Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13. (Vervolg.)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vs. 42 en 43. En als de Joden uitgegaan waren uit de Synagoge, baden de Heidenen, dat tegen den naasten Sabbat hun dezelfde woorden zouden gesproken worden. En als de Synagoge gescheiden was, volgden vele van de Joden en van de godsdienstige Jodengenooten Paulus en Barnabas, welke tot hen spraken, en hen vermaanden te blijven bij de genade Gods. Het Woord Gods baant zich eenen weg door de groote menigte heen, en grijpt hier en daar eenigen in het hart, om hen te brengen tot de schaapskooi van den eenigen Herder.
Nimmer keert het ledig weder, maar vindt er zijn welbehagen in, om zondaren op te nemen, die anders nimmer den weg tot het Vaderharte Gods zouden gevonden hebben. Het zijn evenwel niet dezulken, die in zichzelven waardigheid genoeg vinden, om zich tot het volk Gods te mogen rekenen, hun smaakt het Woord niet, dat zoo even gebracht is, dat Woord heeft immers op al hunne werken en godsdienstige verrichtingen den dood geschreven, en hen met hunne werken onder de zonde begrepen ?
Zijn deze dan alle van geene waardij voor God, en moeten zij, die toch zoo vroom zijn en zoo veel hebben gedaan voor het Koninkrijk Gods, nu geheel overschieten, waar zij meenden de eeregestoelten te zullen bezetten? Dat het gerechtvaardigd-zijn voor God zou verkregen worden alleen door het geloof in eenen Gekruisten, dit is hun de grootste ergernis, — gelijk het door alle tijden heen der goddelooze en vrome wereld eene ergernis is geweest zalig te worden, door zich frisch en vrij alleen aan de genade te houden zonder werken. Zulk een weg ten hemel schijnt al te gemakkelijk en moet daarom verworpen worden als onnut; liever pijnigt men zich ten bloede toe en werkt zich dood, tot God Zich ontfermt en den zondaar de oogen ontdekt voor de wonderen Zijner Wet, dan heeft het een einde met alle eigenwillig loopen en werken, en men verblijdt zich in het werk Gods en vindt daarin al zijnen lust. — Zullen dan zij, de echte kinderen Abrahams, zich gelijk laten stellen met gemeene Heidenen en met hen de zegeningen deelen7 die toch alleen hun moeten toestroomen, naar zij meenen ?
Liever scharen zij zich met hunne broeders uit den tijd van den Profeet Habakuk onder de verachters, dan dat zij met de Heidenen zich verblijden zouden in de weldaad Gods. — Ik b e n g e v o n d e n van h e n , d i e n a a r Mij n i e t v r a a g d e n: I k ben g e v o n d e n van d e g e n e n , die Mij n i e t zocht e n , tot het v o l k , dat n a a r Mijnen N a a m n i e t gen o e m d was, heb I k g e z e g d : Z i e t h i e r ben I k , z i et h i e r ben Ik. Wat is dat voor een volk, over hetwelk de Heere Heere Zich alzoo ontfermt? Het is een volk, dat midden in de zonde ligt, een genadeloos volk, dat nochtans genade moet hebben, een volk, dat in zichzelven den vrede niet vindt en het gaarne erkent, dat zij nimmer er toe zouden gekomen zijn den Heere te zoeken, zoo Hij niet de E e r s te geweest ware, Die hen had opgezocht, en naar hen gevraagd had, die niet naar den Heere vraagden; een volk, dat het weten wil, dat het steeds zijnen weg verderft en ter helle zou loopen, zoo de Heere ook niet de L a a t s t e ware, en hunne voeten bewaarde in het midden van de paden des rechts.
