Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoofdstuk III. — Huiselijk leven, vertrek uit Straatsburg. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoofdstuk III. — Huiselijk leven, vertrek uit Straatsburg. (Vervolg.)

Hieronymus Zanchius. (Een getuige uit de zestiende eeuw.)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inmiddels had de vervolging der geestdrijvers, van welke wij in het vorige Hoofdstuk spraken, reeds eenen aanvang genomen, toen hem de ontzettende slag trof, die hem, gelijk zoo menigen godgeleerde, slechts nog dieper inleidde in het recht verstand der Schrift en hem bij de innigste ervaring overtuigde van den eeuwigen troost der vrije genade, voor welke hij zijn leven lang als een trouwe getuige stand hield. Zijne smart over het verlies zijner gade was wel onbeschrijfelijk, maar hij kende Hem, „Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, met welke wij zei ven van God vertroost worden". „Dierbare en geachte vader", schreef hij aan Curione, „het is een tijd, waarin gij u sterk toonen en tot Christus uwe toevlucht nemen moet; het is een tijd, waarin gij moet opzien naar den hemel, waar in eeuwige heerlijkheid deze zoo lieve en heilige ziel, uwe dochter en mijne dierbare gade Violanthis leeft. De tranen, die uit mijne oogen vlieten, en de kommer, dien ik ook naar het vleesch ondervind, laten mij nauwelijks de kracht aan u te schrijven, om u te bidden, gelijk ook mijne schoonmoeder en schoonzusters, toch uwe rechtmatige smart te matigen. Ik twijfel niet, dat, wanneer g i j , zoo gij er de kracht toe hebt, mijn schrijven aan Martyr, waarin ik breedvoerig deze zware beproeving verhaal, leest, gij slechts troost zult vinden, als gij in al het schoone de ziel uwer dochter herkent; waarmede ik ook mij zelf zoek te troosten, ofschoon bij het enkele denken er aan, dat ik voor altijd van haren zoo liefelijken, trouwen, vromen, beminnelijken en godvruchtigen omgang beroofd ben, mijne smart verdubbeld wordt!...
Doch de Naam des Heeren zij. in mijne droefenis geheiligd. Plicht des Christens is het toch zijnen wil aan den wille Gods te onderwerpen en met Job te zeggen : „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen; de Naam des Heeren zij geloofd".
De geheele stad deelde bijna in den rouw van onzen Zanchius.
Een onafzienbare lijkstoet bewees dezer algemeen beminde en geachte vrouw de laatste eere. Inzonderheid beweenden haar de armen, die nooit van hare deur waren teruggewezen geworden. Zij werd in eene kerk der stad, dicht bij Sleidan, die kort te voren aan de pest gestorven was, bijgezet. Zanchius zelf had haar, overeenkomstig haren laatsten wensch, in haar wit trouwgewaad gekleed, in de kist moeten leggen. Onder anderen had liem ook Bullinger een troostbrief gezonden. Hier moge het antwoord van Zanchius daarop eene plaats vinden, omdat het meteen als aanvulling van den brief aan Martyr dienen kan, en ons een weldadig aandoenden blik vergunt in het rijke, God overgegeven gemoed dezes mans.
„Ik heb noodig", zoo schrijft hij, „dat gij my in uwe gebeden Gode, den Gever van alle ware vertroosting, aanbeveelt. Wel troost reeds velerlei mijnen geest: dat uit deze booze en valsche wereld, uit dezen verdorven tijd de ziel mijner vrouw, die altoos heilig was, nu ook zalig is, werd weggenomen. Zij is nu van allerlei kwaad bevrijd, want, nadat zij met onvergelijkelijke kracht der ziele, gelijk wij die zelden bij Christelijke helden aantreffen, hare zware en langdurige krankheid doorgestaan en verdragen had, heeft zij ten laatste met bewonderenswaardig vertrouwen en onwrikbare verzekerdheid van haar heil in Christus, zonder ook in het minst er aan te twyfelen, den dood overwonnen, aan welken zij zoo vaak zonder vreeze gedacht had, en is naar huis gegaan, gelijk het reeds zoolang haar wensch was. Nu is zij wel gansch vroolijk en zalig bij Jesus Christus, den waren Bruidegom. Ik heb haar dit alles reeds bij den aanvang van haar lijden uit den grond des harten toegewenscht, inzonderheid echter, toen het met haar tot sterven kwram, en wensch haar ook nog heden daarmede geluk en streve daarnaar zelf met heiligen ijver. Al deze dingen, en daarmeê leg ik eene groote belijdenis af, geven mij troost.
Haar bestendige omgang, hare tegenwoordigheid, haar aanblik, hare bescheidenheid, haar waardig, zachtmoedig en achting gebiedend bestaan, vóór alles echter hare godsvrucht, waren mij tot nog toe zoo dierbaar en aangenaam, dat ik nu, na het verlies van zulk eene onwaardeerbare gade, zuster en dochter, als mensch niets anders doen kan, dan mij aan den diepsten rouw, aan weenen en weeklagen over te geven. Nog zweeft zij mij aanlioudeud voor oogen, en niet zoo spoedig kan ik haar vergeten, die ik zoo vurig heb liefgehad. Ik wandel nog in het vleesch (2 Cor. 10: 3), ik zie en gevoel nog. Ware ik meer geestelijk dan vleeschelijk, zoo zou ik mij meer naar den geest kunnen verheugen over het heengaan mijner vrouw tot Christus, dan ik mij nu over haar henengaan van ons bedroef; en zoo meer met blijdschap vervuld worden, omdat zij reeds nu met Christus en Zijne engelen en vele duizenden volzaligen het eeuwig zalig leven in veel hoogere mate geniet, dan nu de rouw mij omgeeft, wijl ik in dit armzalig jammerdal van haren omgang beroofd ben : maar ik ben nog vleeschelijk en verkocht onder de zonde 1). Daarom gedenk mijner in uwe gebeden voor God, zooals ik uwer gedenk, bid ik u; want hij ziet hoe weinig ik nog van den geest mijner vrouw bezit".
Zijne beide kindertjes, door wier geboorte de aanleiding tot den vroegen dood der moeder gegeven werd, nam de Heer eveneens spoedig tot Zich. Een ander evenzeer bitter verlies was het vertrek van Martyr in hetzelfde jaar (1556); hij ging naar Zürich. Zoo stond Zanchius dan recht verlaten daar in Straatsburg. Neemt men daarbij nog de hatelijke bejegeningen in oogenschouw, die in het vorige Hoofdstuk vermeld werden, zoo moet men erkennen: de Heer beproefde Zijnen knecht in het vuur der verdrukking en der ellende.
(Wordt vervolgd.)


1) Rom. 7: 14. Toen Paulus deze ootmoedige belijdenis deed, was hij reeds lang door den Heiligen Geest een nieuw schepsel geworden. Moderne afdwaling laat Rom. VII niet van den wedergeborene gelden. Wij vermogen echter niets tegen de waarheid der Schrift en der ervaring.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Hoofdstuk III. — Huiselijk leven, vertrek uit Straatsburg. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's