40. Het Laatste Oordeel.

De w e d e r o p s t a n d i n g der dood en g e s c h i e d t ter oorzake van het L a a t s t e , algemeene O o r d e e l : God heeft eenen dag gesteld, op welken Hij den aardbodem r e c h t v a a r d i g l ij k zal o o r d e e l e n , door eenen Man, dien Hij daartoe verordend h e e f t , nam el ijk Jesus Christus. Hand. 17: 31. Het L a a t s t e Oordeel brengt geene verandering in den toestand van enkelen teweeg, maar het wijst aan een i e g e l i j k voor eeuwig naar lichaam en ziel het deel toe, dat aan de ziel, van af hare s c h e i d i n g van het lichaam, te beurt is gevallen. God heeft eenen dag des Oordeels gesteld, opdat Hij Z i c h z e l v e n in Zijne hoogste r e c h t v a a r d i g h e i d voor de geheele wereld, zoowel in de u i t v e r k o r e n e n als in de v e r d o e m d e n , ver h e e r l i j k e , Rom. 3 : 6; Gen. 1 8 : 25; Ps. 7 : 12; de v e r b o r g e n e dingen des menschen openbare, Rom. 2: 16; 1 Cor. 4 : 5; aan alle menschen van hun geheele aardsche leven en van e lk ijdel woord r e k e n s c h a p a f v r a g e , Matth. 12 : 25, den verdrukten recht doe, de onrecht vaar d i g e n en v e r d r u k k e r s naar h u n n e o n g e r e c h t i g h e i d ver g e l de, 1 Thess. 2 : 6 — 1 0 , en de g e l o o v i g e n en g o d d e l o o z e n, d i e hier g e z a m e n l i j k l e e f d e n , voor eeuwig van e l k a n d e r s c h e i d e , Matth. 13: 49. Volgens de I o p e n b a r i n g van Gods W o o r d , Matth. 25: 31 — 46; O p e n b. 2 0 : 11 —15 en e l d e r s , zal het b i j het L a a t s t e O o r d e e l a l d u s t o e g a a n : Bij den o n d e r g a ng der w e r e l d zal de Zoon des menschen komen in zichtbare gedaante op de wolken des hemels in Zijne h e e r l i j k h e i d , en al de h e i l i g e engelen met Hem; dan zal Hij zitten op den troon Zijner h e e r l i j k h e i d ; de dooden zullen opstaan, de zee, de aarde, het graf en de hel zullen hunne dooden geven; alle menschen, die van den beginne aan op aarde hebben g e l e e f d, k l e in en groot, zoowel de u i t v e r k o r e n e n uit d en
hemel, als de v e r w o r p e n e n uit de hel z u l l e n hun o ps t a n d i n g s l i c h a am o n t v a n g e n en s t a a n voor den R e c h t er van l e v e n d e n en dooden. Hoewel de a a n b l i k van den r e c h t v a a r d i g e n Rechter den v e r w o r p e n e n vreesel i j k e r zijn zal dan de k w e l l i n g e n der hel, Openb. 6 : 16 ; Hos. 10:8; Luk. 23: 30; J e s . 2 : 19 —23, n o c h t a ns moeten zij voor den Zoon des menschen v e r s c h i j n e n, 2 Cor. 5: 10. En Hij zal al de v o l k e n , die voor Hem v e r g a d e r d zijn, van e l k a n d e r scheiden, gelijk de h e r d e r de s c h a p e n van de b o k k e n s c h e i d t ; H i j zal de r e c h t v a a r d i g e n tot Zijne R e c h t e r h a n d z e t t e n , maar de boozen tot Zijne L i n k e r h a n d . Dan z u l l e n de boeken geopend worden, namelijk het boek van Gods alwet e n d h e i d en het boek van het m e n s c h e l i j k geweten, en uit h e t g e e n in de boeken g e s c h r e v e n is, zullen de dooden g e o o r d e e l d w o r d e n , n a m e l i j k naar h u n ne werken. Zoovelen, als er zonder Wet gezondigd h e b b e n , gelijk de H e i d e n e n , z u l l e n ook zonder Wet v e r l o r e n g a a n , en zoovelen, als er onder de Wet g e z o n d i g d hebben, gelijk de J o d e n en C h r i s t e n e n, z u l l e n door de Wet g e o o r d e e l d worden, Rom. 2: 12. Het Oordeel zal g e s c h i e d e n z o n d e r a a n n e m i ng des p e r s o o n s ; een i e g e l i j k zal w e g d r a g e n n a a r dat h i j g e d a a n h e e f t , h e t z i j g o e d , h e t z i j k w a a d ; z o o d at z e l f s de v e r d o e m d e n , al ware het ook k n a r s e t a n - d e n d , de r e c h t v a a r d i g h e i d van het o o r d e e l z u l l en m o e t e n e r k e n n e n , Matth. 20: 13 — 15; 25: 26, 27.
