Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoofdstuk II. — Straatsburg.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoofdstuk II. — Straatsburg.

Hieronymus Zanchius. (Een getuige uit de zestiende eeuw.)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op den 15den Maart 1553 kwam Zanchius te Straatsburg.
Tien jaren lang onderwees hij aldaar de wijsbegeerte en de godgeleerdheid en ondervond tevens bij herhaling, dat zij, die godzalig in Christus Jesus leven willen, vervolging te verduren hebben. In hetzelfde jaar verhief zich een andere geest dan die tot nog toe hier geheerscht had. Onder de professoren in de godgeleerdheid bevond zich een Zwaab, met name Marbach, die voor onzen Zanchius datgene worden zou, wat Alexander de kopersmid voor den Apostel Paulus was. Omtrent zijne geleerdheid is voorzeker Melanchthon wel het best op de hoogte geweest, waar hij hem onder de middelmatige geleerden (mediocriter docti) rekent. Reeds na zijne intreêpredikatie te Straatsburg liet zich Bucer in deze bewoordingen aan Martyr over Marbach uit: „Deze aanmatigende godgeleerde zal der Kerke nog veel onheil bereiden en spoedig alles, wat wij hier vastgesteld hebben, in verwarring brengen" En dat was helaas maar al te waar. Wat de mannen Gods, die wij met recht de hervormers van Straatsburg noemen, een Bucer, Capito, Martyr, Zeil, Hedio onder veel gebeds met veel moeite opgebouwd hadden, haalde deze man in korten tijd neder. Straatsburg, Costnitz, Memmingen en Lindau, over welke het licht der reformatie van uit Zwitserland opgegaan was, hadden, zooals bekend is, de Augsburgsche Confessie niet onderteekend, maar eene bijzondere Confessie, de Tetrapolitana, of Belijdenis der vier steden, opgesteld en op den Rijksdag te Augsburg ingediend en zulks, omdat zij het met de opvatting der eerstgenoemde Confessie in betrekking tot het Heilig Avondmaal niet eens waren. Overigens gevoelde men zich één met de Wittenbergers, en bepaaldelijk te Straatsburg leefden alle leeraren en predikers in liefelijke eendracht. De geest van den eersten Christelijken tijd scheen teruggekeerd te zijn, waar men volhardde in de leer der Apostelen, in de gemeenschap, in de gebeden en in de breking des broods. „Anders evenwel", zoo zegt een Straatsburgsch Luthersch geschiedschrijver uit den nieuweren tijd (Röhrich, Mittheilungen a. d. ev. Kirche d. Elsasses I I I , p. 256), „was de geest, die nu de jongere theologen, te Straatsburg aangesteld, vervulde. Het was de geest van het stijve Lutherdom: hard, twistziek en uitsluitend. Eene nieuwe scholastiek verduisterde de eenvoudige, heldere leer des Bijbels, welke de man Gods, Dr. Luther, eens weder aan liet licht gebracht had. Lutheranen waren zij wel in den steilsten zin, maar of zij evangelisch waren? Aan de spits van deze wachters Zions te Straatsburg stond Dr. Johann Marbach, professor in de godgeleerdheid en voorzitter van het kerkelijk convent. Sedert hij in het ambt stond, droeg hij zorg, dat de aan te stellen geestelijken niet aan de n o s t r a C o n f e s s i o (Tetrapolitana), maar aan de vorstelijke Augsburgsche Confessie gebonden werden. Hij voerde Luthers Catechismussen in, om de vroeger gebruikte van Bucer te vervangen. De geschriften van de eerste hervormers te Straatsburg werden terzijde gesteld, eveneens de Geloofsbelijdenis der vier steden van 1530, alsmede de eerste Kerkordening van 1534. De herinnering aan den ouden roemrijken tijd moest verdwijnen.
Deze Marbach nu had reeds dadelijk zich aan de intreerede van onzen Zanchius geërgerd. Laatstgenoemde had namelijk daarin betoogd, „dat de roeping van eenen leeraar der theologie daarin bestaat, dat hij het Woord Gods uitlegt; zijne toehoorders mogen diensvolgens niets anders van hem verwachten, dan eene zuivere, nauwgezette en tegelijk vrije verklaring van dit Woord; onder „vrij" verstond hij evenwel slechts zooveel, dat hij niet afhankelijk wilde zijn van de uitspraak of het inzicht van dezen of genen doctor. Want daaruit, dat men in de Kerk te veel aan het gezag van menschen zich gehouden heeft, zijn de sekten en scheuringen ontstaan, waarbij de een een Zwingliaan, de ander een Lutheraan, de derde een Calvinist genoemd wordt. Allen moeten aan de Heilige Schrift, de hoogste regel des geloofs, getoetst worden; is Calvijn daarmee meer overeenkomstig dan Luther, zoo moet Luther zwijgen; is deze het meer dan Zwingli, zoo moet Zwingli zwijgen."
