Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 15. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 15. (Vervolg.)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is den Apostelen voorzeker groote droefheid geweest, op de verkondiging van Gods genade te moeten laten volgen ; Vs. 6. Maar er zijn sommigen opgestaan van die van de secte dér Farizeèn, die geloovig zijn geworden, zeggende, dat men hen moet besnijden, en gebieden de wet van Mozes te onderhouden. Deze woorden komen als donkere wolken de zon verduisteren, en zijn voldoende om de blijdschap der Apostelen te matigen, misschien hadden zijzelven te Jerusalem of elders ook reeds dergelijke leeringen te bestrijden gehad en viel het hun dubbel zwaar te moeten vernemen, dat deze ook reeds bij de Gemeente van Antiochië, weleer zoo bloeiende, was doorgedrongen en niet nalaten zou, zich van daar te verspreiden door alle gewesten van Klein-Azië.
Het was toch eene leer, geheel in tegenspraak met den wil des Heeren Jesus, Die Zijnen Apostelen niet bevolen had, het Evangelie te prediken in de geheele wereld en dan daarbij hen, die geloofden uit de Heidenen, eerst in het Jodendom in te lijven door de besnijdenis en door deze als vanzelven te brengen onder de wet van Mozes; maar integendeel van besnijdenis is zelfs geen sprake geweest, alleen de Doop zou hun worden toegediend, als teeken en zegel van opname in de Gemeente van Christus niet alleen, maar tevens als onderpand der genade en vergeving van zonden, hun door het geloof in Jesus Christus toegerekend. Door het geloof alleen, waarin zij de hand legden op het eenige Offer, van God verordineerd en geschonken, den Heere Jesus Christus, waren zij zalig. Op Hem zagen alle offers, die, dikwijls gebracht zijnde, toch de zonde niet konden wegnemen, maar slechts schaduwen waren van dit eenige Offer, dat voor God geldt,—zoo is dan Christus de vervulling en het einde der Wet. Alle schuld is betaald, de Wet weder opgericht, en de overtreder aller geboden in Christus voor God gesteld als een, die de geheele Wet heeft vervuld. Zoo waren dus Paulus en Barnabas volkomen in hun recht, en kon Paulus met vrijmoedigheid der Gemeente van Galatië betuigen : „De Wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden. Maar als het geloof gekomen is, zoo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Jesus Christus. En indien gij van Christus zijt, zoo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen."
Zijn de Apostelen voor zichzelven en hun geweten ten volle overtuigd, zij wenschen niets vuriger dan dat ook de Gemeenten, die zij geroepen zijn te leiden, over deze zaak tot klaarheid komen en die recht mogen verstaan. Tot dat doel wordt eene vergadering belegd van Apostelen en ouderlingen (Ys. 6), waarbij ook de Gemeente en hare tegenstanders zijn tegenwoordig geweest; zulks toch blijkt voldoende uit den loop der vergadering, waarvan wij bij den aanvang reeds kunnen opmerken, dat zij niet eenstemmig wras.
Lukas begint zijn verhaal aanstonds met de woorden Ys. 7: En als daarover groote twisting geschiedde, —beide partijen hebben elkander dus voorgelegd, wat zij geloofden overeenkomstig den geopenbaarden wil Gods te zijn, maar tot heden toe zijn zij het niet eens gew<orden, integendeel hunne uitspraken staan lijnrecht tegenover elkander, en het kan niet anders of twisting moet daarvan het gevolg zijn, toch zal uit deze tweedracht de ware eendracht, gewerkt door het Woord Gods, luisterrijk te voorschijn komen. De Gemeente Gods heeft van hare geboorte af met allerlei vijanden te strijden gehad; tegen haar staan allen op, vromen en goddeloozen in één complot, en menigmaal schijnt zij alleen te staan en haren ondergang zeker te zijn, en hoort zij het geroep: de Filistijnen over u, Simson! Deze strijd is nochtans het zekerste kenmerk, dat zij haars Heeren is, en in Zijne kracht slaat zij zich met het zwaard des Geestes, het Woord Gods, door alle vijanden heen en mag haren Koning loven, Die hare handen onderwijst ten strijde en haar tot de overwinning voert. — Petrus stond op en zeide tot hen: Mannen broeders! gij weet, dat God van over langen tijd onder ons mij verkoren heeft, dat de Heidenen door mijnen mond het woord des Evangelies zonden hooren en gelooven. ITier is de gemeenschap der heiligen; wat Paulus en Barnabas als zonde wordt aangerekend, gaat ook de overige Apostelen aan. Petrus, de Apostel der besnijdenis, neemt het voor hen op; langer bekend bij de Gemeente te Jerusalem dan Paulus, die deze stad na zijne bekeering slechts eenmaal had bezocht, nu reeds veertien jaren geleden, en toen van de Apostelen slechts Petrus en Jakobus zag, had Petrus in grootere mate haar vertrouwen gewonnen. IIem wilden zij wel aanhooren, omdat hij onder hen bekend was als de Apostel, die het meest onder Israël verkeerde en bij eene vroegere gelegenheid had getoond, hoe zeer hij ijverde voor de Wet van Mozes.
