Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoofdstuk I. De bekeering en vlucht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoofdstuk I. De bekeering en vlucht.

Hieronymus Zanchius. (Een getuige uit de zestiende eeuw.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs hebben wij eene dochter van Celio Secundo Curione leeren kennen en tevens een blik in die familie geslagen. Eene andere dochter dezes mans was met Hieronymus Zanchius gehuwd, van wiens leven en werk wij den waarden lezers van ons Blad eene schets wenschen te geven.

H i e r o n y m u s Z a n c h i u s , of gelijk zijn naam zonder de Latijnsche vervorming eigenlijk luidt, Girolamo Zanchi, aanschouwde het levenslicht den 2dcn Februari 1516 te Alzano, bij Bergamo, waar zijn vader, die uit eene oude Patricische familie stamde, als licentiaat in de rechten zijne woonplaats had. Zijne ouders werden hem vroeg ontnomen. Een neef, Basilio genaamd, een degelijk Latijnsch dichter, stierf in 1560 te Rome in den kerker der Inquisitie; een andere, die evenzeer Girolamo heette, was een beroemd rechtsgeleerde; twee anderen, waaronder een met name Lelius, behoorden tot de broederschap der reguliere (kloosterlijk samenlevende) Augustijner koorheeren. Waarschijnlijk onder den invloed dezer laatste, trad onze Zanchius in zijn vijftiende jaar in diezelfde broederschap te Bergamo. Met grooten ijver legde hij zich daar toe op de studie der oude talen en der wijsbegeerte van Aristoteles en der Scholastieken. Groote dorst naar kennis dreef hem aan, maar hij trachtte dien te stillen uit gebroken bakken, die geen water houden, daar hij de levende Bron nog niet kende. Toch zou hij daartoe naar den genadigen raad Gods geleid worden. Eenige jaren later ging hij als koorheer naar Lucca. Door haren aanzienlijken zijdehandel kwam deze stad in veelvuldig verkeer met het buitenland. De handelshuizen Micheli, Balbani, Arnolfini stonden met vele steden, waar de reformatie wortel geschoten had, zooals Genève, Lyon, Augsburg in verbinding, en brachten van hunne reizen in Frankrijk en Duitschland de geschriften der Hervormers mede terug, welke in Lucca ijverige lezers vonden. Een dekreet van 10 Maart 1525 zocht het lezen er van op straffe van 50 dukaten te keer te gaan, ja gelastte hunne vernietiging. Van dien tijd af was de tuchtroede Gods zwaar over de stad. Burgerlijke verdeeldheden, wetteloosheid en eene zoodanige zedeloosheid braken uit, dat in 1534 de stedelijke raad zelfs aan publieke vrouwen het burgerrecht schonk. Zoo was de toestand van zaken, toen in 1541 een man door Lucca's poorten binnenkwam, door wien de sluimerende behoefte aan den eenigen troost in leven en in sterven weder wakker gemaakt zou worden. Dat was Peter Martyr Yermygli, sedert visitator der Augustijner orde. Te vergeefs had hij op eene betere tucht voor die orde aangedrongen; ondank en miskenning vielen hem ten deel. Om hem des te eer te doen vallen, had men hem de betrekking van prior in het klooster San Frediano te Lucca gegeven. Gaarne nam hij om zijne zwakke gezondheid deze betrekking aan. Voor alle dingen zocht hij, zelf reeds geruimen tijd niet vrij van de denkbeelden der hervorming, zijnen invloed in het klooster te doen gelden.
Aan het luie monnikenleven, dat zoo treffend den Franschen aanleiding gegeven heeft om een werkeloos leven een vie de clianoine te noemen, trachtte hij door ijverig studeeren een einde te maken. Yoor de nieuwelingen hield hij in de week voorlezingen over de Grieksche en de Hebreeuwsche taal, las met hen de kerkvaders, vooral Augustinus, en maakte hen met de geschriften der hervormers, met de Loei van Melanchthon en de Tractaten van Bucer bekend. Zondags daarentegen predikte hij in zijne kloosterkapel. Er vergaderde zich allengs eene kleine Gemeente om hem; in vele huizen werd de Bijbel gelezen ; onder de inwoners toonden zich weer betere zeden, en vrede en eendracht keerden in de stad terug. In zijne hervormende pogingen werd Martyr zeer ondersteund door eenige geleerde mannen, die van liefde voor het evangelie gloeiden, en in Lucca een toevluchtsoord gevonden hadden, Paolo Lacisio uit Yerona, graaf Barcho Massiliano Celso Martinengo uit Brescia, Emanuel Tremelli uit Ferrara, Celio Secundo Curione uit Montcalier in Piemont en anderen. Ook Zanchius treffen wij spoedig onder hen aan.