Zulk eene vrijmoedige, waarlijk protestantsche" taal hinderde Marbach als president van het kerkelijk convent geweldig. Evenzoo had het hem reeds den dag na de aankomst van Zanchius gekwetst , dat deze hem bij den Rector Sturm, die hen ter maaltijd genoodigd had, in zijne meening wedersprak, volgens welke men voor den paus niet bidden mocht. Zoolang men niet, zoo was het gevoelen van Zanchius, bepaald van hem wist, dat hij de zonde tegen den Heiligen Geest bedreven had, moest men ook voor zijne bekeering bidden.
Toen nu spoedig daarop Martyr, die, uit Engeland teruggekeerd, op het punt stond, zich weder in zijn geliefd Straatsburg neder te zetten, door Zanchius gastvrij opgenomen werd, achtte Marbach het noodzakelijk maatregelen te nemen, om de Augsburgsche Confessie te bewaren. Tot hiertoe was Zanchius nog niet met Marbach in een openlijken strijd geraakt; toen hij nu echter de voorlezingen van zijnen vriend den studenten aankondigde en daarbij zijne vreugde over de terugkeer van dezen hooggeschatten leeraar uitte, gaf hij de eerste aanleiding tot eene uitbarsting. De eerste jaren van zijn verblijf te Straatsburg namelijk had hij het nog dragelijk gehad. Door zijne groote geleerdheid en ongemeene scherpzinnigheid, door zijne helderheid in de leer der heilswaarheid, door zijne toegeeflijkheid omtrent de vormen bij den openbaren eeredienst, bij alle nauwgezetheid ten aanzien van het Woord Gods, door zijne liefder die hij zelfs jegens zijne wederpartijders liet blijken, door zijne oprechte godsvrucht nam hij eenen tijd lang de harten van zeer velen voor zich en de leer der waarheid in. Zijn ruime zin liet ook anderen zich vrij bewegen. De onderteekening van eene Belijdenis had men bij de aanvaarding van zijn akademisch ambt niet van hem gevorderd, zoodat hij met betrekking tot de leer aanvankelijk niet gebonden was. Terwijl Marbach het Nieuw e Testament verklaarde, was hem de verklaring van het Oud& Testament opgedragen; buitendien las hij voor over Aristoteles. Van lieverlede bereidde zich nu van de zijde van Marbach eene samenspanning tegen Zanchius, om hem uit Straatsburg te verdringen. Jarenlang werkte deze in het verborgene. De storm brak evenwel eerst los, toen bij gelegenheid van de door den Rector Sturm toegerichte feestelijkheid ter gedachtenis van den op 19 April 1560 ontslapenen Melanchthon, Tilemann Hesshusius,, een van Marbachs geestverwanten, tegen alle bestaande orde in door dezen een schotschrift, met valsche aanduiding van plaats van herkomst (Maagdeburg), liet uitgeven, waarin op Melanchthon, op de Fransche en de Zwitsersche Protestanten, zoowel als op den Keurvorst van de Palts, gesmaald werd. Zanchius meende in zijne getrouwheid aan de school hetzelve te moeten onderdrukken, hetgeen hem ook gelukte. Van nu af trad Marbach openlijk als zijn tegenstander op. Zanchius werd in kerken en scholen verdacht gemaakt, ja, Marbach bracht het door zijnen invloed zoover, dat de verdere uitgave van zijn werk: „De perseverantia" (over de volharding) evenzeer verhinderd werd.
Tot dusverre was men in de leer der praedestinatie zoowel in Duitschland als in Zwitserland eenstemmig geweest. Nu evenwel zette Marbach daartegen op, wien hij maar vermocht; reeds in 1556 had hij op eene samenkomst van predikanten het gewaagd om deze leer, die Luther zelf als een heiligdom in waarde gehouden had, met alle hevigheid te veroordeelen, op Calvijn en Martyr te schimpen en de door zijnen landgenoot uitgevondene Ubiquiteitsleer, die de scheuring der beide evangelische Kerken onherstelbaar maakte, aan te dringen.
„Hij sprak voor de Ubiquiteitsleer", schrijft Zanchius dienaangaande aan Bullinger, „en allen vielen hem bij; slechts onze leeraar en Conrad spraken tegen." Deze leeraar was Wilhelm Holbrach, predikant bij de Fransche Gemeente te Straatsburg, bij wie zich Zanchius met de overige Italianen hield; Conrad was C. Hubert, canonicus te St. Thomae, geboortig uit Bergzabern in de Palts, een trouw vriend van Zanchius. Daarentegen vielen de meesten zijner vrienden van hem af en vermeden hem als een, die besmet was. De jonge lieden, die geëxamineerd werden, moesten Marbach's meeningen onderschrijven en drie, die zulks weigerden, werden op zijn bevel uit het college verwijderd. Het kan menigeen ook heden nog tot waarschuwing dienen om niet zichzelven te zoeken, maar wat des Heeren is en Zijner Gemeente, wanneer hij ziet, hoeverre het met Marbach kwam, die toch aanvankelijk met degetrouwe dienstknechten van Jesus Christus, als een Capito, Hedio, Jacob Sturm, Peter Martyr, in goede verstandhouding leefde. Yan nu aan zon hij op niets anders dan om Zanchius het leven te verbitteren. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Hoofdstuk II. — Straatsburg.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's