Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13. (Vervolg.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vs. 27. Want die te Jerusalem wonen, en ltunne oversten, dezen niet kennende, hebben ook de stemmen der Profeten, die op eiken Sabbatdag geleien worden, Hem ver oor deelende, vervuld. Jerusalem, Jerusalem, hoe menigmaal heb Ik uwe kinderen bijeen willen vergaderen, gelijk eene hen liare kiekens onder de vleugelen , en gij hebt niet gewild! Zoo klaagde de Herder Israëls over Zijn volk, het volk, dat Hem niet heeft gekend, schoon het ontelbare malen Zijne weldaden heeft genoten en het duidelijk heeft kunnen opmerken: deze menscli is geen zondaar, maar is van God, want niemand kan de teekenen doen, die Hij doet, zoo God niet met Hem is. Het was niet slechts het volk, dat Hem niet kende, maar ook hunne oversten, de besten en geleerdsten onder hen, die dagelijks zich bezig hielden met de Wet en de Profeten en daarin menigmaal den Christus hebben gevonden, — zij óók hebben het Lam Gods verworpen door onwetendheid.
Welke vrucht draagt dan de wijsheid dezer wereld, die zich zetten wil boven het arme volk van God en met beweegredenen, die een schijn van recht hebben, dat volk zoekt verre te houden van zijnen Heiland en Verlosser? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt, en is juist zij het niet geweest, die hare bezitters verhinderd heeft door te breken tot de kennis Gods? (1 Cor. 1: 20.) — „Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen den wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard, ja Vader, want alzoo is geweest het welbehagen voor U ', zoo roept de Heere Jesus uit. Tegenover de wijsheid dezer wereld staat echter de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordend heeft, tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was. Zij is niet het eigendom der wereld, de Heere God houdt ze in Zijne hand, en Hij deelt ze mildelijk uit aan ieder, die bij het gevoel van haar gemis zich tot Hem keert, om uit Zijne volheid te ontvangen ook genade voor genade. Indien de oversten te Jerusalem deze wijsheid gekend hadden , zoo roept de Apostel Paulus later den Corinthiërs toe, zij zouden den Heere deiheerlijkheid niet hebben gekruist (1 Cor. 2 : 8 ) ; nu echter gaat Mijn volk verloren, omdat het geene kennis heeft en in zijne eigene wijsheid te hoovaardig is, om ze van Mij te ontvangen om niet. Dwaasheid wordt alle kennis, die niet geheiligd is door den Geest Gods, en het woord der prediking, het eenvoudige Woord Gods, brengt degenen, die gelooven, tot de zaligheid. Wat is de vrucht geweest van de onkunde dei- Joden te Jerusalem en van hunne oversten? Geene andere, dan dat zij den Christus hebben veroordeeld en zoo de stemmen der Profeten hebben vervuld. Hunne onkunde was onder Gods toelating het middel om Zijnen raad ten uitvoer te brengen, zoodat zij niet anders konden doen, dan hetgeen Zijne hand en raad te voren bepaald had dat geschieden zou, en zij ook naar des Heeren woord met Pilatus geene macht zouden gehad hebben, zoo die hun niet van Boven gegeven ware. Nochtans, hoewel zij in dezen weg bestemd waren om het Offerlam te slachten, welks bloed de zonde der wrereld wegneemt, kunnen zij voor hunne daad geene verontschuldiging in het midden brengen; deze waarheid is het, die Paulus Vs. 28 duidelijk voor oogen stelt: En geene oorzaak des doods vindende, hebben zij van Pilatus begeerd, dal Hij zou gedood worden.
Zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat, klaagt de Heilige en Rechtvaardige. Israël was er van overtuigd, dat het eenen onschuldige voor zich had, en heeft nochtans getracht, zelfs door valsche getuigen, eenige oorzaak te vinden om Hem te kunnen veroordeelen; maar, God zij geloofd! zij vonden niet, en de onschuld des Heeren treedt blinkende te voorschijn. Geene schuld gevonden in het reine Lam! dit is eene daadzaak, die hemel en aarde met blijdschap moet vervullen, en waarover alle verlosten eeuwig juichen zullen. Zoo toch alleen kon Jesus ons een volkomen Zaligmaker zijn, en hebben wij, die in Hem gelooven, eenen vasten waarborg, dat het onze zonden zijn, die Hij in Zijn lichaam gedragen heeft op het liout des vloeks, onze ongerechtigheden, om welke Hij verbrijzeld is geworden. Zij hebben van Pilatus begeerd, dat Hij gedood zou worden, betuigt de Apostel. Hoor het, o Israël! uwen Messias, Dien God u gezonden heeft, opdat gij in Hem het leven zoudt hebben, Dezen hebt gij gedood, en hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was, zou geschonken worden. Maar, — is het alleen Israël, dat zich aan den dood des Heeren heeft schuldig gemaakt? Is het niet de zonde van alle vleesch, dat het Dengene doodt, Die, uit liefde om te behouden, aan vleesch voorhoudt wat het is, t. w. geheel zonde voor de heilige Wet des Heeren en onmachtig om Gode Zijne eer weder te brengen, aan Zijne gerechtigheid te voldoen ? In liet lijden en den dood des Heeren tJesus treedt de ongerechtigheid en vijandschap van alle vleesch klaar aan het licht, en daartegenover Gods heilige toorn tegen de zonde, en Zijn eeuwig welbehagen in menschen, om welke te behouden Hij de vreugde Zijns harten, Zijnen Eengeborene, in den dood gaf.
Vs. 29. En als zij alles volbracht hadden, wal van Hem geschreven was, namen zij Hem af van hel hout en leiden Hem in het graf. AVederom wijst de Apostel zijne hoorders terug naar het profetische Woord; daarin mogen zij oenen toetssteen hebben, om zich te overtuigen, dat deze Jesus waarlijk is de Christus, die in de wereld komen zou. De hel heeft uitgewoed, zij heeft hare taak volbracht, en hare prooi, zooals zij meent, voor eeuwig in hare macht. Maar waar de machten der duisternis het hare hebben gedaan, daar heeft de Heere Jesus de kroon gezet op den arbeid Zijner ziele. De hemel heeft gejuicht, en de aarde gesidderd van heilig ontzag, waar Zijn machtwoord weerklonk: H e t is v o l b r a c h t . De poorten van het hemelseh paradijs hebben zich wijd geopend om Hem te ontvangen, Die den vloek der wereld heeft weggenomen, en den gevallen mensch weder den toegang heeft geopend tot den troon der genade. Volbracht was het gansche werk der verlossing, hetwelk de Zoon van eeuwigheid op Zich had genomen. God had Zijne eer wreder, de Wet was weêr overeind gezet, en de mensch weder in gerechtigheid voor God gesteld. Zonde, schuld en vloek waren weggenomen, eene nieuwe schepping was daargesteld. Heeft alles met den Heere plaats gevonden, wat van Hem geschreven was, zoodat geen enkel profetisch woord zijne vervulling heeft gemist, zoo hebben Zijne moordenaars ook niets meer kunnen doen dan te voren bepaald wras. Hierin straalt overal Gods voorzienigheid door, en in alles wordt openbaar, dat Zijne hand de volken leidt. Men zou Hem nog wel gaarne de boenen hebben gebroken , maar als het ware Paaschlam werd Hem naar den raad Gods geen been gebroken. Wel had men Zijn graf bij de goddeloozen besteld, maar God de Vader treedt tusschenbeide en verhindert dezen toeleg. Een Jozef van Arimathea verstout zich om tot Pilatus te gaan, teneinde het lichaam van Jesus te begeeren ; daar treden de lieve jongeren toe en zullen hunnen Heere de laatste eer bewijzen; al wat de liefde nog heeft kunnen bedenken, heeft zij aangebracht, en waar zij den levenden Heiland niet meer kunnen weldoen, daar zullen zij aan het doode lichaam ten koste leggen, al wat zij vermogen. Zij namen Hem af van het hout, en legden Hem in het graf. Paulus staat tegenover mannen, die de Wet kennen, en spreekt daarom van „het h o u t " , opdat zij indachtig worden aan het woord : „ V e r v l o e k t is, die aan bet h o u t h a n g t " , en tot de erkentenis mogen komen: door den vloek, die op den Heere lag, is onze vloek voor eeuwig in eenen zegen veranderd.
Op het hout in het oude paradijs zetelde de dood, maar van dit hout daalt leven en zaligheid af voor allen , die onder de schaduw van dezen levensboom genezing zoeken voor al hunne zonden en wonden. Zij legden Hem in het graf, opdat nog het woord \ ervuld zou worden : „Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeeren."
