Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van Ev. Mark. 5 : 25—34.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van Ev. Mark. 5 : 25—34.

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En eene zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed des bloeds gehad had, en veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan te koste gelegd, en geene baat gevonden had, maar met welke het veeleer erger geworden was ; deze van Jesus hoorende, kwam onder de schare van achteren, en raakte Zijn kleed aan ; want zij zeide: Indien ik maar Zijne kleederen mag aanraken, ik zal gezond worden. En terstond is de fontein haars bloeds opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam , dat zij van die kwaal genezen was. En terstond Jesus, bekennende in Zichzelven de kracht, die van Hem uitgegaan was, keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijne kleederen aangeraakt? En Zijne discipelen zeiden tot Hem: Gij ziet, dat de schare U verdringt, en zegt Gij: Wie heeft Mij aangeraakt ? En Hij zag rondom om haar te zien, die dat gedaan had. En de vrouw, vreezende en bevende, wetende, wat aan haar geschied was, kwam en viel voor Hem neder, en zeide Hem al de waarheid. En Hij zeide tot haar : Dochter! uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uwe kwaal."

„ L o o f t den H e e r e d e r H e e r e n , w a n t Z i j n e g o e d e r - t i e r e n h e i d is in der e e u w i g h e i d , D i e n , die a l l e en g r o o t e w o n d e r e n doet,1 ' dat leert de Gemeente zingen, als zij zich bevindt op den weg naar den hemel. De wegnaar den hemel is een weg van nood en dood, van kruis en gebogen gaan onder den last van zonde en schuld, maar waarop de Heere wonderlijk en groot is in barmhartigheden en in vermogen. Zoo geeft Hij Zich Zijnen ellendigen te kennen, en zoo leeren zij Hem kennen als dien machtigen Ontfermer, die hen uit zoo grooten dood verlost heeft en nog verlost.
De Evangelisten zijn niet moede geworden, om telkens en telkens op den Heere Jesus te wijzen als op den eenigen Helper en liedder in den grootsten nood. Dat is de Heilige Geest, die van geen ander Evangelie wil weten dan dat de Zoon des menschen is een Heere geworden over zonde en dood, over alle straf en over den ganschen vloek vanwege de zonde, dewijl Hij den last des toorns Gods tegen <le zonde heeft gedragen! En met dit Evangelie komt de Heilige Geest in het groote ziekenhuis, waar hier op aarde maar zondaars zijn , die de plage huns harten gevoelen.
De Evangelist Markus houdt ons hier voor, hoe de Heere Jesus Zich ontfermt over het onreine, over het verworpene en verlorene, dat ten einde raad is geworden. Deze vrouw was door en door ellendig. Twaalf jaren lang leed zij aan eene krankheid, waarover te spreken haar de schaamte den mond gesloten hield. De Wet verklaarde zulk eene vrouw onrein, en al wat zij aanraakte onrein door hare aanraking, — alzoo was deze vrouw van wege hare krankheid als eene verworpene, uitgesloten van de gemeenschap van alle reinen en gezonden.
Hoe vreeselijk om door de Wet Gods van alle heiligen afgezonderd te worden; welk eene schande, welk eene smaadheid, welk een vloek! En dan zulk eene onreinheid alleen te moeten dragen, omdat men zich schaamt het aan anderen mede te deelen !
Wat had zij niet geleden! Veel geleden van vele medicijnmeesters! Wel staat er: „veel." Zij zocht overal hulp bij de menschen! Yan den eenen liep zij tot den anderen. En als de medicijnmeesters meenden, haar te kunnen helpen, dan leed zij slechts veel onder hunne pogingen. Hoe meer zij het bij de menschen zocht, des te zwaarder werd haar lijden.
Eindelijk is al haar vermogen te koste gelegd, en — niets heeft geholpen, het is veel erger geworden met de verschrikkelijke zekerheid, dat het allen menschen onmogelijk is, haar te helpen. — Hoe troosteloos, hoe diep verloren is deze vrouw! hoe is zij in de macht van zonde en duivel, van vloek en banden der hel! Geen enkel Schriftwoord, waar sprake is van genezing der krankheid, kan zij zich toeeigenen.
Hopeloos en troosteloos zit zij onrein en verworpen achter de ijzeren deuren der helle.
Maar ziet! — als alles verloren was, toen was het des Heeren tijd om te redden, wat reddeloos verzonken lag onder zonde en vloek, onder de aanklacht van het eigen geweten! —
Er staat geschreven: D e z e van J e s u s h o o r e n d e , kwam o n d e r de s c h a r e van a c h t e r e n , en r a a k t e Zijn k l e e d aan; w a n t zij z e i d e : I n d i e n ik m a a r Z i j ne k l e e d e r e n mag a a n r a k e n , ik zal g e z o n d worden. En t e r s t o n d is de f o n t e i n h a a r s b l o e d s o p g e d r o o g d, en zij v o e l d e a a n h a a r l i c h a a m , d a t zij v a n die k w a al g e n e z e n was.
Hoe eenvoudig staat het daar: „Zij hoorde van Jesus.v —
Dat Hij een J e s u s , een Redder was van hopelooze toestanden, van uitgeworpene en vloekwaardige zondaren, dat heeft zij gehoord; — ook mag zij gehoord hebben, hoe Jaïrus Jesus gebeden had, om tot zijn dochtertje te komen, dat hopeloos ziek was en op haar uiterste lag, en hoe Jesus in dien hopeloozen toestand henenging! Dat nu te hooren is haar licht in den nacht, dat woord is haar eene goede boodschap, omdat haar de nood zoo dringt, — dat woord sterkt haar om op te staan in hare ellende, om van Hem redding te verwachten, ook voor zich, als zij Hem maar genaken kan. —
Maar hoe zal zij tot Hem komen? De Wet verbiedt haar eenen anderen door hare aanraking te verontreinigen, hoe zal zij dan komen tot dezen Heilige, Wiens oogen gewis alles doorgronden! Wat staat er veel tegen haar op, — de Wet zegt: „gij onreine, houdt u verre, gij zult omkomen, als gij het waagt"; — de menschen, die Jesus omringen en verdringen, zullen uitroepen: „hoe durft gij, onreine, u wagen in ons gezelschap, hoe durft gij ons door uwe tegenwoordigheid verontreinigen!" — Maar gebogen en verslagen denkt zij: ik zal Hem niet aanzien, ik zal verborgen van achteren naderen, dat Hij mij arme slechts in het verborgen lielpe, — ik, die alles door mijne aanraking verontreinig, ik zal ook Hem aanraken, al is het maar den zoom Zijns kleeds, zoo zal Hij mij wel reinigen, ik zal gezond worden.
Zoo komt zij dan, beschroomd en verlegen, haar hart gaat in smeeking uit tot Jesus, en als de mensclien haar schuwen en van den Heiligen Heiland verre willen houden, zoo draagt zij dat ootmoedig; maar niemand kan verhinderen, dat zij haren arm uitstrekt, en dat zij Hem aanraakt aan den zoom Zijns kleeds. — En, o eeuwige ontferming! zij sterft niet: daar ging kracht uit van den Heere; zij gevoelde aan haar lichaam, dat hare schandelijke en ondragelijke plaag van haar was weggenomen, zij was van hare kwaal genezen. — Yan het kleed had zij geene verwachting, maar Hij was in het kleed, en Hem aan te raken, daarom ging het haar; — en zij is niet beschaamd! (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Verklaring van Ev. Mark. 5 : 25—34.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's