Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerkhervorming.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerkhervorming.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Den 31sten October van het jaar 1517 zag men des avonds een Augustijner monnik zich spoeden naar de slotkerk te Wittenberg. De toevloed van tempelgangers zag, hoe hij eene reeks van stellingen aansloeg aan de deur der kerk, die hij aanbood den volgenden dag aan de hoogeschool tegen allen en in aller tegenwoordigheid te verdedigen. Die man was Maarten Luther, die als doctor der heilige Godgeleerdheid den plechtigen eed had gedaan, om de waarheid Gods te leeren en tegen alle aanvallen der leugen te verdedigen. Reeds had hij als herder en leeraar zijne Gemeente vermaand om haar vertrouwen niet te stellen op de met geld gekochte aflaatbrieven des pausen, maar om met oprecht berouw over hare zonde zich tot God te bekeeren en met een boetvaardig hart vergeving te zoeken, zooals God den boetvaardige vergeeft om niet, uit vrije genade. In de 95 stellingen, die hij aansloeg, wendde hij als Godgeleerde zich tot al degenen, die evenals hij leeraar waren van Gods Woord. — Zooals bekend is, had de keurvorst Frederik van Saksen den vorigen nacht gedroomd van eenen monnik, die op de deur van de slotkerk te Wittenberg schreef, en wiens pen al schrijvende zoo groot werd, dat zij tot Rome reikte en daar de ooren trof van een1 rustig nederliggenden leeuw, ja de drievoudige kroon op het hoofd van den paus deed waggelen. De keurvorst droomde, hoe alle vorsten, ook hij zelf, die kroon wilden ondersteunen, hoe echter die pen hun allen te sterk werd, ja hoe er eindelijk uit deze ééne pen eene menigte andere pennen voortkwamen, zoodat hare macht en kracht onweerstaanbaar was. —
Aan niemand had Luther van dit zijn voornemen kennis gegeven; noch de keurvorst, noch iemand zijner vertrouwdste vrienden was onderricht van dezen stap. Wat Luther deed, dat deed hij alleen om tegen de goddelooze leer des pausdoms te getuigen; het was een getuigenis der waarheid ter eere Gods, ter eer van de eenige, algenoegzame offerande van Christus, aan het kruis volbracht, een getuigenis uit ijver en zorg voor het zieleheil zijns naasten.
Deze daad van Luther is de onmiddelijke stoot geweest voor de Kerkhervorming, die nog heden door eiken Protestant of niet-Roomsche de „gezegende Kerkhervorming" wordt genoemd.
Het zal dan ook zeker wel de aandacht waardig zijn, om nader te bezien, hoe die Kerkhervorming is ontstaan, waarin haar zegen is gelegen, en hoe w i j in waarheid des harten de Kerkhervorming zegenen , en God voor deze weldaad loven en prijzen.
Dat de Kerk hoogst verbasterd was, was ook toenmaals allen openbaar. De leer der Heilige Schriften, de leer van 's menschen zonde en ellende, van Gods vrije genade en van het alleen rechtvaardigmakend geloof in Jesus Christus was bedekt. In plaats van Christus werden de heiligen geëerd als helpers tot de zaligheid; in plaats van het geloof werden werken, inzettingen van menschen gesteld; de pausen heerschten over de kudde, eens zelfs drie te gelijk, en de heiligheid dergenen, die zich in kloosters van de wereld afzonderden, was openbaar geworden als vleesch en zonden. Hier en daar stonden godvruchtige mannen op, die, zelf geloovig geworden zijnde in Jesus Christus, hunne stemmen verhieven tegen de goddeloosheid der pausen, bisschoppen en monniken. Wycliffe in Engeland en Hus in Bohemen tastten den gruwelijken wandel der geestelijken aan. Ja ook eene kerkvergadering werd belegd te Constanz, om den twist der pausen te beslechten, den vrede in de Kerk en zelfs de kerkelijke tucht te herstellen. Al de leden van deze vergadering èrkenden eenparig, dat men met kracht aan de hervorming en aan de tucht moest