkeerdheid. — De Gezalfde des Heeren, de Christus Gods, roept hem toe, dat Hij gezonden is „om alle treurigen te troosten'V — Hij gekomen is „om den treurigen Zions" te beschikken een e e u w i g h e i l , aan Zijne Gemeente te schenken zulke weldaden, die, haar ter behoudenis, den Naam des Heeren verheerlijken. „ S i e r a ad voor asch, v r e u g d e o l i e voor treurigheid, het g e w a ad des lofs voor een benauwden geest; opdat zij genaamd worden eikeboomen der gerechtigheid, eene planting des Heeren, o p d a t Hij v e r h e e r l i j k t w o r d e ."
Ach, de Gemeente Gods treurt van wege hare zonden, en zoovele nooden, die in dit jammerdal niet kunnen uitblijven.
De treurigen Zions, zij bedekken het hoofd met assche, ten teeken van droefenis, rouw en schaamte; de schuld en zonden drukken zóó zwaar op het gemoed. En weenend zitten zij ter neder, omdat de gerechtigheid Gods wordt miskend, Zijne eere niet gehandhaafd, — ach, zij vreezen èn vanwege de e i g e ne schuld èn wegens de b o o s h e i d der t i j d e n , nog te eeniger tijd te zullen omkomen door de hand des vijands, van den vorst der duisternis, hun tegenpartij, die als een brieschende leeuw rondgaat, zoekende, wien hij zou mogen verslinden, — ach, zij sidderen en beven bij de schending van Gods Naam en geboden, een benauwde geest vervangt de vreugde in den Verlosser. Wachter! wat is er van den nacht? dat is de klacht, die zij opzenden naar omhoog — duisternis bedekt de ziel, en de blik naar buiten ontdekt slechts, wat stof geeft tot treuren en klagen.
Waar is hunne sterkte, hunne vastheid? zullen zij niet met de goddeloozen vergaan? Heeft God vergeten genadig te zijn?
O, rechtvaardig, zoo wij vergaan en niet aanschouwen het eeuwrig Licht!
Ja, treurigen Zions! erkent vrij uwe zonde en schuld, valt op uw aangezicht en belijdt het den Heere: wij en onze vaders hebben gezondigd en trouwelooslijk gehandeld. Maar, wanhoopt niet; gij hebt met eenen God te doen, die te midden des toorns Zijner barmhartigheid blijft gedenken. Gij hebt niet een God te doen, die niet laat varen de werken Zijner handen, die trouwe houdt eeuwiglijk. Al veranderde de aarde hare plaats, en al werden de bergen verzet in het hart der zeeën, — o, wat stormen mogen woeden — en alles om ons heen zij nacht! — zijt gedachtig, wat uw Heere en Heiland heeft bereid allen, die „nochtans" op Hem hopen. Gerechtigheid en leven, verlossing van eiken vijand, eeuwige vreugde en heerlijkheid is u bereid in Christus Jesus; — in weerwil van al wat u terneer drukt en u tegen is, moogt gij roemen in Zijne genade, trouw en macht, in welke gij „nochtans" on v e r w i n l i jk zijt, hoe gij ook schijnbaar ten onder ligt. Zijn Evangelie roept ons toe: Aanschouwt in Mij, — uwen Profeet, Priester en Koning, den Gezalfde des Heeren u t e n e e u w i g e n h e i l , — de z e g e p r a a l , uwe overwinning over al de vijanden uwer zaligheid. - Zie hier den troost in leven en sterven, in nood en dood, — Christus Jesus, den Gezalfde des Heeren, den Koning ons gegeven in 't strijdperk van dit leven. — In Hem mogen wij het hoofd, hoe ook neergebogen door den last der zonden en allerlei nooden , omhoog steken. Het is naar het eeuwig welbehagen Gods des Vaders, dat Zijne Gemeente in Hem staande blijft. Hij heeft de Zijnen tot koningen en priesters gemaakt Gode en Zijnen Vader. I n H e m zijn zij sterk en staan op een eeuwigen Rotssteen. In Hem zijn zij als een boom geplant aan waterbeken, welks blad niet afvalt, die zijne vrucht geeft te zijner tijd. G e w o r t e l d in Hem, „eene planting des Heeren" die niet uitgeroeid zal worden , eene schepping Godes, louter het werk Zijner handen, waaraan Hij h e e f t . . . . ? j a , wat heeft Ilij aan ons, die Hij tot Zijn volk gemaakt heeft? — o n i e t s , — ja toch — den r o em Z ij n e r e e u w i g e g e n a d e.
Treurigen Zions — allen, die schreien tot den levenden God! dat zijn de weldaden door Christus Jesus den Heere verworven — waarmee Zijn Woord en Geest u verkwikken. —
Wat geen stem heeft, love den Heere Heere! Hem de lof en dank! Hem, onzen Immanuël, verblijve de zalving, e n — w i j, wij buigen in 't stof. Lo-Ammi, niet-Gods-volk, een volk dat slechts den vloek verdiend heeft, — met zoo groot, zoo machtig, zoo heerlijk heil gezegend — o, gezegend uit vrij, eeuwig welbehagen — het beeft en siddert, juicht en aanbidt: o mijn God !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Verklaring van Jesaja 61 : 1—3. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's