Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Rechterhand des Heeren is verhoogd, de Rechterhand des Heeren doet krachtige daden. O, de Gemeente had het ondervonden, dat die hand zich over haar had uitgestrekt; zij was vervuld geworden met lof en dank, want die sterke hand had haar gehouden en haar bedekt als met een schild. Gevallen was de vervolger, verpletterd door den ijzeren sehepter des Heeren Heeren, maar de Gemeente was staande gebleven, gebouwd als zij is op het eeuwige Woord. Dat Woord draagt haar en brengt haar tot e e r e , — en wat in de aarde verscholen lag als een mosterdzaad, is ïas geworden toteenen grooten boom, zoodat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijne takken.
Een steen des aanstoots en een rots der ergernis was de Ileere Christus den twee huizen Israëls. Het volk des eigendoms verwierp zijn heil, nochtans bereidt Zich de Heere een volk; Hij verkiest het Zich uit zulken, die der vrome wereld en den duivel te slecht zijn. L o - A m m i wordt: „Mijn v o l k" en over L o - R u c h a m a z a l I k Mij o n t f e r m e n met e e ne e e u w i g e o n t f e r m i n g , opdat zij weten mogen, dat Ik, God, een genadig Koning ben, Die een welbehagen heeft in datgene, wat niets is en niets heeft aan te brengen dan zonde en schande, eene zee van ongerechtigheden.
Ys. 1. En er waren te Antiochië, in de Gemeente, die daar was, eenige Profeten en leeraars, namelijk Barnabas en Simeon. genaamd Niger, en Lucius van Cyrene, en Manahen, die met Herodes den viervorst opgevoed was, en Samis. Geplant door eenige Cyprische en Cyrenische mannen, nat gemaakt door Barnabas en Saulus, verkreeg de Gemeente te Antiochië onder de bedauwing der genade Gods, eenen voorspoedigen wrasdom. De oogst wordt steeds grooter, en de hemelsche Landman zorgt er koninklijk voor, dat het getal der arbeiders in Zijnen wijngaard bestendig toeneemt. Verscheiden zijn de gaven, die de Heere over deze arbeiders uitstort: sommigen worden gesteld tot profeten, anderen tot leeraars. Met eene bijzondere mate des Geestes bedeeld, geven de eersten met macht en kracht getuigenis van de waarheid Gods, terwijl de leeraars meer in het bijzonder bekwaam gemaakt worden om de Gemeenten te onderwijzen in de leere Christi, haar op te bouwen en te stichten, te vermanen en te vertroosten met het Woord. Allen dienen echter denzelfden Heere, Die ieder stelt in zijn werk en hem daarvoor genade geeft.
Letten wij op hen, die ons hier zijn opgeteekend, een uitgelezen vijftal, de Heere noemt hen allen bij name. Immers, Hij kent hen en heeft hen ingeschreven in het gedenkboek, dat van eeuwigheid voor Zijn aangezicht ligt ? De Heilige Geest drijft de pen van Lukas, zoodat degene, dien wij om zijns werks wille misschien in de eerste plaats zouden noemen, nu het laatste komt. Barnabas, de zoon der vertroosting, opent de rei, en naast hem staan Simeon en Lucius, beiden, de eerste vooral door zijnen Ilomeinschen toenaam Niger, gekenmerkt als Christenen uit de Heidenen ; als de geboortestad van Lucius wordt daarenboven nog Cyrene opgegeven. Manahen en Saulus staan naast elkaar, als een machtig getuigenis van Gods vrije genade ; — beider opvoeding scheen als het ware ten doel te hebben, hun gif in te spuiten om de Gemeente te vervolgen en te verstrooien, maar God trad tusschen beiden en stelde hen tot strijders voor Zijnen Naam en Zijne zaak. Een aanzienlijke naar de wrereld was deze Manahen. Opgevoed met Herodes Antipas, stond hem als het ware alles ten dienste; de schoonste toekomst lag voor hem open — hij behoefde slechts één woord om zich den weg gebaand te zien tot de hoogste eereposten. Wat wras het dan, dat hem dit alles deed gering achten en openlijk de zijde kiezen van dat verachte volk, hetwelk eenen Jesus van Nazareth volgde ? Met dezen stap toch wierp hij alles weg, wat de wereld hem bood, en nam in plaats van hare eere de smaadheid van het volk van God op zich. Was dat niet de eeuwige ontferming Gods, die hem de oogen opende voor de onverderfelijke kroon, die hem wachtte? O , die vrije liefde Gods, Hij weet de Zijnen, die Hij van eeuwigheid verkoren heeft, wel uit te rukken, al schijnt ook alles er op aangelegd om hen verre te houden van God en Zijnen zaligen dienst.
Manahen is toch wTel een sprekend bewijs daarvan, dat Gode alleen de eere toekomt, wanneer een zondaar zalig wordt. Bij hem kan toch geen sprake zijn van vrucht der opvoeding !