Voor den R e c h t e r s t o e l van C h r i s t u s h e l p t geen v e i n z e n , geene u i t v l u c h t , geen e i g e n d u n k , want de g e h e i m e r a a d s l a g e n des h a r t e n z u l l e n blootg e l e g d w o r d e n , en h e t g e w e t e n zal o p e n l i j k de r e c h t - v a a r d i g h e i d van Gods Oordeel b e t u i g e n , Matth. 2 5 : 44, 45. De u i t s l a g van het O o r d e e l zal w e z e n, d a t , zoo i e m a n d n i e t g e v o n d e n w o r d t , g e s c h r e v en i n het boek des l e v e n s , die zal g e w o r p e n w o r d en in den poel d e s v u u r s ; de b o o z e n z u l l e n i n g a a n in de e e u w i g e pijn, m a a r de r e c h t v a a r d i g e n in het e e u w i g e l e v e n . Dadel ij k na de v o l t r e k k i n g van het O o r d e e l zal h e t e i n d e d e r w e r e l d zijn; de h e m e l en z u l l e n met een g e d r u i s c h v o o r b i j g a a n , en de e l e m e n t e n z u l l e n b r a n d e n en v e r g a a n , en de a a r de en de w e r k e n , d i e d a a r i n zijn, z u l l e n v e r b r a n d e n, 2 P e t r . 3 : 10.
__________
1. Het bestendig getuigenis van de. Heilige Schrift luidt: dat God eenen iegelijk vergelden zal naar zijn werk, Ps. 62 : 13; Jer. 17: 10; Matth. 16: 27; Rom. 2 : 6; Job 34: 11; 1 Cor. 3: 8; 2 Cor. 5: 10; Openb. 22: 12. Hierdoor wordt niet bedoeld, dat de rechtvaardigen door hunne goede werken genade en vergeving bij God verdienen. Volgens de leer van het Evangelie zouden wij verwacht hebben, dat wij zouden lezen: God zal vergelden naar het geloof. Waar echter de menschen met het geloof pralen, zonder de kracht des geloofs te bewijzen, zoo wil ons Gods Woord leeren, dat God niet op de woorden, maar op de kracht zal zien. Het geloof openbaart zich echter in werken; op den dag des Oordeels zullen niet woorden, niet een goede dunk van zichzelven, of geveinsdheid den uitslag geven, maar het werkelijke leven, zooals het geweest is. Dit leert ons tevens, dat op dien dag geenehuichelarij plaats vinden kan. Het loon, dat den geloovigen ten deel valt, is het loon der genade, want de rechtvaardigen zullen zich daarvan geenszins bewust zijn, dat zij ooit iets zouden verdiend hebben, Matth. 25: 37—39; Rom. 6: 23. God kroont in hen het werk van den Heiligen Geest, de vrucht des Geestes, dien Hij Zelf gegeven heeft. De Heere Jesus zegt: Die Mijn Woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven,. Joh. 5: 24. De geloovigen zullen, wel is waar, ook in den dag des Oordeels voor den Zoon des menschen verschijnen en het uitspreken van het vonnis over levenden en dooden bijwonen, maar niet ter hunner verdoemenis, maar tot rechtvaardigmaking, want: die in den Zoon gelooft, wordt niet veroordeeld, Joh. 3: 18.
Het Laatste Oordeel zal voornamelijk dienen tot openbaring van de rechtvaardigheid Gods aan de goddeloozen, want de geloovigen stonden reeds voor Gods Rechterstoel, toen zij het ware geloof in het hart ontvingen en door het geloof de rechtvaardigmaking voor God in Christus verkregen; van dit oogenblik af aan zijn zij reeds aan alle verdoemenis ontkomen.
2. De Apostel Paulus zegt: Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordeelen zullen? Weet gij niet, dat wij deengelen oordeelen zullen? 1 Cor. 6 : 2 , 3. Hierdoor bedoelt de Apostel niet, dat de geloovigen te zamen met Christus mede rechterlijke kracht zullen uitoefenen; de eenige Rechter over levenden en dooden is de Zoon des menschen; de geloovigen zullen de wereld en de gevallen engelen oordeelen, omdat zij hen door hun leven veroordeelen, daar zij, hoewel zwakke en zondige schepselen zijnde, evenals de verworpenen, zich nochtans aan de genade Gods in Christus hebben vastgeklemd, en daardoor aan het verderf zijn ontvloden; hierdoor zullen zij, die verloren gaan, met de gevallene engelen erkennen, hoe rechtvaardig hunne verdoemenis is, daar zij niet w i l d e n behouden worden.
De Heere Jesus zegt, dat het den lande van Sodom en Gomorraverdragelijker zijn zal in den dag des Oordeels, dan derzelvestad, die het Evangelie van Christus niet heeft aangenomen,- Matth. 10: 15, en leert ons daardoor, dat zij, die gelegenheid hadden, om tot de zaligheid te komen, en ze nochtans verwierpen, een veel zwaarder Oordeel zullen ontvangen dan zij, die nooit iets van de zaligheid hebben vernomen: evenals de rijke, die aan gemak en weelde is gewend, veel smartelijker nood en ontbering gevoelt, als hij in armoede vervalt, dan de mensch, die in armoede geboren is. De Heere bedoelt echter geenszins hiermede, dat zij, die in dit leven nimmerhet heilaanbrengend Evangelie gehoord hebben, lichter zalig worden, dan de gedoopte geloovigen, of, dat zij nog na den dood hoop hebben op bekeering en zaligheid, zie Rom. 2: 12.
Voor de geloovigen en de verdrukten om der gerechtigheid wille is de dag des Oordeels eene machtige vertroosting, dat God hun recht doen zal, alle onrecht en geweld zal te niet doen, het bloed der martelaren en Zijner trouwe getuigen wreken, de onderdrukten verhoogen en den gewelddoeners rechtvaardig vergelden zal, terwijl Hij wederom tot eere zal brengen hen, die de wereld in hare goddeloosheid en haren farizeeschen ijver heeft vervolgd en verdoemd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen