Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ootmoedigheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ootmoedigheid.

Jes. 40 : 23. Esth. 7 : 9. Luk. 14 : 11. Luk. 18 : 14. Luk. 1 : 52.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1) De liefde tot den naaste is de bron van alle deugden, die te beoefenen zijn; maar de ootmoedigheid geeft aan deze deugden het ware sieraad. Alles is bedorven, waar hoogmoed is.
2) Ootmoedigheid bestaat in het nederig van harte zijn van eenen geloovige met betrekking tot zijnen naaste; zij ontstaat uit een recht oordeel over zichzelven, waardoor men zich niet boven zijnen stand verheft, en door anderen niet daarboven wil verheven worden.
3) Deze ootmoedigheid is alleen te vinden in eenen waren geloovige; in den onbekeerde is dezelve schijn of slechts hoogmoed, of wel beschroomdheid. Waarom? Alleen uit de vereeniging met Christus vloeit ware ootmoed voört. Jak. 1 : 9 : De broeder, die nederig is, roeme in zijne hoogheid. Matth. 11 : 29: Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. — Die met den Heere Jesus omgaan, leeren het van Hem.
4) Haar zetel, — het hart; niet in de gebaren, in de woorden, in het gewaad, niet in het verstand. Zij bestaat eigenlijk in den wil, die deze deugd liefheeft, omhelst en zich daarin verblijdt.
5) Zij is eene gestalte des harten, eene hebbelijkheid en bekwaamheid. De natuur van het wedergeboren hart is dooien door ootmoedig.
6) Ootmoed doet acht nemen op zichzelven; men ziet niets voortreffelijks in zich; maar houdt zich voor eene groote nul. — Ootmoed doet acht nemen op den naaste; het is Gods wil, dat wij den naaste liefhebben, die naar Gods beeld gemaakt is. Rom. 11 : 20 ; 12 : 3; Jak. 3 : 1 ; Fil. 2 : 5 . — Ootmoedigheid bestaat in nederigheid en kleinheid des harten. Waar die niet is, stelt men zich hoog, of is bevreesd. Hoogmoed wapent zich met moed en geestelijk zelfvertrouwen. De ootmoedigheid zoekt voor zich geene eer en liefde, wanneer het werk maar gedaan is; eer en liefde verheft haar niet, schade schande maakt haar niet moedeloos. Ps. 131 : 1, 2.
7) Ootmoedigheid komt van God, Die haar geeft. De mensch bezit ze niet van nature.
8) De ootmoedigheid ontstaat uit een recht oordeel over zichzelven, dat men stof en assche, dat men zonde is, — wrat men overigens is, is genadegift des Heeren. Het ware diefstal en ongerechtigheid, zich datgene aan te matigen, wat Godes is.
9) De werkingen der ootmoedigheid zijn: de ootmoedige verheft zich niet boven zijnen stand; hij wil niet door anderen daarboven verheven worden; hij erkent de genade wel, maar hij wordt daarom niet hoogmoedig en wil geenen roem van menschen.
De o o t m o e d i g e verheft zich niet boven zijnen stand.
Wat het wereldsche aangaat, houdt hij zijnen stand op, hetzij als overheid, onderdaan, huisvader, kind, dienstbare, rijke of arme. Het is geene ootmoedigheid, zichzelven voor den aanzienlijke eenigszins te verlagen. Het is veel gemakkelijker, om zich nederig aan te stellen, dan met een ootmoedig hart zijnen stand te bewaren. De ootmoedige, is hij hooggeplaatst, begeert de eere, de vrees, de gehoorzaamheid, niet omdat hij zoodanig een is, maar omdat het eene ordening Gods is.
Hij wil ook door een ander niet boven zijnen stand verheven worden. Hij weet, dat hem niets toekomt.
De ootmoedige acht het goede, dat hij in een ander ziet; hij acht hem veel meer dan zichzelven, hij stelt zich in zijne tegenwoordigheid op den achtergrond, hij is gewillig hem te dienen, liij is niet afgunstig, als de ander meer dan hij geëerd wordt, maar hij verheugt er zich over. Ps. 101 : 5; Spreuk. 6 : 17, 16 : 5; Ps. 119 : 21 ; Jer. 50 : 31 ; Mal. 4 : 1 . — Sodoms hoogmoed, Ezech. 16 : 49. — Korach, Dathan en Abiram, Num. 16. — Herodes, Hand. 12: 21—23.
Ootmoedigheid is bij den godzalige onvolkomen; Rom. 12 : 16; Ef. 4 : 1 , 2; Micha 6 : 8.
Uw naam evenwel en uwe betrekking tot den Heere Jesus verplichten u tot ootmoed. Matth. 12. Een ootmoedige Bruidegom, — eene hoogmoedige bruid. Ootmoedigheid is het schoonste sieraad. Jes. 52 : 1. „Trek uwe sierlijke kleederen aan." Col. 3: 12 ; 1 Petr. 5 : 5 ; Jes. 57 : 15; Ps. 138 : 6. Wij zullen ons alleen verheffen in Gods barmhartigheid.
Het nut der ootmoedigheid: God gedenkt aan dezulken, Ps. 136 : 23. God verheugt hen, Jes. 57 : 15. Gods geestelijke weldaden zijn voor hen. God bewaart hen. Job 22 : 19.
Voor dezulken zijn ook allerlei lichamelijke weldaden. Spr. 15 : 33. God troost hen. 2 Cor. 7 : 6. God verhoogt hen. Luk. 1 : 52. De ootmoedige is wijs. Spr. 1 1 : 2 . De ootmoedigheid is verstandig, want zij zoekt geene eere en vreest geene schande.
Uit drie boeken leert men den ootmoed kennen: Uit het boek der zonde: wij hebben ons niet te beklagen over God, als Hij plagen over ons zendt, noch over de menschen, als zij ons verachten. Uit het boek des kruises; daar leert men zijne ongeloovigheid en Gods souvereiniteit. Ps 119 : 71, 75. Uit het boek van Gods weldaden en zegeningen, terwijl men aanmerke de eigene ondankbaarheid, en onze ongeschiktheid, om Gods gaven goed te gebruiken. Gen. 32: 10-, 2 Sam. 15 : 25.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ootmoedigheid.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's