arbeiden. — Wraarop is het echter uitgeloopen met deze vergaderinOg .» die saamgèsteld was uit zulke mannen? Zij hebben wel in hunne prediking de sterkste klachten aangeheven tegen de heerschende misbruiken ; zij vermaanden elkander om krachtig aan de hervorming der Kerk te arbeiden, en schilderden de toenemende verkeerdheden met de levendigste kleuren af. Alzoo scheen de gansche Kerk eene reformatie van deze mannen te mogen verwachten. Maar welke goede voornemens deze kerkvergadering ook scheen te hebben, zij heeft niets goeds aangebracht. Zij hebben de verbetering slechts in den uiterlijken vorm gezocht. De pauselijke hiërarchie is door hen gewond, als zij al de drie pausen afzetten, maar hunne eigene heerschappij hebben zij daarvoor in de plaats gesteld, toen zij aannamen, dat zulk eene algemeene kerkvergadering gemachtigd was, om zelfs een' wettigen paus af te zetten. En voorts heeft deze groote heilige vergadering niets dan vijandschap betoond tegen het Evangelie van Jesus Christus, want zij heeft Johannes Hus en Ilieronymus van Praag als ketters verbrand, de eenigen, wien de waarheid en de waarachtige betering ter harte ging. Dat was het treurig beloop van de kerkvergadering te Constanz. Daar is het gebleken, hoe al het werk, de pogingen en hulpmiddelen der menschelijke natuur niets tot ware hervorming konden aanbrengen, ja hoe men in uiterlijkheden blijft hangen , wanneer men niet ontdekt wordt aan eigene schuld en bederf, aan het onvermogen onzer harten, om iets weer goed te maken, — wanneer men niet zijne toevlucht leert te nemen tot het reinigend bloed en den Almachtigen Geest des Heeren Jesus Christus. Alzoo levert deze vergadering het voorbeeld, hoe alle pogingen tot reformatie der Kerk mislukken en het verderf nog verergeren, wanneer men tot menschenwerken de toevlucht neemt in plaats van tot den eenigen Koning en Hoogepriester der Christelijke Kerk, Jesus Christus.
Want met al zulke werken werpt men de schuld van het verderf op anderen, rechtvaardigt en heiligt zichzelven en blijft verre van Christus, Die volkomene herstelling Zijner Gemeente heeft verworven en aangebracht.
Toen nu deze heilige kerkvergadering met hare pogingen tot herstel der kerkelijke tucht was te schande geworden, en de booze zooveel te meer triomfeerde (want met zeven booze geesten was hij in zijn huis teruggekomen, Mattli. 12: 43-45), toen heeft de Heere Jesus, de eeuwige Koning, Zijner Kerk getoond, dat Hij alléén machtiger is dan zonde en duivel, dat Hij alléén eene ware hervorming kan werken. Daartoe heeft Hij geene vereenigingen van menschelijke krachten noodig gehad, maar heeft het rijk des duivels verstoord alléén door het getuigenis der waarheid. Hij, onze Koning, regeert door den schepter Zijns Woords, door de kracht van Zijnen Geest. Gelijk eertijds de muren van Jericho gevallen waren op het geklank der bazuinen, zoo zou ook het pausdom vallen door het geklank, door de getuigenis van het Woord des Heeren.
Het Evangelie van Jesus Christus is een Woord van vrije genade, van genadige vergeving aller zonde om niet, alléén om het genoegdoen, om het offer van Christus, het is een woord van r e c h t v a a r d i g h e i d Gods en van rechtv a a r d i g i n g eens z o n d a a r s a l l e e n d o o r het g e l o of in Jesus Christus.
Om dit Woord te prediken, deze waarheid, die alle menschenwerk en menschelijke inzettingen en menschelijke heiligheid ter aarde werpt, heeft Christus Zelf getuigen verwekt, wien Hij eerst de waarheid, den troost en de zaligheid Zijns Evangelies deed ondervinden.
Yan deze getuigen was Luther een der eersten. Het is genoeg bekend, hoe Luther gezocht heeft, om rechtvaardig voor God te zijn; niet allereerst de zonden en het bederf van anderen bekommerden hem, maar zijne eigene zonden.