Dit was hier het voordeel van den Apostel, die toch hetzelfde toegedaan was, als de Apostel der Heidenen , Paulus, ofschoon hij later te Antiochië door dezen weder moest worden terechtgewezen, toen hij zich afscheidde van de Heidenen en mede oorzaak werd, dat ook Barnabas werd afgetrokken, uit welke gebeurtenis wij weder zien, hoe ook des Heeren heiligen bij alle vastheid, die zij in hunnen Heere hebben, slechts zwakke rieten zijn, van den wind ginds en wreder bewogen, die zouden omkomen, zoo hun Heere en Heiland hen niet vasthield met den arm Zijner sterkte. — Petrus verheft zijne stem en spreekt de vergadering toe met de woorden: M a n n e n b r o e d e r s ! alsof hij zeggen wil: gij , die geroepen zijt tot eenheid, laat toch geene twisting onder u zijn, hoort mij slechts eenige oogenblikken aan, en gij zult de rechtvaardigheid der zaak bekennen , waartegen gij nu zoozeer ontstoken zijt. Gij weet, dit toch is u allen welbekend, hoe God van over langen tijd mij verkoren heeft, dat de Heidenen door mijnen mond het woord des Evangelies zouden hooren en gelooven. Herinner u de gebeurtenis, wil Petrus zeggen, hoe ik eenmaal geroepen werd, om den eerstelingen der Heidenen, aan Cornelius en de zijnen, het Evangelie te verkondigen; ik wis het niet, die zulks ondernam, maar God Zelf heeft mij geroepen , Hij is de Werkmeester en heeft mij willen gebruiken als een werktuig in Zijne hand, om het woord des eeuwigen levens tot deze Heidenen te brengen, opdat zij door dat Woord zouden gelooven. Het is dus Gods werk, niet het mijne, noch van deze broederen; evengoed'had God anderen kunnen verkiezen tot dezen dienst, maar het heeft Hem behaagd ons te roepen. Zoo gij dus wederstaat, wederstaat gij niet den menschen, maar Gode; ziet dus wel toe, wat gij doet; zoo gij Gods werk wilt berispen, daarover zult gij gewisselijk Zijnen heiligen toorn ondervinden. Wilt gij verdere bewijzen? gaat met mij terug tot de Heidenen, en ziet wrat wonderen in die wildernis zijn geschied! de geheele woestijn bloeit als rozen van Saron, die de lucht met hare liefelijke geuren vervullen; vanwaar deze verandering? — De Zonne der gerechtigheid is over dit land der duisternis opgegaan, en heeft door haar licht en warmte dit alles te voorschijn geroepen. Vs. 8. God, de Kenner der harten, heeft hun getuigenis gegeven, hun gevende den Heiligen Geest, gelijk ook ons. Bij God, den Heere, is geene aanneming des persoons, noch van Jood, noch van Griek; Zijne oogen, die als vuurvlammen zijn, doorzoeken de diepste schuilhoeken des harten, alles is naakt en geopend voor de oogen Desgenen, met Wien wij te doen hebben.
Bij Hem geldt geene uiterlijke besnijdenis, noch het voorrecht, een lid te zijn van dat volk, aan hetwelk Hij eenmaal getuigenis gaf door teekenen en wonderen, hen uitvoerende uit het Egypte der dienstbaarheid, om daarna Zich door Zijn volk vergeten te zien, en het te zien offeren aan de afgoden hunner handen. Over hen, die voor den rechterstoel van Christus komen met de woorden: Gij hebt in onze straten geleerd, en hebben wij niet in Uwen Naam duivelen uitgeworpen en vele krachten gedaan! luidt het gericht des Heeren: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat den duivel en zijnen engelen bereid is, Ik heb u nooit gekend! God kent alleen zulken, die voor Zijn Woord beven en niet weten, waar zich te bergen voor Deszelfs heiligheid. Aan dat volk heeft Hij een welgevallen, en Hij verwerpt liet niet, waar het zichzelven lieeft verworpen, integendeel, Hij neemt het aan en overweldigt het zoodanig met Zijne liefde, dat alle vrees wijkt, en zij vrijmoedigheid krijgen, om het Hem te zeggen: „Een verbroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten! ontferm U mijner, en neem mijne zonden weg, die vele zijn, Gij kunt het immers I11 Zoo spreekt het geloof, dat door den Heiligen Geest is gewerkt, en het ontvangt, wat het begeert, den kus des vredes van zijnen Heiland en Verlosser. Yan den hoogen hemel komt het antwoord: „Uwe zonden zijn u vergeven, ga heen in vrede.'' God Zelf geeft Zijnen vermoeiden en belasten, die nimmer anders voor Hem zijn kunnen dan zwarte Heidenen, getuigenis, gelijk Hij het gaf aan de Heidenen in Klein-Azië. Hij verklaart hen rein en zegt het hun gansch liefelijk: zoo zijt gij Mij aangenaam en zult bij Mij wonen in Mijn paleis, eeuwiglijk; gij zijt zalig hier in hope, maar eenmaal volkomen; Ik geef u als onderpand daarvoor Mijnen Zegelring, den Heiligen Geest, Die u leiden zal in alle waarheid, en gij zult Mij kennen; want Hij zal het uit het Mijne nemen en zal het u verkondigen!
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 15. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's