De predikatiën, die Martyr over den Brief van Paulus aan de Romeinen hield, waarin hij de gansche leer van de vrije genade Gods in Christus in duidelijke woorden voorstelde, hadden op den vijf-en-twintigjarigen canonicus (kanunnik) Zanchius een onuitwischbaren indruk gemaakt. De Heere opende zijn hart, als eenmaal dat der purperverkoopster Lydia, dat hij acht gaf op het geen van Paulus gezegd werd, namelijk, dat wij allen zondaren zijn en de heerlijkheid derven, die wij voor God hebben moesten; en zonder verdienste gerechtvaardigd worden uit Zijne genade, door de verlossing, die door Christus Jesus geschied is. Door Melanchtons Loei werd het straks geheel licht in zijne ziel.
Hij wendde zich af van de doode werken der wet en nam het ter harte, dat Jesus Christus reeds lang volbracht heeft, wat ons zondaren zalig maakt. Zoo werd hij bekeerd en aan den Iieere geloovig; en door Martyr in dit allerheiligst geloof meer en meer versterkt, is hij later voor de Kerk zulk een licht geworden, dat Bullinger eenige jaren later, den 308ten September 15G2 aan Johannes Sturm in Straatsburg schrijven kon: „Neemt gij Zanchius in bescherming, zoo beschermt gij een oud vroom leerstuk der Kerk, en hebt gij het gezag van de voornaamste leeraren onzer Kerk voor u."
Terwijl echter het Woord Gods binnen Lucca's muren in stilte zijnen loop vervolgde, bereidde zich in Italië een geweldige storm, die alle bloesems, welke de hervorming daar had doen uitkomen, zou vernietigen. De duistere nacht der Inquisitie openbaarde zich weder met nieuwe woede, om de denkbeelden der hervorming in Italië uit te delgen. Onder anderen kwamen ook Martyr en Curione, toenmaals huisonderwijzer bij de familie Arnolfini, bij haar in verdenking. De eerste vluchtte, nadat hij nog in Pisa met de zijnen het Heilige Avondmaal gevierd had, over Ferrara naar Straatsburg; de laatste over Grauwbunderland naar Zurich. Dit had in 1542 plaats. De ontsteltenis in de Gemeente over dit verlies was groot, maar zij was onversaagd en ging met hare vergaderingen voort onder leiding van de nog achtergeblevene vrienden, onder welke Martinengo en Zanchius.
Bij hen voegde zich weldra Antonio Paleario, zoo vermaard door zijn kostelijk getuigenis : „ V a n de w e l d a a d C h r i s t i ."
In het jaar 1550 trok ook Zanchius de opmerkzaamheid van de spionnen der Inquisitie. Nog te rechter tijd ontkwam hij door de vlucht aan het dreigend gevaar. Lang had hij geaarzeld zijn geliefd Italië en de Roomsche Kerk te verlaten. Nog altijd hield hij toenmaals eene grondige hervorming binnen haar mogelijk. Maanden lang was hij in tweestrijd. Ten laatste evenwel kreeg bij hem de overtuiging de overhand , dat het zijn plicht was eene Kerk te verlaten, binnen welke men zooveel doen en aanzien moest, dat met Gods Woord strijdig was, en zooveel verwerpen, wat liij toch voor overeenkomstig het Evangelie moest houden. Yooral aan den aflaat en de mis ergerde hij zich. „Wat", zoo zegt hij later zelf, „kan eenen geloovigen mensch meer begeerlijk zijn, dan daar te blijven, waar hij door den doop aan Christus gewijd werd, te blijven ten einde toe, z o o v e r r e het slechts met God geschieden kan." Eerst richtte hij zijne schreden naar Grauwbunderland, waar hij acht maanden bleef vertoeven. Grauwbunderland had reeds lans: een krachtig verlangen naar de waarheid des Evangelies aan den dag gelegd, het ontbrak er slechts aan evangelische getuigen, die de Italiaansche taal machtig waren. Daar beschikte God hun de mannen , die door de Inquisitie uit Italië verdreven waren, en die inzonderheid in Yeltlin met open armen ontvangen werden. Ook Martinengo, die middelerwijl in Milaan gepredikt had, kwam er heen, totdat in 1552 de Italiaansche Gemeente te Genève hem tot haren leeraar beriep.