Hoe zocht hij naar rechtvaardigheid en heiligheid, hoe zonderde hij zich in het klooster van de wereld af, hoe deed hij niet mede met de lichtzinnigheid der monniken, maar vastte en bad en las en gevoelde hoe langer hoe meer, hoe hij daaronder toch zondaar was en bleef! Zijn lichaam teerde uit, maar zijne zonden bleven hem bij, en al de heilige regelen der kloosterorde konden hem niet tot vrede brengen. Hoe hij God wilde dienen en gelofte op gelofte deed, de zonde was altoos het sterkst. En waar hij dacht in zulke verlorenheid te moeten omkomen, en geene liefde tot God konde vinden noch werken in het eigen hart, daar heeft de Heere Christus hem door Zijn Woord en Geest gered, getroost. De rechtvaardigheid des geloofs is hem geopenbaard, — bij het onderzoek der Schrift gaf de Heere hem het licht der oogen, om te lezen en te verstaan, dat een mensch, een zondaar, een door en door bedorven mensch, gerechtvaardigd wordt uit vrije genade door het geloof zonder de werken der Wet. De rechtvaardigheid Gods, die God eischt en naar Zijn heilig Wezen is, is hem in het Woord ontdekt als eene rechtvaardigheid, niet door onze werken, maar door- Christus in Zijnen dood aangebracht, ja als eene rechtvaardigheid, die ons eigen wordt door het geloof, waarmede een gansch verloren zondaar „Amen'' zegt op zulk een eeuwig liefdewerk van Christus, dat Hij Zichzelven overgaf tot een offer voor onze zonden. Het was Luther niet gemakkelijk dit te gelooven met toepassing op zichzelven. Immer had liij den strijd wegens zijne onwaardigheid en zijne verdorvenheid, en nochtans alléén dit Woord Gods gaf hem troost en moed, om als een zondaar tot God te komen; dit Woord deed hem den Heere liefhebben, Die hem het eerst had liefgehad; dit Woord ook deed hem zonde zien in alle menschelijke regelen en inzettingen, waarin hij te voren zijne rechtvaardigheid had gezocht. Luther heeft het ervaren, hoe onmogelijk het eenen mensch is, zich uit vrije genade te laten rechtvaardigen en zaligmaken. De Heere Zelf deed hem geene gerechtigheid vinden in eigen werken, tranen, gebeden of boetedoeningen. En. dat hijzelf geene gerechtigheid of vrede daarin vinden kon, is hierin gelegen, dat hij door de verborgene werking des Heiligen Geestes zich uiet tevreden kon stellen met eenen scliijnvrede of eene schijngerechtigheid, — zijne gerechtigheid moet zijn gerechtigheid Gods, zijn vrede vrede Gods. Toen God hem dan gansch had ontbloot, en hem in zijne verlorenheid het licht opging van genade en rechtvaardigheid Gods door het geloof alléén, o hoe werd hem alles nieuw, de gansche Heilige Schrift. Vreesde hij te voren de woorden boetvaardigheid en bekeering, dewijl hij immer dacht aan werken, die hij doen moest, aan eene heiligheid, die hij hebben moest, en waartoe hij onbekwaam was, nu werd het hem een zoet vermaak zulke woorden te betrachten, want hij had geleerd, dat alleen liet offer van een verbroken en verslagen hart Gode behaagt. Hij getuigt het zelf in alle eenvoudigheid: „de w o o r d e n der S c h r i f t (die hem vroeger verschrikten) s n e l d e n mij te g e m o e t van a l l e kant en l a c h t en mij toe en s p r o n g e n v r o o i ijk om mij henen."