Hoe staan zij naast elkaar Herodes Antipas en Manahen, gelijk eenmaal Mozes en Faraö; de eerste, met het moordend zwaard; nog rookende van het bloed van Johannes den Dooper, den Christus Gods vervolgende, de laatste, als een brandhout uit het vuur gerukt, getuigende van zijnen Heere en Heiland! Twee zullen te zamen wandelen, de een zal aangenomen, de andere zal verlaten worden Niet ons, niet ons, o Heere ! maar Uwen Naam zij de eer !
Zoodanig vervuld van God, overwonnen door Zijne liefde, zijn deze mannen alleszins bekwaam gemaakt, om eigen eer en welzijn op te offeren voor de broederen; daarin zijn zij voortdurend bezig. Zij dienden den Heere en vastten, — niet als monniken, om door zelfkastijding en onthouding eenen steeds hoogeren trap van heiligheid te bereiken, niet als iets bijzonders afgezonderd van de wereld, om zich te verdiepen in vrome bespiegelingen en laag neer te zien op de schare, die de Wet niet kent, maar als het zout midden in die wereld, den Heere dienende in de broederen, met blijmoedigheid en zichzelven in alles aangenaam makende, of het hun ook gegeven mocht worden, door woord en voorbeeld eenigen te brengen tot de gehoorzaamheid van Christus. Hierin zijn zij ook bezig, wanneer het bevel des Heiligen Geestes tot heu komt: Zondert Mij af beide Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb (Vs. 2). Het is de derde Persoon in het Drieëenig Goddelijk Wezen, Die hier door den mond der Profeten spreekt. Eenswrezens met den Yader en den Zoon heeft deze Geest, als de Trooster, een zelfde aandeel in het verlossingswerk; waar de Zoon door Zijn bloed reinigt en verlost degenen, die Hem van eeuwigheid door den Vader geschonken zijn, daar treedt de Heilige Geest toe, om dat offer aan elke ziel in het bijzonder toe te passen. Door dezen Geest en Zijn Woord vergadert Zich de Zoon Zijne Gemeente ten eeuwigen leven. Barnabas en Saulus worden geroepeu en afgezonderd om de werktuigen te zijn van dien Geest, en het heil, dat in Christus is aangebracht, te brengen tot de Heidenen. Een nieuwr arbeidsveld wordt voor hen geopend, zij zijn het niet, die het voornemen opvatten dat veld te gaan bebouwen, maar de Geest Zelf zet er hen in en drijft er hen toe, de hand aan den ploeg te slaan. Zoo mogen zij dan weten, dat hunne roeping eene goddelijke is, hun werk des Heeren zegel draagt en door Zijnen zegen achtervolgd zal worden; Hij, de Heere der heirscharen zal de dorstige aarde en het uitgestrooide zaad drenken met eenen genadigen regen. Op dezen grond noemt Paulus zich dan ook: een Apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God, geroepen, niet van menschen noch door eenen mensch, maar door Jesus Christus, en God den Vader, die Hem uit de dooden heeft opgewekt. (Gal. 1 : 1 .)
Eene uitnemende voorbereiding heeft Saulus gehad in Antiochië, de eerste Gemeente uit de Heidenen; daar werd hij, die dooiden Heere een uitverkoren vat was genoemd om Zijnen Naam te dragen tot de Heidenen, bekwaam gemaakt voor het groote werk, dat hem wachtte. Nu is de tijd daar, dat hij Antiochië verlaten zal, niet alleen, maar met Barnabas, die hem ook hier had gebracht, en achter wien hij, die bestemd was om de hoofdpersoon te worden, nog als verborgen was ; eerst na de bekeering des stadhouders Sergius Paulus, treedt hij meer op den voorgrond , en worden Barnabas en de overigen slechts in zijn gevolg genoemd. De Heere God heeft echter ook voor Antiochië gezorgd en der Gemeente niet eer hare leeraars ontnomen, vóór en aleer anderen hunne plaatsen konden innemen en hun werk voortzetten. Zijn zij met vreugde ontvangen, gewillig staat de Gemeente hen af, nu hun Zender hen terugeischt; de tusschenpersonen mogen weggenomen worden, de Heere Zelf blijft bjj hen tot de voleinding der wereld. Innig is de band, die leeraars en Gemeente te zamen houdt. Dit wordt uit Vs. 3 duidelijk openbaar. Zij vaslten en baden en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij hen gaan. De laatste woorden doen ons onwillekeurig denken aan het afscheid, dat Pav.lus te Milete van de Gemeente nam, nadat hij haar verkondigd had, dat hem banden en verdrukking aanstaande waren, en zij zijn aangezicht in het vleesch niet meer zouden zien : weenende scheidden zij van hem. Ook nu rukt de Gemeente zich als het ware los van hen, die zij hoogacht en liefheeft om huns werks wil. Zij kan hen echter niet laten gaan, voor hen den Heere op het hart gebonden te hebben; van Hem verwachten zij alles, ook voor ziclizelven als menschen, met menschelijke neigingen, sterkte en vertroosting om de scheiding te dragen. Onder handoplegging bidden zij hun des Heeren zegen toe; Hij moge hen geleiden, hun voor- en achtertocht zijn, en hen rondom bezetten met Zijne genade.
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's