Door dit Zijn graf heeft de Heere onze graven geheiligd en die herschapen in woningen der ruste, zoodat de rechtvaardigen rustig slapen op hunne slaapsteden, tot op het geklank der bazuin en het gloren van het morgenrood van den nieuwen dag. Dan komen zij allen uit hunne graven, en het lichaam, hier verderfelijk, is dan onverderfelijk geworden , is rein en heerlijk gelijk het lichaam huns Heeren. Het is, zooals de Gemeente daarvan zingt:
Ik geloof, dat dit mijn lichaam,
Schoon tot stof en asch vergaan,
In den jongsten aller dagen
Weer verheerlijkt op zal staan ;
Dan onsterflijk, onverganklijk,
Kent het geen verderfenis,
Dan zal 't schoon en heerlijk wezen,
Als mijns Heilands lichaam is.
Maar waarin ligt dan de waarborg voor deze zalige opstanding ? In niets minder dan in de opstanding Jesu, waarvan de Apostel met blijdschap getuigt: Maar God heeft Hem uit de dooden opgewekt, Welke gezien is geweest, vele dagen lang, van degenen, die met Hem opgekomen waren van Galilea tot Jerusalem, die Zijne getuigen zijn bij het volk. (Vs. 30, 81.)
De Vorst des levens kon niet gehouden worden door de banden des doods; alle schuld was betaald, en de Vader geeft Zijnen Zoon de kwitantie, daarin dat Hij Hem opwekt uit de dooden. Het staat tot onzen troost geschreven, dat God de Vader dit heeft gedaan , want al staat de Zoon op uit kracht Zijner Godheid, zoo straalt nochtans in deze woorden Gods welbehagen door in het werk Zijns Zoons. Aanschouwt dan Gods liefde, o Israël! gij verwierpt uwen Verlosser, maar God schonk Hem u Aveder; gelooft het vrij, wij, Zijne Apostelen, zijn daarvan getuigen, en niet alleen wij, maar velen met ons, want: Hij is gezien geweest, vele dagen lang, van degenen, die met Hem opgekomen waren van Galilea naar Jerusalem.
Dezen hebben den Heere immers goed gekend en kunnen dus getuigen, dat Hij, Die opgestaan is, is Dezelfde, Die ook geleden heeft, is gestorven en begraven. Drie jaren lang hebben zij met Hem gewandeld en geven nu met vreugde getuigenis, wat Hij hun geweest is: een volkomen Verlosser, een algenoegzame Zaligmaker, en niet alleen hun, maar al den volke. Ook voor u, mijne broeders, is deze Jesus gestorven en opgestaan; Zijn bloed is nog daar om allen te reinigen, die tot deze geopende fontein komen. Alleen Zijnen treurenden discipelen is de Heere verschenen om hen te kunnen vertroosten; niet aan de oversten des volks, die Hem niet gewild hebben; zij zullen Hem aanschouwden bjj Zijne wederkomst, maar dan niet meer als den lijdenden Borg, maar als den Rechter van hemel en aarde. Laat u dus niet afhouden van uw heil door de leugens uwer oversten, zij toch hebben de wachters omgekocht, om te zeggen, dat Zijne discipelen IIem gestolen hebben. Is de getuigenis van zoo velen, die Hem ontmoet hebben, niet machtiger dan de hunneP
Het is den Apostel eene vreugde, dit getuigenis te kunnen brengen, gelijk het dit allen is, die de Heere getrokken heeft uit het Galilea der zonden en gebracht tot den berg Zion, het nieuwe Jerusalem, waarin zij burgerrecht verkregen hebben.
Het groote jubeljaar is hun aangebroken, en allen, die gevangen zaten en dienstbaar waren, zijn verlost geworden.
Hoe zouden dezen hunnen Verlosser niet kennen uit duizenden, gelijk ook Maria den Heere herkende aan Zijne stem! Zij zijn het, die de Heere op deze aarde heeft achtergelaten, en die Hij nog voortdurend verwekt, om uit te gaan en dit Zijn Evangelie te brengen tot alle volken, terwijl Hij Zelf ook bij hen blijft met het Woord Zijner belofte: „Vreest niet, want ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld.''
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's