Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerkhervorming. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerkhervorming. (Slot.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe noemen wij dan de Kerkhervorming met een waarachtig hart „de gezegende Kerkhervorming"? Het gaat toch niet aan, om van de Kerkhervorming te maken, wat men wil, het is toch niet naar waarheid om eigene booze en goddelooze leeringen, om eigengekozene wegen en werken van zonde en eigengerechtigheid goed te stempelen door de uitwendige zegeningen der Hervorming, n.l. vrijheid van geweten en verlossing van de pauselijke priesterheerschappij tot geloofsartikelen te .verheffen!
Het is voorwaar den mensch eigen, om personen, die aller achting hebben afgedwongen, als zij g e s t o r v e n zijn, tot zich en zijne werken te trekken, om eigen werk door hunnen naam als door den naam van heiligen te doen goedkeuren; desgelijks om groote gebeurtenissen, die aan veler geweten openbaar zijn geworden als zegenrijke, van God bewerkte gebeurtenissen, tot eigene wrerken te trekken, om de eigene werken onder den naam van zulk eene gebeurtenis bij het volk ingang te doen vinden, zooals de oneerlijke lieden hunne verkeerde lading onder eene goede vlag aanbrengen. Daarvoor moet echter zulk eene gebeurtenis lang genoeg voorbij zijn, zoodat de ware zegen van zulk een feit bij het volk vergeten is. En de mensch vergeet de zegeningen Gods, hij vergeet niets zoo spoedig dan wat God gegeven heeft. Daarop werkt de Satanas en de wereld om hunne werken te volbrengen.
Alzoo is er dan ook niemand onder wie den naam van Protestant draagt, of hij roemt deze Hervorming en zegenthaar en veelal om eigen leer en werk te kroonen, en den waren zegen der Hervorming te verdonkeren en nutteloos te maken. Men noemt zich toe met den naam van „zonen der Hervorming1 ' of „echte zonen der Reformatie"', zoo ongeveer als de Joden (Joh. 8) zich noemden „kinderen van Abraham, hunnen vader." Maar de Heere Christus voegt hun toe: „Indien gij kiuderen Abrahams waart, zoo zoudt gij de werken van Abraham doen. Maar nu zoeken zij Mij te dooden, eenen mensch, die u de waarheid gesproken heb. Dat deed Abraham niet. Gij doet de werken uws vaders, — gij zijt uit den vader den duivel, — deze is een leugenaar, en de vader, der leugenen."
Waaraan wordt dan het bedriegelijk roemen der Kerkhervorming onderkend? Hoe openbaart zich de vijandschap tegen de Hervorming en haren zegen? Hoe zegenen wij haar met waarachtige harten en loven en pryzen God voor deze weldaad ?
Alle valsche roem in de Hervorming, alle vijandschap tegen haar maakt zich hierin openbaar, als zij het Evangelie van Gods heerlijkheid en genade als den waren en dierbaren schat der Kerk achterstelt en verdonkert, om daarentegen haren uiterlijken zegen, vooral de vrijheid, zóó in de hoogte te steken en op loszinnige of vleeschelijke eigengerechtige wijze te misbruiken, dat zelfs ook deze, tot hun verderf, hun in een'vloek verkeerd wordt. Zoo doen allen, die zichzelven eenen vrijbrief geven voor alle leer en wandel, of die heil en zegen zoeken in uitwendige verlossingen en afschudding van allerlei juk. —
Voorwaar, indien dit ons leven is, dan knabbelen wij aan de harde, ons zelfs schadelijke schaal, maar de pit en de kern blijft ons verborgen, m. a. w. wij zijn en blijven daarbij dienstknechten der zonde en mogen al meenen in het huis der Hervorming en alzoo in het huis Gods te wonen, — hier blijft het gelden : „de d i e n s t k n e c h t b l i j f t n i e t eeuwiglijk in het h u i s , de zoon blijft er eeu wig lij k."