Was het dan wonder; dat zijn hart gloeide van toorn eti smart, toen de pauselijke aHaten alleronbeschaamdst werden uitgevent, en de aflaatkramers de vergeving van begane en zelfs nog te begane zonden voor geld verkochten ? van toorn wegens de verloochening van de volkomene offerande van Christus en wegens den vrijbrief voor alle teugelloosheid! van smart, dewijl de zaligmakende genade van Jesus Christus, dïe hijzelf ondervond, voor de Gemeente werd bedekt, en het arme volk aan valschen vrede en metterdaad aan zonde en duivel en eeuwig verderf werd overgeleverd. — Om het eeuwig heil der ziele moest hij getuigen tegen de leugen. Zondaars, die tot hem kwamen in den biechtstoel, die door hem vermaand werden de slechtigheden te verlaten, verklaarden zich daartoe ongezind en beriepen zich op de gekochte aflaten. Wat moest de bedroefde prediker nu anders doen, dan op den kansel de gekochte zondenvergeving in het licht stellen van het Evangelie, dat de vergeving aller zonde aan den boetvaardige om niet belooft? Wat anders, dan de ware bekeering en de ware boetvaardigheid uit het Woord aan zijne Gemeente voorhouden ?
Wat kon de doctor der heilige Godgeleerdheid, die gezworen had de waarheid Gods te zullen verdedigen, anders, dan zich uitspreken in zulke stellingen , waarin hij de leere Christi betuigde en het valsch gebruik der aflaten aanviel ? Daarom luidt de eerste van de aan de slotkerk aangeslagen stellingen aldus: „Wanneer onze Meester en Heere Jesus Christus zegt: Bekeert u, wil Hij, dat geheel het leven Zijner geloovigen op aarde eene standvastige en voortdurende boetvaardigheid zij." Maarten Luther dacht er niet aan, om als hervormer op te treden; hij bemoeide zich niet met eens anders ambt (1 Petr. 4 : 15), hij wilde den paus wel paus laten, zelfs de bisschoppen wel bisschoppen, alle mochten wel regeeren in de Kerk, als zij het Woord Gods maar predikten of lieten prediken. Luther verbond zich niet met velen tot een bepaald doel, b. v. om aan de Kerk een ander bestuur te geven ; — alléén en zonder medeweten van iemand anders dan van den levenden God trad hij op naar zijn ambt en roeping; de nood was hem opgelegd om niet te zwijgen van het waarachtig Evangelie, en — gelijk de Heere Christus Zijne Apostelen had uitgezonden, om in Jerusalem, in den moordenaarskuil, te getuigen van de waarheid en genade van Christus, zoo ook was zijn Woord eene getuigenis der waarheid, een Woord des Heiligen Geestes: „ D a t is de weg, wandelt in d e n z e l v e n " , overeenkomstig de belofte des Heeren aan Zijn Zion : „Uwe o o g en z u l l e n uwe l e e r a a r s z i e n ' ' , Jes. 30 : 21.
Dit getuigenis der waarheid heeft het nu alles alléén gedaan. Gelijk de Heere Jesus eens zonder hulp Zijner discipelen door Zijn machtig Woord den tempel reinigt (Matth. 21), zoo heeft Hij ook den paus overwonnen door Zijn Woord en Zijnen Geest, leggende het getuigenis der waarheid in den mond van zwakke men8chen. Alzoo heeft de Heere Christus den paus, dezen vyand der Kerk, aan banden gelegd. Maar de vijanden der Kerke Gods slapen niet en steken steeds het hoofd op. De duivel als de leugenaar van den beginne werkt immer in de kinderen der ongehoorzaamheid, om de leer der vrije genade te. bedekken onder alle men schel ij ke7 dikwijls schoonschijnende leeringen en werken; de gansche wereld is hun dienstbaar in dit heilloos werk, en ons eigen vleesch en bloed is zwak en laat zich zoo licht uit verborgene eigengerechtigheid bedriegen, om de rechtvaardigheid door het geloof in Jesus Christus alléén, (zij het niet in woorden, dan in daden) te laten varen voor wat menschen werken, doen en drijven. Daarom heeft de Kerk, ja ieder mensch Gods, immer noodig gereformeerd te worden ; en aan deze reformatie heeft deel een iegelijk, die gelooft, en alzoo onder de heerschappij der genade staat, dat de Heere hem van alle eigene werken afbrengt om alleenlijk te gelooven , om in den Heere Jesus Christus te wandelen, — geworteld en opgebouwd in Hem en bevestigd in het geloof, — gelijk hij Hem heeft aangenomen tot zijnen eenigen en algenoegzamen Zaligmaker. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

De Kerkhervorming.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's