Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring der zeven Brieven: Openbaring van Johannes 2 en 3.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring der zeven Brieven: Openbaring van Johannes 2 en 3.

(Uit een Brief van Dr. Kohlbrügge aan een vriend, — Mei 1842.) (Slot.)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN DE GEMEENTE DER LAODICENSEN 3 : 14 — 22.
(Vervolg en slot.)
__________
Vs. 17. Want gij zegt: Ik ben r i jk en v e r r i j k t geworden, en heb geens dings g e b r e k ; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en j a m m e r l i j k , en arm, en b l i n d , en naakt. — W a n t gij z e g t , wel niet tot allen zoo openbaar; maar toch zegent gij uzelven zoo in uwe harten: immers, ik ben r i j k , — in welstand bloeiende, gekend van den beginne, in genade aangenomen, gerechtvaardigd, geheiligd, ik heb de zuivere waarheid zooals niemand ze beter weet te leeren, het rechte Evangelie, de ware waarheid, de zuivere kennis. Wat zoudt gij ons mededeelen, dat wij al niet hebben, of weten, of ondervonden hebben? wat zoudt gij hebben, dat wij niet hebben? wij weten het beter! — En v e r r i j k t g e w o r d e n , — wy nemen toe, zijn en worden bevestigd, krijgen de overhand, verwerven ons aanhang, gunst, uitbreiding, gedurige bevestiging van boven; heden komt deze, morgen gene tot ons over; God heeft ons van alles voorzien, en ik h e b g e e n s d i n g s g e b r e k , ik heb niets van noode. Waarlijk, ik behoef u niet; hebt gij mij niets anders te leeren en te zeggen, dan hetgeen gij brengt, ga dan liever heen; wie zijt gijp God heeft mij geleerd en mij genoeg onderlegd van alles, zoodat ik uwe woorden niet behoef. Ik ken den weg niet, dien gij leert, en zoo en zoo heeft God mij gezworen, zoo en zoo heeft Hij tot mij gezegd; acht gij dan in het geheel niet op zulke gewichtige dingen en geestelijke bedeeling, als ik heb. Ik ben wel in mijzelven niets, matig mij ook niets aan; maar bij zulke woorden, als gij brengt, moet ik toch zeggen: „niets noodig1', mijn huis is vol en wordt nog dagelijks voller. — En g i j w e e t n i e t . Gij leeraars in Israël, die vanwege den tijd uzelven lang had moeten-kennen, dat gij zoo genadevol niet zijt, als gij u bij anderen voordoet en zoo breed zit; gij, die uzelven betrouwt leidslieden der blinden, onderwijzers dergenen, die naar den weg vragen, gij leert uzelven niet; gij weet niet, dat gij, — ja juist gij, die u daartoe te ver gevorderd, te begenadigd waant, — de e l l e n d i g e n z i j t , waarvoor gij juist de zoodanigen houdt, die niet zijn, gelijk gij, en die gij met uw evangelie en met uwen rijkdom tot doorbraak zoekt te brengen; en j a m m e r - l i j k , — het ziet er bij u veel erger uit, dan bij degeuen, over wie gij jammert, dat zij dat licht niet hebben, die genade niet deelachtig zijn, die gij zegt te hebben, en dien gij het als het ware aandragen wilt; en arm, —gij hebt niets bij God uitstaan, schoon gij meent, dat gij eenen grooten schat in den hemel verkregen hebt; en b l i n d , — gij weet niet wat zonde, wat genade, wat Wet, wat Evangelie, wat vleesch, wat Geest 'is, en spreekt van dit alles ordelijk naar uw verstand, zooals een blinde van de kleuren. Zoo leert gij aan anderen den weg, maar weet niet, dat het einde er van de dood is; en n a a k t , — gij zijt ontbloot van de gerechtigheid, en hebt daarom geene gemeenschap met den Vader en den Zoon, en zult Gods aangezicht in gerechtigheid niet aanschouwen.
Vs. 18. Ik r a a d u, dat gij van Mij k o o p t g o u d, b e p r o e f d k o m e n d e uit het v u u r , o p d a t gij ' r i jk •moogt w o r d e n ; en w i t t e k l e e d e r e n , o p d a t g i j moogt b e k l e e d w o r d e n , en de s c h a n d e uwer n a a k t h e id n i e t g e o p e n b a a r d worde; en zalf uwe oogen met o o g e n z a l f , o p d a t gij z i e n m o o g t . — I k r a d e u; — aan die Mij onderworpen zijn geef Ik bevelen, aan die Mij gelijk schijnen te staan, zich Mij gelijk stellen, of zich boven Mij verheffen, kan Ik alleen raad geven; evenwel het verwaarloozen, of in den wind slaan van eenen getrouwen en koninklijken :alleen wijzen raad, heeft onherroepelijke gevolgen, meer dan ihet overtreden eener koninklijke wet, en uw eigen geest moet <mede instemmen, dat deze raad goed is. Dat g i j v a n Mij •moogt g e k o c h t h e b b e n . Het zij dan zoo, dat gij veel 'hebt en rijk zijt, maar gij zult er niet mee doorkomen daar, waar de stoelen des gerichts staan. Wat baatte het Saul, of hij een ander hart kreeg, dat hij een ander man werd en profeteerde, en dat al deze dingen op éénen dag kwamen? Ziet als Avare Ik, een arme koopman, die er van leven moet, zucht Ik door de traliën van uw venster tot u: maakt, dat gij van Mij gekocht hebt, eer het te laat is, — het lijdt geen uitstel, — iets, dat ten minste waarde heeft, daar gij wat aan hebt, dat niet verworpen zal worden; koopt het, opdat gij een rechtmatig, waarachtig, wettig, blijvend eigendom hebt, geeft er Mij maar al het uwe voor. — Een s t u k s k e n goud. Ziet Ik wil het niet prijzen in vergelijking van het uwe; maar dat weinige van Mij zal u bij ondervinding zoo geldend blijken, dat gij meer en meer van Mij koopen zult, en het weinige, van Mij gekocht, zal u genoegzaam zijn; als de toetsing komt, zal er dan ten minste g o u d bij u zijn, en gij zelf zult van uwe vergulde schoonheden niet meer spreken; zij zullen ook in uw hart niet meer opkomen, gij zult er u bij schamen en schaamrood worden. — B e p r o e f d u i t h e t v u u r , —het is zuiver goud uit de smeltkroes, en kau allen toets doorstaan. De ergernis en aanvechting om Mijns Woords wille zijt gij nog nooit doorgeweest; gij hebt alles, behalve het Woord Gods en Mjjn getuigenis; want waar het al op aankomt, de gerechtigheid van het Koninkrijk der hemelen, mist gij; koopt dezelve van Mij, — en w i t t e k l e e d e r e n . Ziet, dat weet gij zelf wel, dat gij niet gekleed zijt naar de reinheid Mijns heiligdoms; ziet daarom wel toe, opdat gij bekleed moogt zijn; want met zulk een slordig, bemorst en haveloos kleed omhangen, is het evengoed, alsof gij niet gekleed zijt; — en o p d a t de s c h a n d e uwein a a k t h e i d n i e t g e o p e n b a a r d worde. Ziet, Ik zie ze wel, en gij kunt ze met de lompen van uw zondaarspak niet bedekken. — Daar gij dan weet, dat bij alles, wat gij hebt, gij toch niets hebt, en gij gevoelt, dat gij naakt staat, en de schande uwer naaktheid en het ontbloot-zijn van hetgeen toch alleen waarachtig is u verlegen maakt, zoo repareert uzelven niet als Ik weg ben, maar legt af die geleende en vuile kleederen, en geeft prijs dat vergulde goed, dat al zwarter wordt; en koopt van Mij o o g e n z a l f , en strijkt die op uwe oogen, die stikziende zijn; die altoos alles zien, maar nooit dat, wat voor de voeten ligt; altoos God, maar nooit uzelven, — altoos uzelven in eigen weg, maar nooit God; altoos Evangelie, maar nooit gerechtigheid, altoos genade maar nooit de Wet, wijd van begrip; altoos wet, maar nooit de volmaakte Wet der vrijheid; o p d a t gij zien moogt, — waarachtige kennis moogt hebben van Mijn heil, van Mijne geboden, van Mijne wegen, van Mijn doen, van Mijn zijn, en niet langer blind zijt voor uwe eigenlijke verlorenheid, en dat gij vleesch zijt, goddeloos, en Mij niets toebrengende met uwen dienst, met uw loopen en willen, met uw klanken van genade en godzaligheid en verlossing en verzekerd-zijn.
Vs. 19. Zoo wie I k l i e f h e b , d i e b e s t r a f en k a s t i jd I k ; wees dan i j v e r i g , en b e k e e r u. — I k , dat is Mijne wijze van doen; z o o v e l e n als I k l i e f h e b , — waart gij niet het volk, dan zou Ik geene betrekking op u hebben; maar Ik kan niet in u verdragen, dat gij alles, wat gij van God hebt, aan u hebt getrokken, om uzelven te handhaven tegen Gods gerechtigheid en waarheid in, zoodat Ik geen uwer als een goddelooze gerechtvaardigd vind. Omdat Ik u dan liefheb, want Ik bon nog aan u verbonden door oude banden, b e s t r a f en k a s t i j d Ik u, daarom ben Ik zoo scherp en hard met Mijne woorden tegen u en sla u, als met de roede; zult gij Mij daarom vijand worden? Z i j t d a n i j v e r i g!