Neen, wanneer ons hart niet is bij den schat der Kerk, bij het Evangelie der genade Gods, in de Hervorming aan het licht gebracht, dan hebben wij andere schatten en kunnen de Kerkhervorming niet zegenen! Wie zijn het wel geweest, die in Luthers leven God gezegend hebben, Die dezen man verwekte, om te betuigen, dat het Evangelie der genade de ware en dierbare schat der Kerk is? Laat ons onder de velen slechts één voorbeeld aanhalen, dat van Myconius, den beroemden Hervormer, die ook met Luther in het Evangelie heeft gearbeid. Myconius hoorde den atfaatkramer Tetzel zijne aflaten aanbieden met de woorden: „Ziet, nu is het de welaangename tijd, nu is de dag der zaligheid." Het was den jongen man waarlijk om de Goddelijke genade te doen. Zoo sprak hij dan tot den aflaats-commissaris: „Ik ben een arme zondaar, en heb aan eene vergiffenis om niet behoefte.'' De aHaatkramer vorderde echter geld, en Mvconius moest betalen, en hij werd onmeedoogend weggezonden, omdat hij niet had. „Daarover was ik zeer bedroefd", zegt hij, „maar ik gevoelde in mij eenen Trooster, Die mij zeide, dat er een God in den hemel is, Die zonder geld en zonder prijs, om Zijns Zoons Jesns Christus wille, aan boetvaardige zielen vergiffenis schenkt.''
Deze jonge man, wiens hart door zulke genade Gods geheel overwonnen en getroost werd, verbergde zich in zijn klooster, om de stellingen van Luther te lezen, en groote troost vervulde zijn hart, dat daardoor zoo bemoedigd werd, om zich alleen aan Gods genade, aan den Heere Jesus Christus toe te vertrouwen. — Wie nu aan Mvconius gelijk zijn, zullen met een waarachtig hart de Hervorming zegenen, want de ware zegen ontgaat hun niet, het Evangelie is hun schat.
Het klinkt zulken armen zondaars als hemelsch gezang in de ooren, wat Luther betuigt in zijne 36ste stelling: „leder Christen, die een oprecht berouw over zijne zonden ondervindt , heeft eene geheele kwijtschelding van straf en schuld, zonder dat hij daartoe aflaten behoeft."
Wanneer zegenen wij dus de Kerkhervorming, en loven en prijzen God voor deze weldaad? Als het ook o n s eene behoefte des harten is geworden, om God te hebben tot onzen God, om voor Zijnen heiligen Rechterstoel rechtvaardig te zijn, en om in heiligheid en gerechtigheid voor Zijn aangezicht te wandelen al de dagen onzes levens. Dat is de uitverkorene Kerk, over haar gaat het eeuwig welbehagen Gods, deze is de Bruid des Lams, gekocht door Zijn bloed. Aan haar verschijnt de heiligheid Gods in Zijne heilige Wet, — hare oogen worden geopend, en zij ziet, dat zij naakt is voor God, — geen kleed uit eigen werken en zuchten, noch uit boetedoeningen of tranen kan hare zonden en naaktheid voor de vlammende oogen des Heiligen bedekken, — zij is arm, schuldig, onrein eu bedorven, zij kan geenen penning tot hare schuld betalen, niet ééne eenige zonde weder goedmaken.
Daar wordt het hart moede van werken en tobben, en belast onder al de machtelooze pogingen om de zonden te boven te komen. Daar wordt de ijdelheid van alle menschelijke aflaten ondervonden, want de vrede komt niet, wTelk werk de mensch of het eigen hart ook aanprijst. En hoe weerspannig en beangst zulk een arme zondaar ook is, om niets dan een zondaar en schuldenaar te zijn, zoo kan hij toch niets beters aanbrengen. — Wie aldus verloren zijn, worden behouden door het Evangelie, dat hen opneemt met alle schuld en zonde en ellende, dat hun den Heere Jesus toont in Zijne algenoegzaamheid. Zij ervaren het Evangelie van Christus als eene kracht Gods tot zaligheid eenen iegelijk, die gelooft. Hun lof van de Hervorming is niet, dat zij zonen of echte zonen zijn der Hervorming, maar dat het Evangelie van Gods heerlijkheid en genade is de ware en dierbare schat der Kerk, en bij dezen schat is hun arme hart. Geen aflaat, geene vrijspreking van zonde en schuld, geen grond van zaligheid in eenig werk, noch in eenige uitwendige zaligmakende kerk, geen steunen op waardigheid of heiligheid, maar troost uit den mond des Heeren, getuigenis des Heiligen Geestes aan het arme en arglistige hart, gerechtigheid in Christus Jesus, om aan Zijne hand door dit leven te gaan, opdat duivel, wereld en ons eigen vleesch ons niet te sterk zijn, — ziedaar de behoeften van alle aan zichzelven ontdekte zondaars; dat alles wordt hun beloofd door het Evangelie van Christus, daar vinden zij hunnen rijkdom, — dat is hun schat. Deze zijn door God geroepen, om den lof Zijner daden en Zijner woorden te vermelden.