Zanchius volgde zijnen vriend naar dit middelpunt van het gereformeerde geloof, nadat hij op zijne reis derwaarts Musculus te Bern en Viret te Lausanne bezocht had. Te Genève bleef hij negen maanden. In Italië had hij nog de „Institutie" van den hoogbegaafden hervormer Calvijn gelezen en daaruit een uittreksel gemaakt, dat later bij zijne werken gevoegd werd.
Ook met den commentaar van Musculus over Mattheüs, zoowel als met Bullingers Libri duo de origine erroris (Twee boeken over den oorsprong der ketterij) en met de Augsburgsche Confessie had hij zich bekend gemaakt, ofschoon de laatste hem niet bijzonder aanstond. Het werk van Bullinger had hem de Franciskaner Giovanni Mollio van Montalcino, die in 1553 als ketter te Rome verbrand werd, met deze woorden aanbevolen : „Hebt gij geen geld om dit voortreffelijke werk te betalen, zoo ruk uw rechter oog uit en betaal het er mede, als gij slechts het linker behoudt om te lezen." O, moge de Heere ook in onze dagen in Italië zulk eenen dorst naar de waarheid des Evangelies verwekken !
Te Genève verzuimde Zanchius geene voorlezing van Calvijn en geene gelegenheid, om hem in de kerk van St. Gervais te liooren. Doch hoe hij toen reeds vrij was van alle menschenvergoding, bewijst het volgende voorval. Viret predikte eens in de Pieterskerk. Zanchius kon, bij alle bewondering van de diepte van gedachte bij Calvijn, toch niet genoeg de welsprekendheid van Yiret bewonderen, die hij boven die van Calvijn stelde. Aan eenen Franschman, die in de vereering van Calvijn te ver ging, vraagde Zanchius, of hij Yiret niet eens wilde hooren. „Indien zelfs Paulus kwam", hernam de andere, „en op denzelfden tijd als Calvijn predikte, zoo zou ik den eersten laten om laatstgenoemde te hooren." Zanchius diende hem met reden over zulk een antwoord eene terechtwijzing toe.
Omstreeks dien tijd werd in Straatsburg voor Hedio, die gestorven was, een opvolger gezocht. Martyr, die van Slraatsburg als professor in de godgeleerdheid naar Oxford was beroepen geworden, wist het uit trouwe voorzorg voor zijnen vriend bij den aartsbisschop Cranmer daarheen te leiden, dat Zanchius een dergelijk beroep naar Engeland ontving. Op het punt er heen te reizen, bevond hij zich bij zijnen landgenoot Curione in Bazel, toen daar het schrijven der Staatsburgers kwam. De voortreffelijke burgemeester Jacob Sturm had namelijk met de overige schoolbestuurderen besloten om weder eenen geleerden Italiaan te beroepen, die op Martyr gelijken moest, en zich daarom tot Curione te Babel gewend. Deze had graaf Martinengo in Genève aanbevolen, die zich evenwel van zijne Gemeente niet wilde scheiden. Daarop was de aandacht op Zanchius gevallen, die vermoed werd in Yenetië te zijn. Te Bazel ontving Zanchius dit beroep en antwoordde, nadat hij vooraf vrijlating bekomen had van zijne toezegging van naar Engeland te zullen komen : „Naardien ik ingezien heb, dat ik door den Heere God, Dien ik noch wil, noch mag, noch kan wederstreven en ik ook in de verste verte daaraan niet denk, — beroepen en door u, wier welwillendheid mij reeds lang begeerlijk is, gewenscht wordt, zoo weiger ik niet alleen deze beroeping niet, maar neem ze veeleer met vreugde aan, in vertrouwen op de goddelijke genade en uwe wijze godvreezendheid." De achtingr die Zanchius voor de Straatsburger godgeleerden, inzonderheid voor Bucer, koesterde, was zeer groot. Tot het bekomen van reisgeld verwees men hem naar een Bazelsch handelshuis, doch hij sloeg dit dankbaar af. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Hoofdstuk I. De bekeering en vlucht.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's