Zulk een volk verblijdt zich met groote blijdschap en springt op van vreugde, als de tijding tot hem komt: Ik, de Heere, help u, Ik zal water uitgieten op het dorstige en stroomen op het drooge! Dan treden zij toe, die Heidenen, tot het koorn en tot den most, en kunnen zich niet verzadigen aan zulk een' maaltijd, maar, eenmaal iets gesmaakt hebbende van het goede Woord Gods, verlangen zij steeds meer, en bidden, als hier te Antiochië, dat hun nogmaals dezelfde woorden mogen gesproken worden. Doch niet slechts de Heidenen gevoelen de dierbaarheid van het gepredikte Woord, maar ook vele Joden en godsdienstige Jodengenooten voegen zich bij hen en scheiden zich af van hunne broederen, die dit Woord verwerpen en bij wTie zij dus niet langer blijven kunnen. God heeft Ziju volk niet verstooten, hetwelk Hij te voren gekend heeft, en al ware het getal der kinderen Israëls gelijk het zand der zee, zoo zal toch het overblijfsel, dat de Heere wel kent en weet te vinden, behouden worden. God houdt steeds woord en trouwe, en toont Zich ook in deze Joden een Waarmaker van Zijn Woord en een A^ervuller Zijner beloften. Dat te ondervinden omgordt de Apostelen met nieuwe krachten waar zij anders schier bezwijken moesten bij het aanschouwen van de macht des ongeloofs en der verharding. Hoe verblijd zouden zij geweest zijn indien allen, die Paulus gehoord hebben, daardoor opgewekt waren geworden, om hen te volgen en verder onderwezen te worden in de waarheid Gods, maar zijn het dan niet allen, ook over de weinigen verblijden zij zich als over een geschenk Gods, en het is hun niet vermoeiend nogmaals met hen te spreken. Wat is de inhoud van het woord der vermaning, dat tot hen komt, anders dan wat ook de inhoud van de zoo even gehouden prediking was, t. w. de g e n a d e Gods. Is deze het niet geweest, die hen heeft opgezocht en gegrepen ? die hen begeerig maakt naar de redelijke onvervalschte melk des Evangelies, om door dezelve te mogen opwassen? Zal dan God Zijn werk niet voleindigen? zal Hij hen niet ook verder leiden en bewaren? O, dit weten zij en mogen er op vertrouwen, — daarom kunnen zij het hunnen broederen ook aanbevelen, om geenen anderen weg des behouds op te zoeken , maar te blijven bij dien, waarop de Heilige Geest hen gezet heeft: deze alleen is de rechte. Van deze genade geldt wat Naomi tot hare schoondochter sprak van haren bloedvriend en losser Boaz: Die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe. Deze genade legt geene lasten op zwaar om te dragen, maar neemt het juk van de schouders, opdat allen, die zij onder hare macht heeft, zich verblijden mogen in de heerlijke vrijheid der kinderen Gods. Allen, die bij deze genade blijven, ondervinden ook, dat het de genade zelve is, die hen niet alleen gevonden heeft, maar hen ook bewaart en aan zich verbindt door den band des geloofs.
Is er niet daarom zoo weinig blijdschap in God, omdat men telkens deze genade uit het oog verliest en zich keert tot de gebroken bakken, die geen water houden? omdat men zich weder met werken gaat ophouden, in plaats van bij de genade te volharden en haar te laten werken, die toch zelve alles daarstelt, wat er voor God zijn moet? God heeft geenen lust in het draven en werken der menschenkinderen, en straft zulk een doen met verberging van Zijn vriendelijk aangezicht, waarin de Zijnen al hunne vreugde, al hun licht hebben. Hij, Die een jaloersch God is, kan het niet dulden, dat men Hem het werk uit de handen neemt, om de zaligheid te zoeken in de afgoden van eigene handen, terwijl Hij toch de Zijnen in alle volmaakt werk heeft ingezet, en wil, dat zij stille zijn en ruste hebben. Eenen geweldigen indruk heeft het gepredikte Woord gemaakt, en het uitgestrooide zaad is door den wind Gods naar alle zijden heengedragen, zoodat op den volgenden Sabbat zich bijna de geheele stad om de Apostelen verzamelde; allen zijn even nieuwsgierig, en wat zij al mogen gehoord hebben in de afgeloopen week, heeft bij hen de lust opgewekt om zelve deze beide vreemdelingen te zien en te liooren. Dat het bij de meesten slechts een uiterlijk komen was, en betrekkelijk weinigen kwamen uit diepgewortelde zielsbehoefte, wordt spoedig openbaar. De Apostelen weten dit ook wel, maar laten zich nochtans door den uiterlijken schijn niet weerhouden om de boodschap huns Zenders over te brengen.
Onder die groote menigte, die elkander verdringt om het Woord te hooren, heeft de Heere de Zijnen, wraarvan niet één verloren zal gaan, ja, juist ter wille van de uitverkorenen, die de Heere Zich ook in Antiochië heeft behouden, komt het Evangelie van Jerusalem uit tot deze stad.
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 13. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's