Daarom zal d i e mensch het meest de Kerkhervorming zegenen , die heden de armste en voornaamste van alle zondaren is; zijn hart zal het meest bij den schat des Evangelies zijn.
En allen, in wier harten de Heere eenen gebaanden weg maakt, zullen zich niet beroemen, dat zij ware zonen der Hervorming zijn, zij zullen veeleer het aangezicht van schaamte bedekken, dat zij zoo weinig dat Evangelie verstaan als hunnen waren schat. Zij zullen zich niet beroemen in hunne getrouwheid, om het Evangelie als hunnen schat te bewaren, maar dat de Heere Zelf het bewaart en ook door menigen nood naar ziel en lichaam het hun dierbaar maakt. Schaamrood moet des Heeren Kerkbruid worden , als haar Bruidegom haar vragen zal naar hare trouw, nochtans, als door schade en schande henen, zal zij met het Woord eene woekerwinst doen voor hare eigene ziel, om in te gaan in de vreugde haars Heeren. Schaamrood mag dan ook worden een iegelijk, die zich den naam van Protestant of zoon der Her vorminggeeft, en die dezen schat niet kent tot z[jne vaste vertroosting in leven en sterven.
De Heere zal wel komen om met vlammend vuur wraak te doen over degenen, die God niet kennen en het Evangelie van onzen Heere Jesus Christus niet gehoorzaam zijn. Moge nog menigeen opschrikken uit zijnen bedriegelijken en eigengereclitigen waan van vrijheid, om te verstaan, dat de ongerechtigheid wordt gezocht, en dat er banden des doods zijn en angsten der helle, waaruit alleen Jesus Christus, de sterke Held en het Lam Gods, ons verlossen kan. Moge nog menigeen v a n God bekennen, dat Hij rechtvaardig is, en van z i c h z e l v e n , dat hij onrechtvaardig is, dan zullen alle gerechtigheden van menschen als kaf voor den wind verstuiven, en het zal hem tot troost wezen, dat de Heere in het Evangelie zegt: „Men zal v a n Mij z e g g e n : G e w i s s e l i j k , in den H e e r e z i jn g e r e c h t i g h e d e n en s t e r k t e , tot Hem zal men k o m e n ; maar zij z u l l e n b e s c h a a m d w o r d e n a l l e n, d i e t e g e n H e m o n t s t o k e n z i j n . Maar in den H e e re z u l l e n g e r e c h t v a a r d i g d w o r d e n en z i c h b e r o e m en h e t g a n s c h e z a a d van I s r a ë l ."
Rechtvaardigheid Gods wordt in het Evangelie van Christus aan het licht gebracht als eene rechtvaardigheid uit geloof tot geloof, opdat een mensch, een zondaar, wegwerpe alle bedekselen zijner schande, opdat hij geloove, alleenlijk g e l o o v e, alzoo den Heere Jesus hebbe aangegrepen als zijne sterkte. —
Welzalig de mensch, wien dit kleinood dierbaar geworden is, die arm genoeg is om alle tijdelijke zegeningen der Hervorming gering te achten bij dezen schat voor de eeuwigheid. Allen armen zondaars roepen wij toe: Bewaart dezen schat, het Evangelie van Gods heerlijkheid en genade! blijft daarbij van ganscher harte, want de Heere Jesus heeft gezegd: „ I n d i e n g i j l i e d e n in Mij n W o o r d bl ij f t , zoo z i j t g i j w a a r l i j k Mijne d i s c i p e l e n ; en z u l t de w a a r h e i d v e r s t a a n , en de w a a r h e i d zal u v r i j m a k e n.''

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

De Kerkhervorming. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's