Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over 2 Kon. 22 en 23 : 1—3.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over 2 Kon. 22 en 23 : 1—3.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ver boven ons verheven , ver verheven boven al het menschelijk willen en loopen, boven alle menschelijke woelingen en bedoelingen, bestaat er een Gebod, is er een Woord, dat alle dingen draagt, en alles regelt en regeert naar zijnen wil — een Woord en Gebod is er ver boven ons, dat door geenen aanslag van menschen wordt te niet gedaan, noch verijdeld door der machtigen overleggingen, door der volken woelen en woeden, door der menschen schijnbare wijsheid. Dat Woord en Gebod, dat zoo ver verheven is boven al het menschelijk doen en werk, is het Gebod, is het Woord van dien God, Die dan nog leven zal, als wij er allen niet meer zijn, en Die als de opperste Gebieder een ieder trekken zal en een ieder trekt voor Zijnen heiligen rechterstoel. Dat een ieder doe wat hem lust, wat hem invalt, dat een ieder mensclienwoord en menschengebod zich ten regel stelle, — hemel en aarde zullen vergaan, maar Gods Woord blijft, en: in alle volmaaktheid zag ik een einde, maar Gods Gebod is zeer wijd — het omvat het verleden, het tegenwoordige, en heeft de toekomst in zijnen schoot. Als keizer Augustus de geheele wereld schat, zoo loopt deze schatting op niets uit, maar verborgen voor de wrereld wrordt die schatting het middel, dat Gods Woord vervuld wordt, en dat het gebod des eeuwigen levens gehandhaafd wordt. En als de krijgsknechten van Titus tegen zijn gebod eene brandfakkel in het heiligdom te Jerusalem werpen, of eene nog geheel staande kleine poort naast den tempel afbreken, zoo weten zij niet wat zij doen, maar des Heeren Woord is gekomen: Uw huis wordt u woest gelaten, en geen steen zal op den anderen gelaten worden.
Dat Woord, dat Gebod wordt niet met luide stem van den hemel vernomen, maar God gaf het ons in een Boek, hetwelk wij daarom de Heilige Schrift noemen. Dit Boek bevat onuitsprekelijk dierbare beloften van zegening op zegening, maar het bevat ook vreeselijke bedreigingen, vreeselijke vervloekingen ; aankondigingen bevat het van leven of dood, van gewisse behoudenis of van wissen ondergang. Waarom zetten wij menschen ons boven dat Woord en Gebod, waarom gelooven wij het niet, onderwerpen ons niet daaraan, waarom beloven wij ons zonder dat Gebod geluk, zonder dat Woord eenige zaligheid, of is dat niet de zonde onzer dagen?
Luider en luider vernemen wij eene stem als van eenen onderaardschen donder in de gewetens der menschen als van eenen onhoudbaren toestand, als van eene ophanden zijnde oplossing van alles wat tot nog toe als wet en orde gold — eene zucht wordt geslaakt uit vele boezems, vanwaar kan er hoop zijn of herstel?
Als eene stem van vele wateren vernemen wij daar tegen in: Israël, gij brengt uzelven in het ongeluk — uw heilstaat alleen bij Mij, — dat is de stem van dien God, Die boven den kloot der aarde zit, en voor Wien alle volkeren zijn als een droppel aan den emmer, als een stofje aan de weegschaal.
Zoekt in het Boek des Heeren, en leest; niet één van dezen zal er feilen, het eene noch het andere zal men missen: want Mijn mond zelf heeft het geboden, en Zijn Geest Zelf zal ze samenbrengen. Jes. 34 : 16.
Gods oordeelen en vloeken zijn gekomen en zullen komen over een volk, dat zijnen God verwerpt, dat Zijn Woord en Gebod vergeet en versmijt, maar te midden des toorns wil Hij der ontferming gedachtig wrezen, — zij kunnen en zullen nog opgehouden worden, deze oordeelen en vloeken, zoo een volk, zoo ieder voor zich zijnen radeloozen toestand voor God belijdt, en zich daarover van harte voor den Heere verootmoedigt.
Groot is de ontferming Gods, en daarin bewijst Hij Zijne ontferming, dat Hij Zelf Zijn Woord en Gebod alzoo bij de menschen verheerlijkt, dat zij het voor Zijn Woord en Gebod houden, en Hij eenen verslagenen en verootmoedigden geest geeft, opdat Hij vrede geve dengenen, die Zijne sterkte aangrijpen en vrede met Hem maken.
Deze waarheid brengen wij u in des Hoeren Naam, en opdat gij wTeet, dat het des Heeren waarheid is, — zoo bevestigen wij haar voor u uit des Heeren Woord, uit het ons ten voorbeeld overgegeven verhaal van hetgeen wij van den koning Josia lezen in 2 Koningen 22 en 23: 1—3.
Wij zien in dat verhaal den desolaten toestand van Israël, zijnde zonder des Heeren Woord; de groote ontferming Gods, die dat Woord weder vinden laat en eenen jeugdigen koning verwekt, die dat Woord voor Gods Woord houdt, daarvoor beeft, zich verootmoedigt, belofte ontvangt van een ophouden van Gods oordeelen en vloeken; en de vrucht daarvan, dat hij met het geheele volk overgaat in het genadeverbond.
Wij vernamen niet zonder verbazing en schrik, dat het Wetboek des Heeren, dat is Zijn heilig Woord, uit Zijn huis was weggeraakt, en dus geheel in onbruik was gekomen; zelfs de hoogepriester las het niet meer, dus ook de overige priesters en profeten des volks niet. De koning had het ook niet in gebruik, en het volk was dus volslagen zonder Gods Woord.
Daar noemen wij billijk den toestand, waarin zich koning en volk bevonden, desolaat, wanhopig, — het volk sliep boven eenen afgrond en had er geen besef van. Het at en dronk en bracht geld bijeen tot herstel van den tempel, tot instandhouding van den uiterlijken godsdienst ; — de steden van Judea kwamen om te aanbidden in het huis des Heereu, — en zij waren toch zonder Gods Woord, zij kenden noch des heiligen Wetboeks zegen, noch deszelfs vloek. — Wij vragen billijk, hoe was dat mogelijk, dat bij een volk, als Israël was, dat Wetboek vergeten en versmeten kon worden, en wij zouden ons dat niet kunnen verklaren, wisten wij niet, dat een mensch wegens zijne ondankbaarheid door de dieren bestraft wordt, zooals wij lezen Jes. 1 : 3. (Wordt vervolgd).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Over 2 Kon. 22 en 23 : 1—3.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's