Zijn er nog eenige ingewanden bij u voor des Heeren Wet, is er nog eenig gevoel van eere Gods en liefde voor Zijne waarheid, zoo zij dat eergevoel bij u ontwaakt, om het uit Mijne volheid te nemen, opdat gij zijt zooals Ik u hebben wil: liefhebbers van Mijne geboden, van Mijn getuigenis, en niet van uw verguld kerkelijk en kunstig samengesteld-zijn, van uw samenzitten en samenheulen in ijdelen, eigenwilligen dienst. — En b e k e e r u, — gij, die als Nicodemus meent, reeds lang bekeerd te zijn.
Vs. 20. Zie, Ik s t a aan de d e u r , en Ik k l o p; i n d i e n i e m a n d Mijne s t em zal h o o r e n , en de d e ur o p e n d o e n , Ik zal t o t h em i n k o m e n , en I k zal met hem a v o n d m a a l houden, en hij met Mij. — Z i e Ik s t a aan de d e u r , — als een koopman, na lang aan de traliën van uw venster gestaan te hebben,— en k l o p . Haast u, eer Ik 'nenenga; alzoo overtuigend toch is u Mijn Woord, dat het treft en grijpt in het binnenste van uw hart. Zoo i e m a n d M ij n e s t e m zal g e h o o r d h e b b e n , — Mijn raad, Mijn getuigenis in zijne ooren is ingegaan, en hij de' d e u r e zal g e o p e n d h e b b e n , zich uit hoogmoed niet schamende voor de geburen, en zich niet verhardende in gierigheid, belust op zijn schijn-goed: Ik zal tot hem i n k o m e n , Ik, Die hem tot nu toe goed heb laten ge- .voelen, dat hij geene gemeenschap met Mij heeft, zal Mij geheel aan hem geven en m a a l t i j d met hem h o u d e n ; — Ik zal zijne verkeerde dingen terechtzetten in een oogenblik, en zijn hout tot brood, en zijn water tot wijn maken; — en hij met Mij, hij zelf zal bekennen, dat al zijne vorige genietingen, waarmee hij hoereerde, niets zijn; hij zal met blijdschap smaken, zich zat en dronken maken, zich verlustigen in hetgeen hij ziet, waarin Ik leef.
Vs. 21. Die o v e r w i n t , I k zal hem g e v e n met Mij te z i t t e n in M ij n e n t r o o n , g e 1 ij k a l s I k o v e r w o n - n e n h e b , en ben g e z e t e n met M i j n e n Y a d e r in Z i j n e n troon. — De o v e r w i n n e n d e , die zich er uiten doorworstelt met Mijn getuigenis door die gemeente, die Mozes als eenen moordenaar van des Ileeren volk schold, toen de rotte Korach's, die, tegen Mijn getuigenis in, zich wilde staande houden als rijk en verrijkt, zich boven Mijne getuigen dorst verheffen.— I k zal h e m g e v e n met Mij te z i t t e n op M i j n e n t r o o n , dat is beter, dan te zitten in het eer- en voorgangers-gestoelte, of op den voetbank van hetzelve, in zulk eene gemeente. — G e l i j k I k o v e r w o n n en h e b , het getuigenis Mijns Vaders vastgehouden en gehandhaafd heb tegen Mijn volk, dat alles had, en toch Mijne spraak niet kende. Rom. 9: 4, 5. — En b e n g e z e t e n met M i j n e n V a d e r , nadat de Mijnen Mij om Zijn woord en Zijne gerechtigheid buiten de stad gebracht hadden , en Mij daar doodden. — Met 'Mij, met M i j n e n V a d e r , — innigste gemeenschap meten deelgenootschap aan de eeuwige vreugde, — (beter gezelschap, dan dat des rijken, wiens rijkdom verrot is) — het tegendeel van hetgeen gij zoudt ontvangen wat zij gelooven en u beloven. Ps. 1 : 1.
Vs. 22. W i e o o r e n h e e f t , die h o o r e , wat de Geest tot de G e m e e n t e n zegt. — T o t de G e m e e n t e n . Houdt Laodicea voor geene doode of slapende Gemeente. Naar de beschouwing en het oordeel van vleesch, naar het zichtbare is en was zij altijd de levendigste, de beste, de zuiverste, de meest begeerlijke.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Ter verklaring der zeven Brieven: Openbaring van Johannes 2 en 3.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's